Bijna alle noodhulp ter wereld komt uit deze woestijn
Op een onwaarschijnlijke plek, midden in de woestijn, ligt de grootste voorraad noodhulpgoederen ter wereld. Dekens, tenten, emmers en lijkzakken wachten op de volgende grote ramp. Maar waarom liggen ze juist daar, in Dubai? En hoe zit het met de arbeidsomstandigheden voor de immigranten die er werken? Een reisverslag vanuit een onwerkelijke stad.
Een gloednieuwe lap asfalt tekent een rechte streep door de woestijn van de Verenigde Arabische Emiraten, zo ver het oog kan zien. De skyline van Dubai verdwijnt in de achteruitkijkspiegel; de lange sprieten van oneindig veel wolkenkrabbers vervagen in de stoffige lucht.
Alle kleuren zijn vaal van het zand. Het is nog geen zomer, maar buiten loopt het al tegen de 40 graden Celsius. Langs de weg niets dan lage grauwe begroeiing, elektriciteitskabels en een enkele kameel. De kilometers tikken weg.
Plotseling verschijnt een oase van palmen, fonteinen en spiegelend glas. Op de gevel staat in kapitalen: ‘International Humanitarian City.’ Het lijkt een onwaarschijnlijke locatie, maar sinds vorig jaar is dit officieel de grootste hub van noodhulpgoederen ter wereld.
Hier liggen honderdduizenden tonnen hulpgoederen opgeslagen, klaar voor de volgende grote ramp. Dekens, tenten, emmers, zeep, zeilen, tandenborstels, muggennetten, medicijnen. Maar ook: kogelvrije vesten, auto’s, lijkzakken, generatoren en waterzuiveringsinstallaties.
In totaal gaat het om meer dan 52.000 vierkante meter opslagruimte (zo’n acht voetbalvelden, met daarop stellingkasten van zo’n tien meter hoog), en nog eens 10.000 vierkante meter kantoorruimte. Afgelopen jaar kwam meer dan 70 procent van de noodhulp voor Syrië vanuit Dubai.
En dat alles krijgt de humanitaire gemeenschap gratis. Voor nop. Cadeautje van de overheid van Dubai. Het is een uniek model in de wereld: een land dat niet alleen geld of goederen doneert aan noodhulporganisaties, maar ook ruimte, werknemers en handige douaneregelingen voor de snelle import en export van goederen. Hoe werkt dat? En waarom doet Dubai dit?
De visie van ‘Zijne Hoogheid’
De Verenigde Arabische Emiraten zijn een piepjong land. Volgend jaar wordt de unie van zeven Emiraten 42 jaar. Waar de Emirati enkele decennia terug nog parelvissers en dadelhandelaren waren, wonen zij nu in een van de snelst groeiende zakencentra ter wereld.
De Emiraten hebben het geld dat ze verdienden met onder meer olie- en gasvoorraden geïnvesteerd in een hypermoderne infrastructuur. De haven van Dubai is de grootste tussen Rotterdam en Singapore, en daar vlakbij ligt de grootste belastingvrije zone ter wereld. Dubai wil het centrum van de wereld worden.
‘Alles wat je hier ziet is een zorgvuldig uitgedachte, jarenlange strategie van het leiderschap,’ zegt Julien Chauvelle van het Dubaise kantoor van Artsen Zonder Grenzen. Hij wijst vanuit de auto op een enorme muurschildering van de huidige premier, de emir van Dubai. ‘Zo’n strategie is makkelijk te volgen in een autocratie. En nog makkelijker als je bijna geen bevolking hebt.’
Hoewel de Emiraten zo’n 9 miljoen inwoners hebben, zijn er maar een miljoen echte Emirati, de rest zijn immigranten. ‘De Emirati krijgen alles wat ze willen van de overheid,’ zegt Chauvelle. ‘Het is hier een dictatuur, vergis je niet. Maar de Emirati zijn gelukkig. Ze hebben geen democratie nodig, ze hebben alles al.’
