Natuurbescherming is een kwestie van geloof

Thomas Oudman
Correspondent Voedsel
Illustraties door Brian Elstak (voor De Correspondent)

Hoe zouden we kunnen samenleven met de natuur, in plaats van haar te beschermen in aparte natuurgebiedjes? Dat leerde ik van Jaguarman, een boek van Raoul de Jong over de zoektocht naar zijn Surinaamse voorouder die in een jaguar kon veranderen.

Eén worden met de natuur is leerde ik op de universiteit. We hebben nooit in harmonie geleefd Dat er nu wereldwijd zo veel mensen kunnen leven, is juist te danken aan technologie waarmee we aan de natuur ontsnappen.

En inderdaad, mens en natuur worden steeds meer gescheiden. Steeds meer mensen leven het westerse leven, op basis van steeds intensievere landbouw, waarin steeds minder ruimte is voor wilde natuur. Die natuur moet juist floreren in omheinde natuurgebieden, waar we onze activiteiten tot een minimum beperken.

In de praktijk werkt die tactiek tot nu toe slecht. Wereldwijd sterven soorten sneller uit dan ooit. En ook in Nederland gaat de biodiversiteit ondanks honderden beschermde natuurgebiedjes nog altijd achteruit. Onze nationale vogel, de grutto, dreigt nu uit Nederland te verdwijnen – net als vele andere vogels, insecten en plantensoorten waar de weilanden een eeuw geleden nog vol van waren.

Misschien moet het helemaal anders, Er zijn namelijk genoeg bevolkingsgroepen die wél kunnen zorgen voor de natuur waarvan ze tegelijk leven. Niet door het apart te zetten, maar juist door zichzelf te zien als een integraal onderdeel ervan.

Wat nu als we voor de verandering juist wél proberen om één te zijn met het andere leven? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Zelf een roofdier worden

Hoever je daarin kunt gaan, las ik in het boek van Raoul de Jong. Hij beschrijft zijn zoektocht naar een van zijn voorouders in Suriname, die kon veranderen in een jaguar. Dat is pas één zijn.

Volgens de christelijke vader van De Jong aanbaden hun Surinaamse voorouders natuurgeesten. Dieren, planten en bomen, net als hun verre voorouders in Afrika. De Jongs overgrootvader, of misschien overovergrootvader, was een wintipriester – een medicijnman.

Dankzij de kracht van de duivel kon deze man veranderen in een jaguar, vertelt De Jongs vader. Een erfelijke kracht. ‘Alsjeblieft zoon, laat het rusten.’

Maar Raoul de Jong doet het omgekeerde. Hij start een zoektocht naar Jaguarman, te beginnen bij winti.

Geen goden maar natuurkrachten

Winti is een religie met en onderdeel van de cultuur van de tot slaafgemaakten. Het is de Surinaamse versie van wat in Brazilië candomblé heet, op Cuba santeria, vodou op Haiti, en voodoo in de Verenigde Staten.

In deze religie staan geen goden centraal, maar een waaier aan natuurkrachten: winti’s, die elk mens om zich heen heeft. Winti’s komen in allerlei soorten en maten. Sommige winti’s komen en gaan, andere erf je van je familie.

Mensen kunnen een deel van de eigenschappen van hun winti’s overnemen. Je moet specifieke dingen voor je winti’s doen en laten om ze tevreden te houden.

Een van die winti’s is de tigri. De tijger dus. Oftewel de jaguar – vroeger ook wel Zuid-Amerikaanse tijger genoemd.

De kracht van cultuur

Cultuur, dat is een verzameling van kennis, kunde, en rituelen die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Geen versiering, maar een verzameling gebruiken die menselijke gemeenschappen in staat stellen om te gedijen in de specifieke ecosystemen waartoe ze zijn veroordeeld.

Klompen en kaas zijn sleetse souvenirs, maar ook toepasselijke symbolen van een cultuur die Nederlanders in staat stelt om te overleven in een zompige rivierdelta, waar vooral gras en wilgen

Marrons ontsnapten van de plantages, en vormden permanente, zelfvoorzienende gemeenschappen in het regenwoud, die tot op de dag van vandaag bestaan

In de Surinaamse jungle kom je niet zo ver met koeien en klompen. Toen Nederlanders het land in de zeventiende eeuw in handen kregen, was vernietiging het enige wat ze ermee konden. Het regenwoud en mangrovebos omhakken, en plantages opzetten. Althans, dat deden ze niet zelf, maar dat klusje knapten ze op door mensen uit Afrika tot slaaf te maken.

Gedwongen door hun onderdrukkers vernietigden die het bos. Maar juist deze Afrikanen bleken wél te weten hoe je van het Surinaamse regenwoud kan leven zonder het kapot te maken. Dat bewezen de marrons: zij ontsnapten van de plantages, en vormden permanente, zelfvoorzienende gemeenschappen in het regenwoud, die tot op de dag van vandaag bestaan.

Dat konden ze dankzij de Afrikaanse cultuur, die ze op de slavenschepen hadden meegenomen. En dankzij die van de oorspronkelijke bewoners van Suriname – bevolkingsgroepen zoals de Arowakken en Caraïben. De Jong leert dat sommige van hun medicijnmannen – piaimannen – ook konden transformeren in jaguars.

Is dat waar de tigri vandaan komt? Die vraag blijkt niet zo makkelijk te beantwoorden.

