Deze belasting maakt alle andere belastingen overbodig
Economen zijn het er al meer dan honderd jaar over eens: hef belasting op grond, niet op arbeid. Zo wordt ongelijkheid tegengegaan en wordt wonen weer betaalbaar.
Op een luie zondagochtend weet ik mijn zoon Miran (9) en buurjongen Tinus (10) te porren voor een potje Monopoly.
Erg enthousiast zijn ze niet: ze vinden het spel saai en voorspelbaar. De speler die als eerste huizen bouwt, krijgt al snel een voorsprong. Zeker als ‘ie het verdiende geld weer investeert in nieuwe huizen. De anderen halen dat nooit meer in.
De winnaar eindigt zo met stapels geld, de andere spelers zijn blut en gefrustreerd. Strategie komt er nauwelijks aan te pas. Het is een kwestie van geluk hebben – of pech.
De huidige woningmarkt lijkt sprekend op een spelletje Monopoly. Wie op tijd een huis gekocht heeft, ziet het vermogen groeien. Wie nu nog geen eigen huis heeft, komt er bijna niet meer tussen.
Die gelijkenis is geen toeval: het spel is in 1903 zelfs bedacht om precies deze wetmatigheid te laten zien. De oorspronkelijke versie, The Landlord’s Game, bood echter ook een uitweg.
Tijdens het spel kon je op ieder moment besluiten de regels te veranderen, als de meerderheid het daarmee eens was. Dan werd alle grond gemeenschappelijk bezit en vloeide een groot deel van de winst terug naar alle spelers. Zo maakte je van Monopoly een coöperatief spel, zonder winnaars en verliezers. Kortom: welvaart voor allen in plaats van winst voor één speler.
Wat zou er gebeuren als we die alternatieve spelregels op de huizenmarkt toepassen?
Dat is iets waar mijn opa zijn leven lang voor gepleit heeft. Hij was nog jong, een jaar of dertig, toen hij voor het eerst kennismaakte met het werk van de Amerikaanse econoom en journalist Henry George (1839-1897). En net als de bedenker van The Landlord’s Game raakte mijn opa in de ban van zijn ideeën.
Grondbezit als oorzaak van ongelijkheid
De kiem voor het denken van Henry George werd gelegd toen hij in 1868 voor het eerst New York bezocht. Hij was stomverbaasd dat er in het economisch centrum van de Verenigde Staten, waar miljoenen immigranten vanuit de hele wereld naartoe trokken voor een betere toekomst, zo veel mensen in armoede leefden. ‘Het schrijnend contrast tussen monsterachtige overdaad en onbeschrijfelijk gebrek’ trof hem diep.
Hoe kon het dat alle vooruitgang die de industriële revolutie had gebracht niet tot het uitroeien van armoede had geleid? vroeg George zich af. In zijn boek Progress and Poverty (1879) wees hij grondbezit als de oorzaak van de ongelijkheid aan. Door grondbezit worden de rijken immers steeds rijker en de armen steeds armer. En dat maakt privé-eigendom van grond een grote fout, vond hij.
Grond is een basisvoorziening, net als water en lucht
George betoogde dat de aarde er voor iedereen is: ieder mens heeft recht op het gebruik van een stukje grond om op te leven en in het eigen levensonderhoud te voorzien. Oftewel: grond is een basisvoorziening, net als water en lucht. Met dat idee kreeg George in zijn tijd veel aanhangers.
Ik erfde het boek van George van mijn opa, net als een archiefdoos vol brieven, tijdschriften en krantenknipsels over ‘het grondvraagstuk’. Voor mijn opa, Wim Costerus, was het een uiterst principiële zaak. In zijn ogen was het eigendom van grond net zo onjuist als de slavernij. ‘Daar is gelukkig een eind aan gekomen. Op dezelfde manier zal er ook een einde moeten komen aan de grondslavernij’, vertelde hij in een interview met Elseviers Weekblad.* Opa had er een complete omwenteling van de maatschappij voor over om dat te bereiken. Volgens hem was het slechts een kwestie van prioriteiten stellen.