Maar alleen een zakencentrum zijn, vond het leiderschap van de Emiraten niet genoeg. Ook op humanitair vlak willen de Emiraten het centrum van de wereld worden. ‘De rijken moeten geven aan de armen,’ is een bekende uitspraak van de eerste president van de Emiraten, sjeik Zayed bin Sultan Al-Nahyan, die tot 2004 aan de macht was. ‘God heeft ons deze voorspoed gegeven om ons land te ontwikkelen, en om bij te dragen aan de ontwikkeling van minder voorspoedige landen.’ En de Emirati lijken de daad bij het woord te voegen. Sinds dit jaar hebben de Verenigde Arabische Emiraten de hoogste bijdrage van humanitaire donaties naar bruto nationaal inkomen.
En de Emirati gaan nog een stapje verder. In 2007 werd een wet ingesteld door sjeik Mohammed bin Rashid Al-Maktoum, waarin werd vastgelegd dat een humanitaire ‘stad’ gebouwd zou worden, volledig gefinancierd door de overheid, met als doel het helpen van noodhulporganisaties: de International Humanitarian City. Hulporganisaties van de Verenigde Naties kunnen geheel gratis gebruik maken van alle kantoor en opslagfaciliteiten, non-gouvernementele organisaties (ngo’s) tegen kostprijs. In 2011 was de nieuwe locatie af.
De voordelen van Dubai
In de hal van de International Humanitarian City word je ontvangen door de airco, het geluid van twee fonteinen in de hal en negen man bewaking. De marmeren vloer glimt en glittert. De sjieke kantoren van de hulporganisaties worden maar weinig gebruikt. Het echte werk vindt plaats op tien minuten rijden - een recht stuk asfalt door de woestijn - in een complex van lage, blauwe opslagloodsen.
Vlak naast elkaar zitten hier de voorraadkantoren van de drie grootste hulporganisaties in het IHC: VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, de Internationale Federatie van het Rode Kruis, en het World Food Programme. UNHCR heeft hier bijvoorbeeld de helft van haar wereldwijde voorraden liggen: goed om 350.000 mensen wereldwijd binnen 24 uur te bedienen van eerste levensbehoeften. Voor alle drie de organisaties geldt: bij een grote ramp komen de eerste hulpgoederen bijna altijd uit Dubai.
Bij een grote ramp komen de eerste hulpgoederen bijna altijd uit Dubai
Inmiddels heeft de International Humanitarian City 55 ‘partners’: organisaties die gebruikmaken van hun diensten. Het zijn zowel VN-organisaties, als ngo’s, als bedrijven. Veel van hen waren al aanwezig in Dubai voordat de IHC werd opgezet.
Want Dubai ligt midden tussen drie continenten: strategisch een zeer gunstige locatie om snel te reageren op een ramp. Twee derde van de wereld kan vanaf Dubai binnen acht uur vliegen bereikt worden. Er zijn in Dubai zeven vliegvelden, een enorme haven en een heel goede infrastructuur. Dat maakt het de ideale logistieke hub, met veel dienstverleners. Die competitie drukt de prijzen. De brandstofprijzen zijn laag en er zijn altijd vliegtuigen beschikbaar. Visa voor het Midden-Oosten zijn er gemakkelijker te regelen dan elders.
En daar komt de steun van de overheid dan nog eens bij. Naast de gratis faciliteiten - opslag, kantoor, conferentiezalen, inclusief alle elektriciteitskosten voor het koelen van de pakhuizen in de woestijn - worden de hulporganisaties geheel vrijgesteld van in- en exportbelastingen. Het IHC regelt kortingen bij hotels en vliegmaatschappijen voor de hulpmedewerkers.
En de lijntjes naar de overheid zijn korter dan kort. De CEO van het IHC werkte voorheen voor de vrouw van de sjeik. ‘Voor ons is de situatie in Dubai erg handig,’ geeft Soliman Daud van UNHCR toe. ‘Je hebt hier een kleine groep hoogopgeleide mensen aan het roer, die begaan zijn met de humanitaire wereld. Als we iets nodig hebben van de overheid, krijgen we dat.’