Ook de marrons worden geen tijgers meer

Tijdens de slavernij werden de wintirituelen door hun overheersers vaak oogluikend toegestaan op begrafenissen, trouwerijen, en oogstfeesten. Maar na de afschaffing van de slavernij werd winti verboden in Suriname. De christelijke machthebbers zagen er gevaar in, en deden er alles aan om winti weg te zetten als een achterlijk geloof.

Sindsdien wordt winti ook door het overgrote deel van de zwarte bevolking in Suriname gezien als gevaarlijke afgoderij. Om mensen te vinden die deze religie nog beoefenen, moet je het binnenland in.

Maar ook daar vindt De Jong Jaguarman niet. De oorspronkelijke bewoners van Suriname zwijgen als het graf, en marrons kunnen De Jong niets vertellen over diertransformaties. Het lijkt erop dat de schrijver te laat is.

Dat wordt De Jong verteld door Frits van Troon, een van de grootste natuurkenners van Suriname. Die woont op een eilandje in het Brokopondomeer, in een klein stukje oorspronkelijk regenwoud dat nooit is gekapt. Van Troon kent er elke boom. Hij leerde de Latijnse namen van Nederlanders, maar de regels van de natuur leerde hij van de piaimannen.

Tot in de jaren zestig was het eiland van Van Troon helemaal geen eiland. Het was een heuveltop te midden van het regenwoud.

Het nieuwe aanbedene: goud

Het Brokopondomeer is ontstaan na de bouw van een stuwdam, om stroom op te wekken voor Een stuk bos ter grootte van de provincie Utrecht verdween erdoor onder water. Vijfduizend marrons werden door het water verdreven, net als ontelbare andere dieren en planten. De regering plaatste de marrons in betonnen huisjes langs het meer, waar ze hun leven opnieuw moesten opbouwen. 

De marrons vergaten in één generatie wie ze waren geweest

Deze marrons aanbidden sindsdien geen natuurkrachten meer, vertelt Van Troon. Veel van hen Mens en dier worden in de binnenlanden van Suriname door het afval van goudwinning

In hun betonnen huisjes aan de rand van het Brokopondomeer, zo schrijft De Jong, vergaten de Marrons in één generatie wie ze waren geweest. ‘Je zou kunnen zeggen: van jaguars veranderden ze in slaven. Niet van een meester met een zweep of van een priester met een Bijbel, maar van de huur en de rekeningen en de deadlines, van de noodzaak om geld te verdienen om te overleven.’

Wordt winti, na eeuwenlange slavernij te hebben overleefd, nu dan toch nog gedood?

De kracht om slavernij te overleven

Pas op de boot terug uit het binnenland krijgt De Jong het ontbrekende puzzelstukje, als hij natuurgids Kenneth ontmoet. Kenneth is een marron, en hij vertelt dat er ook in zijn familie iemand was geweest waarvan wordt gezegd dat die kon veranderen in een jaguar.

De natuurkracht waarmee hij dat deed was meegenomen uit Afrika, vertelt Kenneth, en wordt door zijn familie tot op de dag van vandaag levend gehouden in een tempeltje in zijn geboortedorp Santigron – een marrondorpje niet ver van Paramaribo. Die kracht is de kromanti, een winti van de lucht, die houdt van de kleuren blauw, zwart en wit, en niet houdt van zout, want dan kan hij niet vliegen.

In het over winti leest De Jong later dat de kromanti bestaan uit een familie van zeven Afrikaanse broers, die zich allemaal op verschillende manieren manifesteren. Een van hen is de tigri-winti. Een luipaard.

Een aantal van de grootste marronstrijders waren De kracht van Jaguarman, concludeert De Jong, is de kracht die de tot slaaf gemaakten van Suriname in staat stelde om te overleven. 

En die kracht leeft. Nog steeds.

Terug naar natuurbescherming wereldwijd

Terug in Nederland schuift De Jong zijn deadlines een week op, en voert op aanwijzing van wintipriesteres Misi Elly een ritueel uit op zijn kamertje in Rotterdam. Een spirituele ervaring krijgt hij niet, maar wel een openbaring.

‘De geschiedenis wordt geschreven door de winnaars, Jaguarman’, schrijft hij. ‘Misschien moeten we daaraan toevoegen: de toekomst wordt bepaald door de mensen wier verhalen wij geloven.’

De Jong herschrijft zijn eigen verhaal. Zijn vader stamt niet af van slaven, maar van jaguars.

Jaguarman is een viering van de mensen die het eigen verhaal van de tot slaaf gemaakten zijn blijven doorvertellen, en daarmee een betere toekomst helpen vormgeven.

Zo overstemt De Jong het verdriet van het grote verlies dat tussen de regels door pijnlijk voelbaar wordt. Dat van de slavernij en de onuitwisbare gevolgen ervan. Maar ook het verlies van het regenwoud, dat tot op de dag van vandaag doorgaat, met dank aan het kolonialisme. De planten en de dieren, ook de mensen en hun culturen die erin tot bloei zijn gekomen.

De toekomst van de natuur

Dit leerde ik over natuurbescherming, uit een boek over de geschiedenis van de slavernij in Suriname: ook de toekomst van de natuur wordt bepaald door de verhalen die we geloven.

Nederland herbergt geen jaguars. Maar wel koeien, grutto’s en Wolven ook weer, sinds kort. Kunnen wij daar één mee worden? Hoe onzinnig, hoe gevaarlijk is het, om te geloven dat het kan?

Minder gevaarlijk, waarschijnlijk, dan te geloven van niet.

Lees ook: