ABN Amro en het iets te creatieve zelfbeeld van de bankier

Rob Wijnberg
Oprichter

ABN Amro heeft honderd topmanagers een salarisverhoging gegeven van 20 procent. Twintig - pats, boem - procent. Of zoals de bank het zelf formuleerde in het bijbehorende persbericht:

De managers gaan er, legt de bank uit, netto immers wel zo’n 5 tot 10 procent in inkomen achteruit, omdat ze voortaan in plaats van 100 procent maximaal 20 procent van het salaris aan bonussen mogen verdienen - een maatregel van de wetgever om de exorbitante beloningen in de financiële sector aan banden te leggen. Afgaande op het pr-bericht van de bank, moet het ongeveer zo zijn gegaan:

‘Willen jullie méér of minder gaan verdienen?’ vroeg ome Gerrit aan zijn managers.

‘Minder, minder, minder!’ scandeerden de managers.

En zo geschiedde.

In vergelijking met de gemiddelde bestuurskamer van een bank zijn zelfs Ivo Niehe en Mart Smeets nog bakens van zelfrelativering

Nu, het netto sommetje van Zalm zal vast en zeker kloppen, maar dat neemt niet weg dat de staatsbank hiermee wel een enorme middelvinger richting haar eigenaar opsteekt (of zoals NRC Handelsblad-columnist Bas Heijne het verwoordde: de overheid stelt een bonusplafond in en de bank weet die, met een beetje creatief boekhouden, zo goed als te neutraliseren. De belastingbetaler mag de bank redden als ze op omvallen staat door flagrant mismanagement, maar oh wee als ze zich gaat bemoeien met de miljoenen op jaarbasis die ‘de top’ zichzelf daarvoor toebedeelt. Hoe arrogant wil je het krijgen? In vergelijking met de gemiddelde bestuurskamer van een bank zijn Ivo Niehe en Mart Smeets nog bakens van zelfrelativering.

Maar ergerlijker nog dan de salarisverhoging zelf, is het argument waarmee deze wordt gerechtvaardigd. De loonsverhoging is nodig, zo stelt de bank, om talent vast te houden: ‘Je moet concurrerend belonen, anders hol je je bank uit. Het is onvermijdelijk,’ aldus bestuursvoorzitter Gerrit Zalm.

Het mag met recht een klassieker in het repertoire worden genoemd, deze anders-loopt-het-talent-wegredenering.

Om misverstanden te voorkomen: ik ben allerminst tegen meritocratische principes. Buitengewoon talent mag bovengemiddeld beloond worden. Als kersvers ondernemer in de journalistiek weet ik maar al te goed: naar de getalenteerdste pennen is nu eenmaal meer vraag - en meer vraag drijft de prijs op, zo simpel is het. Dus ja, talent kost geld.

Toch is dit argument hier totaal misplaatst - en wel om drie redenen.

1. Betaling en prestatie correleren nauwelijks

Ten eerste, er is inmiddels heel wat onderzoek waaruit blijkt dat beloningen voor de top nauwelijks tot niet correleren met bedrijfsprestaties. Sterker nog, naar het effect van beloningen voor het topmanagement op de bedrijfsprestaties toonde zelfs het omgekeerde aan: ‘We vonden geen systematisch bewijs dat managementbeloning positief correleert met de prestaties van een bedrijf,’ schrijft onderzoeker Pieter Duffhues, er bleek zelfs ‘een statistisch significant negatief verband te bestaan tussen de betaling enerzijds en de prestaties anderzijds.’ Amerikaans onderzoekers kwam tot dezelfde conclusie: ‘[...] excess compensation (both director and CEO) is associated with firm underperformance.’

2. Over welk talent hebben we het precies?

Ten tweede, over welk talent hebben we het eigenlijk, waarvan de bank zo vreselijk bang is dat het wegloopt? Als de afgelopen zeven jaar ons iets geleerd hebben, dan is het toch wel dat vooral het nemen van enorme risico’s, het verzinnen van bizarre financiële producten, het misleiden van consumenten en, niet in de laatste plaats, het op de rand van de afgrond brengen van de eigen werkgever tot de belangrijkste talenten in de financiële sector behoren.

Stel je eens voor dat de bank niet in staat zou zijn deze uitzonderlijke talenten te behouden: dan gooi je misschien zomaar een volgende financiële crisis met het badwater weg. Of niet, Gerrit?

Helemaal bont maakt managing director Chris de Groot - ex-medewerker van ABN Amro en nu consultant - het, als hij eerst zijn critici van ‘populisme’ beticht, vervolgens met het meest populistische fictieve echtpaar ooit op de proppen komt, om af te sluiten met de meest bizarre gedachtekronkel ooit gedebiteerd in dit debat:

‘In plaats van populistisch in te spelen op de gevoelens van teleurstelling, rancune, jaloezie en wrok bij het publiek, zouden [politici] er beter aan doen te zorgen hoe we bijna 1 miljoen werklozen in Nederland weer aan een baan kunnen helpen. Kamerleden Merkies (SP), Klaver (GroenLinks), Nijboer (PvdA) en Kerstens (PvdA), hoe leggen jullie Henk en Ingrid uit dat hun baan bij ABN Amro en Nationale Nederlanden nu door iemand in Londen is ingepikt?’

U leest het goed: goddank is de top van ABN Amro 20 procent meer gaan verdienen, want zo blijven de banen van Henk en Ingrid tenminste behouden.

Aarde aan Chris! Hallo? Chris? Ben je daar?

3. Als het argument klopt, is dát het probleem

En ten derde: als het inderdaad waar is wat Zalm en De Groot zeggen, en de bank wordt daadwerkelijk ‘uitgehold’ als de salarissen niet prompt omhoog schieten zodra de bonussen aan banden worden gelegd, dan is dát op zichzelf het fundamentele probleem in de bankenwereld. Het verraadt dat de bankensector zichzelf nog steeds niet de nutsfunctie heeft aangemeten die de samenleving van haar verlangt.

Het werk van bankiers zou zo saai en bescheiden moeten zijn dat je er nauwelijks talent voor nodig hebt om het goed te kunnen

Het argument laat zien dat banken zichzelf ondanks alles nog altijd als een soort ‘creatieve industrie’ beschouwen, waar ‘talent’ vertrekt zodra het grote geld elders lonkt, zoals de slimste programmeurs van Facebook ook overlopen naar Google als daar een dikkere boterham te verdienen is. Maar dat is precies het zelfbeeld waarvan je zou hopen dat bankiers er inmiddels wel van waren afgestapt: hun werk - beetje krediet verstrekken, wat rente uitdelen, een veilige belegginkje aanbieden, her en der een verzekerinkje slijten - zou zo saai en bescheiden moeten zijn dat je er nauwelijks talent voor nodig hebt om het goed te kunnen - behalve dan het talent om risico’s te beperken en solide investeringen te herkennen.

Anders gezegd, ik geloof om sociaalwetenschappelijk onderbouwde redenen geen snars van Zalms argument, maar mocht ’ie gelijk hebben, dan vrees ik met nóg veel grotere vrezen: bankier word je kennelijk nog steeds om je ‘talent’ in te zetten voor flitswinst in ruil voor een vettere bonus, niet om de samenleving te dienen. Dat deze cultuur opgeld doet bij een bank wier voltallige management officieus ambtenaar mag worden genoemd, maakt het alleen maar erger. En dat hun baas dat ‘onvermijdelijk’ noemt, maakt het bijna hopeloos.