De laatste tijd heb ik veel nagedacht over vrijheid en de begrenzing ervan omwille van het milieu. Volgens mij is dat een open zenuw in het klimaatdebat.

Iedereen weet dat er strenger beleid nodig is om uitstoot en vervuiling te beperken, maar het idee dat effectieve klimaatmaatregelen de consumptievrijheid van inwoners zouden begrenzen, is taboe. Politici van links tot rechts verzekeren hun electoraat: wij pakken jou niets af. Je kunt tot in het einde der tijden gehaktballen blijven eten, wij zijn er trouwens zelf ook

Maar wat als ons wel iets afgepakt moet worden, omdat we onszelf en al het andere leven op aard de afgrond in consumeren?

Stilte. Eng idee.

Een van de boeken die me hielpen hierover na te denken is Over vrijheid van de Amerikaanse essayist Maggie Nelson. Zij verkent vrijheid in vier gebieden: kunst, seks, drugs en klimaat. De moraal van Nelsons verhaal is dat vrijheid ingewikkeld is. We praten erover in clichés en slogans, maar de praktijk van leven in vrijheid is ongemakkelijk, ongerijmd en vol tegenstrijdigheden.

Zo staan plicht en vrijheid niet tegenover elkaar, schrijft Nelson, ze zijn juist met elkaar verbonden. Als mensen onder de noemer van vrijheid doen waar ze maar zin in hebben, doen ze vaak (onbewust) een beroep op het plichtsgevoel van anderen – bijvoorbeeld om hun troep op te ruimen. En omgekeerd geldt: wie zichzelf een beperking oplegt, bijvoorbeeld door te stoppen met roken, kan daardoor juist vrijer worden, want hij leeft langer en gezonder en is geen slaaf meer van de nicotine.

Over vrijheid vond ik niet heel leesbaar – Nelson citeert wel erg veel anderen, ze maakt veel gedachtes niet helemaal af, ze cirkelt naar mijn smaak iets te veel om haar onderwerp heen. Maar haar boek is wél heel prikkelend. In deze nieuwsbrief bespreek ik drie cruciale inzichten uit Nelsons boek, in mijn eigen woorden.

1. We leven met beperkingen

We vertellen elkaar graag dat we onbegrensde mogelijkheden hebben. Wat wil je later worden? Werk hard en je zult slagen! In schoolbanken, fitnesszalen en voor de spiegel maken wij iets van onszelf.

Maar kantel je blik een kwartslag, en je ziet dat wij als diersoort toch vooral beperkt zijn. We kunnen niet vliegen. Ons lichaam functioneert alleen binnen een hele smalle marge tussen onderkoeling en koorts. We hebben voedsel en water nodig, onderdak en liefde. We hebben niet geheel in de hand wie we zijn of worden, we worden gevormd.

Het onomstotelijke feit dat we op een planeet leven, brengt ook al beperkingen met zich mee: er is hier geen oneindige hoeveelheid zoet water, we kunnen de lucht niet eindeloos vervuilen, als we niet oppassen stoken we het hier te heet, en we zijn afhankelijk van elkaar en andere wezens die allerlei onzichtbare maar onmisbare dingen voor ons doen – bacteriën bijvoorbeeld die voedingsstoffen uit de bodem beschikbaar maken voor de wortels van gewassen.

Er zijn dus ecologische voorwaarden voor het leven op aarde – schone lucht, het bestaan van die andere wezens, enzovoort. Het concept van ‘planetaire grenzen’ beschrijft de uitersten van die voorwaarden: het feit dat we betekent dat we nu op grote schaal de mogelijkheid van het leven zelf ondermijnen.

2. Ons vrijheidsbegrip heeft geen kaas gegeten van ecologische grenzen

De manier waarop we in het Westen over vrijheid praten en denken, geeft totaal geen rekenschap van het bestaan van deze ecologische grenzen.

Sterker nog: we zijn vrijheid steeds meer gaan zien als iets wat we bereiken door grenzen te trotseren. Hoe meer een samenleving zich kan onttrekken aan natuurlijke beperkingen, hoe vrijer die is. Hoe minder beperkingen jou worden opgelegd, hoe vrijer je bent. Hoe meer je kunt bezitten en consumeren wat je wil, hoe vrijer je bent.

Het probleem is alleen dat juist dit vrijheidsdenken uiteindelijk uitmondt in onvrijheid, bijvoorbeeld wanneer mensen op de ene plek zich dood werken voor de goedkope gympen van mensen op een andere plek, en wanneer mensen ’s zomers wekenlang binnen moeten schuilen, met ramen en deuren gesloten, vanwege de bosbranden verderop.

Door natuurlijke grenzen te trotseren maken we onze wereld niet groter, maar kleiner: omdat de stijgende zeespiegel land wegvreet en omdat extreme temperaturen steeds meer gebieden onleefbaar maken.

3. Vrijheid binnen ecologische grenzen

We hebben dus een nieuw idee van vrijheid nodig, dat juist vertrekt vanuit beperking. De uitdaging is dan om ons vrijheid niet voor te stellen als het trotseren van grenzen, maar het accepteren ervan.

Dat kan een keuze zijn. Bewust kiezen voor de begrenzing van de winning en het gebruik van olie en gas, bijvoorbeeld, omdat de verbranding ervan ons voorbij een planetaire grens voert.

De keuze voor beperking kan een nieuwe vorm van vrijheid opleveren, zoals die roker die zichzelf meer vrijheid kan geven door te stoppen.

Een nieuw idee van vrijheid

Volgens mij raakt Nelson met haar hoofdstuk over vrijheid en klimaat aan een van de grote problemen van deze tijd. We zijn individuele consumptievrijheid als hoogste goed gaan zien. Daarom staan er gehaktballen op de voorpagina’s van De Telegraaf en het AD als het in de Tweede Kamer over een vleestaks gaat: het verdwijnen van goedkope gehaktballen zou een inperking van onze vrijheid zijn.

Maar wat als juist die inperking meer vrijheid oplevert? Wat als juist de begrenzing van onze consumptie de sleutel is naar een nieuw soort vrijheid? Niet de vrijheid van de goedkope vliegtickets, maar de vrijheid van een leefbare wereld.

Nelson citeert ergens de filosoof Brian Massumi: ‘Vrijheid gaat niet over het afrekenen met, of ontstijgen aan, beperkingen. Het gaat erom die beperkingen te kantelen, tot een bepaalde graad van vrijheid. Je kunt niet echt ontsnappen aan de beperkingen. Niemand kan ontsnappen aan de zwaartekracht [...]. Uit beperkingen ontstaat altijd vrijheid – het is de creatieve omkering ervan, niet een of andere utopische ontsnapping eraan.’

Niet dromen dus over een vlucht – een ticket naar Mars, een technofix die alles oplost, of een apocalyps die in een klap een einde maakt aan al die vervelende milieuproblemen. Maar accepteren dat er beperkingen zijn, dat de wereld krimpt, dat niet alles meer kan – en dan van die beperking juist het startpunt van een nieuw idee van vrijheid maken. Wat voor beleid zou dat opleveren? Kan het democratisch? Wordt het leuk? Ik kom erop terug.

Tot de volgende,

Jelmer