In de afgelopen vijf jaar heeft de leiding van de Emiraten 135 miljoen dirham (27 miljoen euro) in de IHC gestopt. Afgelopen jaar was dat 60 miljoen dirham (12 miljoen euro).
Te mooi om waar te zijn?
Het klinkt allemaal een beetje te mooi om waar te zijn. Geven is natuurlijk nobel, maar zijn er niet nog meer redenen voor Dubai om zo gul te zijn? Wat heeft Dubai hieraan?
CEO van de IHC Shaima Al-Zarooni - diepzwarte mascara, lichtroze lippenstift en een zwarte hoofddoek iets achter haar haarlijn geschoven - zit in haar kantoor op een witte leren bank. Over de leuning ligt een schapenvachtje. Ze nipt van een enorme kop groene thee. ‘Dubai wil in alles nummer één zijn,’ vertelt ze. ‘Dus ook in de humanitaire wereld. Onze sjeik heeft de visie om de humanitaire hoofdstad van de wereld te worden.’ Ze wijst op het portret van de sjeik aan haar muur en zegt dan: ‘Zijne hoogheid is fantastisch in het waarmaken van zijn visie.’
De aanwezigheid van de grote hulpreuzen trekt allerlei commerciële bedrijven naar Dubai
Maar waarom juist de humanitaire wereld? Gaat het niet ook om imago? ‘We willen levens redden,’ zegt Al-Zarooni. ‘Maar inderdaad, het IHC is ook heel belangrijk om het internationale imago van Dubai te verbeteren. We zijn een moslimland, en er is veel spanning over moslims in de wereld. Maar geven aan de armen zit juist heel erg in onze islamitische cultuur. Zo’n filantropisch instituut helpt onze reputatie.’ Bovendien willen de Emiraten laten zien dat ze niet alleen maar om economisch gewin draaien, zegt Al-Zarooni. ‘Bij een ontwikkeld land hoort ook het bieden van hulp.’
Soliman Daud van UNHCR ziet dat veel Arabische landen worstelen om hun internationale imago op te krikken. ‘Qatar heeft Al-Jazeera, en Dubai kiest nu de humanitaire kant,’ analyseert hij.
Maar Dubai zou Dubai niet zijn, als er niet ook een businessmodel aan het IHC kleeft. De aanwezigheid van de grote hulpreuzen trekt allerlei commerciële bedrijven naar Dubai, die diensten en goederen verkopen aan de hulporganisaties. Die nieuwe bedrijven creëren werkgelegenheid en betalen belastingen. En UNHCR kocht vorig jaar bijvoorbeeld voor 50 miljoen dollar aan goederen in de Emiraten.
De immigranten van Dubai
Het opmerkelijke van Dubai als noodhulphub is dat veel inwoners van de stad afkomstig zijn uit landen die met grote regelmaat noodhulp ontvangen. Het grootste deel van de bevolking van de Emiraten - meer dan 42 procent - is namelijk geïmmigreerd vanuit Zuid-Azië. Het zijn Bengalen, Filipino’s, Indiërs, Pakistanen. Ze worden via speciale recruitmentbedrijfjes in hun eigen land geworven om in Dubai te komen werken.
Ze werken meestal aan de bouw van nieuwe infrastructuur, maar bijvoorbeeld ook als pakhuismedewerkers voor de hulporganisaties. Over de werk- en leefomstandigheden van deze arbeiders zijn al veel verontrustende berichten naar buiten gekomen. Zorgen de hulporganisaties wel goed voor hun medewerkers?
De werknemers in een ‘work camp’ slapen vaak met vijf man op een kamer
Julien Chauvelle van Artsen Zonder Grenzen, dat hier voorraaden aanhoudt om zo’n 11.000 gezinnen in nood te kunnen helpen, wijst vanuit zijn auto op ommuurde blokken huizen. Ze lijken nog het meest op de Bijlmerbajes: kleine raampjes in hoge betonnen muren. Binnen de muren zijn wat kleine parkjes, waar groepjes Bengalen op het gras zitten. Dit is een ‘work camp.’ Hier wonen de immigranten die in de belastingvrije zone werken. Ze slapen vaak met vijf man op een kamer.
Chauvelle vertelt hoe moeilijk het is te controleren of de werknemers goed behandeld worden. ‘In het begin vond ik het erg lastig. Ik bedoel, als zo iemand 5 dollar per dag verdient, is dat voor hen misschien veel… maar waar ligt de grens?’
Chauvelle zucht. ‘Natuurlijk controleren wij de mensen die direct in ons pakhuis werken. We letten op of mensen lachen op de werkvloer, we controleren de work camps waar ze wonen. We willen geen krantenkoppen over hoe wij mensen uitbuiten in plaats van helpen. Maar als ik een truck huur, hoe weet ik dan wat de omstandigheden van die chauffeur zijn? Of als ik voor een noodsituatie heel veel extra mensen nodig heb, hoe kan ik dan heel snel alle woonomstandigheden checken?’
Het is moeilijk licht te schijnen op deze donkere kant van Dubai.
Naast elkaar werken, of met elkaar werken?
En er zijn meer grijze gebieden. In februari vorig jaar bezocht VN-secretaris-generaal Ban Ki-Moon de International Humanitarian City. Hij noemde het IHC een perfect voorbeeld van ‘hoe de internationale gemeenschap hulpuitdagingen effectief kan oplossen door nauw samen te werken.’ Maar werken de organisaties in het IHC wel samen?
In de praktijk blijkt dat niet echt het geval. ‘We kennen elkaar allemaal, want onze pakhuizen staan vlak naast elkaar,’ vertelt Goran Zuber van IFRC. ‘Informeel overleggen we dus wel. Maar organisatorisch werken we niet samen. Het blijft ieder voor zich.’ De organisaties mogen dan hetzelfde doel hebben, en hulp naar dezelfde gebieden sturen - het zijn ook concurrenten, die strijden voor dezelfde pot donorgeld.
Dat zie je ook terug in de pakhuizen. Elke organisatie heeft voorraden van dezelfde soort spullen staan: dekens, zeilen, tenten, enzovoorts. Elke organisatie heeft een eigen garage om dezelfde auto’s klaar te maken voor rampgebieden. En elke organisatie heeft zelfs z’n eigen heftrucks. Af en toe wordt weleens een vlucht gedeeld, of wat opslagruimte uitgewisseld. Maar daar blijft de samenwerking bij. Een gemiste kans.
Niet iedereen wil meedoen
Ondanks de grootste plannen, zijn de kantoren van het IHC nog allesbehalve de drukke hub die je je voorstelt bij een ‘humanitaire hoofdstad.’ Een producent van tenten vertelt dat zij wel een kantoor hebben in de IHC, maar dat niemand er wil zitten. Het is te ver weg van andere activiteiten. Toch verschijnt her en der al wel een hijskraan in de verte. Voor de wereldtentoonstelling van 2020 zal hier een nieuw stadscentrum uit de grond gestampt worden.
Maar er zijn ook hulporganisaties die überhaupt niet in de IHC willen werken. Artsen Zonder Grenzen zit wel in Dubai vanwege de gunstige locatie, maar blijft uit principe buiten de IHC opereren. Het is en blijft een overheidsinstelling. Julien Chauvelle: ‘Wij willen als hulporganisatie onze onafhankelijkheid bewaren. En dat gaat volgens ons niet samen met zulke giften van overheden.’
CEO Al-Zarooni benadrukt dat de IHC een neutrale instantie is. ‘Er zijn geen strings attached, hoor.’ Maar wanneer de toekomstplannen voor het IHC ter sprake komen, wordt toch opeens duidelijk hoe dicht de Emiraten-dictatuur en de IHC verweven zijn.
‘We zijn nu bezig met het ontwikkelen van een nieuw vijfjarenplan,’ glimlacht Al-Zarooni. Wat houdt dat plan dan in? Ze kijkt nerveus naar de persvoorlichter. ‘Daar kan ik niet over spreken. Dat is strategie. En dat is nog niet goedgekeurd door ons leiderschap.’
Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Postcode Loterij Fonds voor Journalisten van Free Press Unlimited.