Dus richtte hij, na zijn pensionering als jurist, in 1971 een stichting op om deze idealen te verwezenlijken. Als voorzitter van Stichting Grondvest was hij van plan zich te wijden aan ‘grote, belangrijke en moeilijke taken die jaren zullen vergen’, schreef hij in het eerste nummer van het Grondvest Bulletin. Samen met medebestuurders Wim Born en Daan Reiche wilde hij een einde maken ‘aan de verrijking van partikuliere grondeigenaren’ en het ‘waanzinnig onrechtvaardige belastingstelsel’ afschaffen.
Wat als we de regels veranderen?
Wat had ik mijn opa graag over zijn ideeën willen spreken, maar ik was nog maar net achttien, toen hij in 1995 overleed. Ik was destijds een eerstejaarsstudent politicologie in Amsterdam, en voerde actie tegen woningnood en ongelijkheid. Dat vond ik een stuk spannender dan de theoretische uiteenzettingen van mijn opa over grondrecht en eigendom.
Maar ergens heb ik altijd het gevoel gehad dat onze strijd dezelfde was. Dat streven naar een rechtvaardige samenleving, dat heb ik toch zeker van hem geërfd?
Om daarachter te komen, moet ik het nu doen met zijn brieven, artikelen en interviews. En die blijken helaas taaie kost.
De spelregels van The Landlord’s Game zijn gelukkig makkelijker te doorgronden. Als ik tijdens het potje Monopoly met mijn zoon en buurjongen acht gooi en op de Kalverstraat land, is dat het punt waar een spelletje normaal gesproken zou eindigen. Miran heeft er namelijk al vier huizen staan, en dat kan ik onmogelijk betalen.
Maar wat als we dat tij kunnen keren? Spannend, vinden Tinus en Miran: eindelijk gebeurt er eens iets onverwachts. Vanaf nu spelen we verder met de prosperity rules van The Landlord’s Game:
Regel 1: Algemene belastingen hoeven niet meer te worden betaald.
Regel 2: Als je op een straat landt, betaal je de huur voor onbebouwde grond niet aan de eigenaar ervan, maar aan de gemeenschapskas. Als er huizen op staan, betaal je dubbel: de huur voor de huizen gaat naar de eigenaar, de huur voor de grond naar de gemeenschapskas.
Die twee regels vatten het centrale idee in het werk van Henry George mooi samen. Hij stelde namelijk een belasting voor op het bezitten van grond. Een soort pachtsom eigenlijk, die de eigenaar jaarlijks aan de overheid betaalt voor het recht om de grond te gebruiken.
De belasting die andere belastingen overbodig maakt
De belasting die George voorstelde lijkt een beetje op de onroerendezaakbelasting (ozb) die huiseigenaren nu in Nederland betalen. Maar er is een belangrijk verschil: de ozb wordt niet alleen over de waarde van de grond geheven, maar ook over de gebouwen die erop staan – daarover later meer.
En waar de ozb gemiddeld een paar honderd euro per jaar bedraagt, moest de grondbelasting volgens George zo hoog worden dat het bezit van grond financieel geen enkele waarde meer had voor de eigenaar. Alleen door het land te gebruiken – erop te wonen, te werken of het te verhuren – konden zij er nog profijt van hebben.
Er zou zelfs geld kunnen overblijven voor een soort basisinkomen voor iedere burger
De land value tax, zoals deze belasting genoemd wordt, zou de overheid volgens George zoveel opbrengen, dat alle andere belastingen overbodig worden. Er zou zelfs geld kunnen overblijven voor een soort basisinkomen voor iedere burger. Hiermee zou de ongelijkheid die voortkomt uit het privé-eigendom van grond worden opgeheven.
Sinds de negentiende eeuw werd de land value tax onder meer in (delen van) Denemarken, Canada, Australië, Estland en Kenia ingevoerd, hoewel nergens voor zo’n hoog tarief als George het had voorgesteld. En tot mijn verrassing bestaat er wereldwijd nog steeds een bloeiende beweging van zogenaamde ‘georgisten’ die voor deze grondbelasting pleiten. Het meest recente succes werd geboekt in Duitsland, waar in de deelstaat Baden-Württemberg de Bodenwertsteuer – de Duitse term voor grondwaardebelasting – in 2020 door het parlement werd aangenomen.
Het maakt me nieuwsgierig: is in dat boek wat al zo lang in mijn kast staat te verstoffen, misschien een antwoord te vinden voor enkele grote problemen van onze tijd, zoals de wooncrisis en toenemende economische ongelijkheid?
Eerst even terug naar start
Om die vraag te kunnen beantwoorden, stuurt Bas Jacobs, als hoogleraar gespecialiseerd in overheidsfinanciën, mij eerst terug naar start.
We zouden het sowieso veel vaker over belastingen moeten hebben, vindt Jacobs. ‘Met Prinsjesdag staan de kranten vol met de plannen waar het kabinet geld aan uit wil geven. Maar over hoe ze aan het geld willen komen hoor je niemand. Terwijl dat net zo goed een politieke keuze is.’
Ondertussen betalen we voortdurend belasting. Over het geld dat we verdienen met ons werk, over het eten dat we kopen in de supermarkt, over bioscoopkaartjes en nieuwe kleren. Met al dat belastinggeld kan de overheid publieke voorzieningen betalen, zoals wegen, scholen, sociale zekerheid en de gezondheidszorg.
Sommige belastingen worden opgelegd met de bedoeling ons gedrag te beïnvloeden: denk aan accijns op tabak en alcohol om mensen te bewegen hier minder van te consumeren. De overheid kan ook juist tarieven verlagen om gewenst gedrag te stimuleren, zoals een lagere btw op groente en fruit.*
Maar belastingen kunnen ook effecten hebben die onbedoeld of ongewenst zijn, legt Jacobs uit. ‘Belasting heffen is een noodzakelijk kwaad, want het brengt ook schade toe aan de economie. Zo zorgt de inkomstenbelasting ervoor dat mensen minder werken, investeren en ondernemen:* hoe meer belasting je moet afdragen, hoe minder het loont om zinvolle economische activiteiten te ontplooien.’ En dat is een doorn in het oog van economen.
De favoriete belasting van economen
Een grondbelasting heeft dit nadeel niet. Dat komt door het unieke karakter van grond. De hoeveelheid ligt vast, je kan er niet meer van maken. Dat betekent dat bij een stijgende vraag, het aanbod niet zal toenemen. Ook het heffen van een belasting heeft geen enkel effect op het aanbod – er kan niet minder grond worden geproduceerd om onder de belasting uit te komen. Bovendien kan je je grond niet verplaatsen naar een belastingparadijs.
The least bad tax, oordeelde zelfs Milton Friedman, voorvechter van het vrijemarktkapitalisme en niet bepaald fan van belastingen, daarom over de land value tax.*
Bij belastingen moet je altijd een afweging maken tussen efficiënt en rechtvaardig, maar een belasting op grond is het allebei
Een belasting op grond is veel efficiënter dan de onroerendezaakbelasting (ozb), die ook de woning belast. Want van woningen kunnen er wél meer of minder gebouwd worden. Nu is het zo dat als jij je huis opknapt, of een nieuw huis bouwt op een voorheen kale lap grond, je meer belasting gaat betalen. Dat is een perverse prikkel. Want de overheid wil toch dat er meer huizen gebouwd worden? Dan is het eigenlijk gek om daar belasting over te heffen.
Maar er is meer dat voor een grondbelasting pleit. ‘Als econoom leer je dat je bij belastingen altijd een afweging moet maken tussen efficiënt en rechtvaardig’, vertelt hoogleraar Maarten Allers. ‘Een belasting op grond is hierop de enige uitzondering: die is het allebei. En daarom is-ie bij economen zeer geliefd.’
Hoe grondbezitters slapend rijk worden
Wat maakt een grondbelasting zo rechtvaardig? Het voorkomt dat grondeigenaren slapend rijk worden, legt Allers uit. Wie een eigen huis bezit, weet hoe snel de waarde ervan kan stijgen. Of eigenlijk de waarde van de grond waarop het huis staat, want dat bepaalt het grootste deel van de stijging. Deels komt dat door schaarste – ik legde hierboven al uit dat er van grond niet meer bijgemaakt kan worden, dus zolang de bevolking groeit, neemt de schaarste toe.
Maar de waarde van de grond onder een woning wordt vooral bepaald door de locatie. Hoe meer voorzieningen en economische mogelijkheden in de omgeving, hoe duurder de grond. Dat is wat het grote prijsverschil verklaart tussen een vergelijkbare woning in Appingedam of Amsterdam.
De hamvraag is: wie creëert die waarde? Dat is niet de grondeigenaar, maar de maatschappij. Zo werd in Maastricht een deel van de A2 ondertunneld. Dat kostte de overheid zo’n 725 miljoen euro. Door de ondertunneling nam de leefbaarheid en aantrekkelijkheid in de directe omgeving toe, met het gevolg dat huizenprijzen er in totaal met zo’n 220 miljoen euro stegen, volgens een conservatieve schatting van het Centraal Planbureau.*
Die winst ging echter niet terug naar de overheid, die de ondertunneling had betaald. Het ging rechtstreeks naar de huiseigenaren – een leuk cadeautje, betaald van ons belastinggeld.
Onverdiend inkomen, noemen economen dit. Of in het Engels: economic rent. De Britse conservatieve politicus Winston Churchill wees in 1909 al op de onrechtvaardigheid hiervan. Terwijl straten en spoorwegen worden aangelegd, zit de grondeigenaar stil, sprak hij tot het Lagerhuis. ‘Aan geen van deze verbeteringen draagt de landmonopolist iets bij, en toch wordt met iedere verbetering de waarde van zijn land merkbaar verhoogd.’*
Volgens hoogleraar Bas Jacobs is een steeds groter deel van al het inkomen onverdiend. Daardoor neemt de ongelijkheid toe. Zelf heeft hij de afgelopen tien jaar meer ‘verdiend’ met de stijging van de waarde van zijn huis dan met zijn werk als hoogleraar. Daar heeft hij geen enkele arbeid of inspanning voor hoeven verrichten. En het gekste is: in tegenstelling tot over zijn salaris van de universiteit, hoeft hij er ook geen enkele belasting over te betalen. ‘Terwijl dit de minst schadelijke belasting zou zijn: over inkomen waar je niet voor hebt hoeven werken.’
Grondbelasting kan iedereen ten goede komen
Met een grondbelasting kan de overheid niet alleen investeringen (deels) terugverdienen, zoals het voorbeeld van de ondertunneling in Maastricht laat zien, maar de opbrengst ook weer in nieuwe voorzieningen steken.
Zo zou je bijvoorbeeld het openbaar vervoer winstgevend kunnen maken, in plaats van het jaarlijks te moeten subsidiëren vanuit de staatskas, vertelt de Britse onderzoeker Andrew Purves. Hij analyseerde het economische succes van Hongkong en Singapore, en concludeerde dat dit voor een groot deel te verklaren is doordat beide een groot deel van hun inkomsten uit de waarde van land weten te halen. In Hongkong omvat dat bijna 30 procent van het totaal aan overheidsinkomsten, waardoor andere belastingen laag kunnen blijven.
‘In andere landen hebben particuliere grondeigenaren veel geld kunnen verdienen toen de spoorwegen aangelegd werden, omdat aangrenzend land daardoor ineens veel meer waard werd. Maar omdat in Hongkong al het land in eigendom van de staat is, hebben ze die waardestijging kunnen gebruiken om de spoorwegen te financieren.’ De exploitatie van de spoorwegen is nu, bijna vijftig jaar na de aanleg ervan, nog steeds winstgevend voor de overheid, vertelt Purves.
En zoals Henry George in de negentiende eeuw al wist, hoef je niet al het land te onteigenen om hetzelfde effect te realiseren, legt Purves uit. ‘Met een land value tax bereik je dit dus ook.’
Het is regel 6 van The Landlord’s Game:
Zodra er genoeg geld in de gemeenschapskas zit, worden het water- en elektriciteitsbedrijf en de stations vrijgekocht. Die zijn vanaf nu gratis. Net als de universiteit, die in plaats van het veld ‘Ga naar de gevangenis’ komt. De gevangenis wordt opgeheven.
Welke spelregels leiden tot echte gelijkheid?
Toch komen we er tijdens ons potje Monopoly volgens de alternatieve regels niet helemaal uit. Als armste speler lukt het me nog net om mijn hoofd boven water te houden, maar de enorme kloof met Miran en Tinus, die nog altijd bulken van het geld, krijg ik niet gedicht.
Ik blijk een regel over het hoofd te hebben gezien, namelijk dat je nooit bankroet kan gaan. Als je worp je op een straat brengt die je je niet kan veroorloven, ga je gewoon terug naar het dichtstbijzijnde hoekveld. Bij je volgende beurt gooi je opnieuw. Net zolang tot je je een zet kan veroorloven.
Een potje Landlord’s Game is misschien eerlijker, maar blijkt nog saaier dan Monopoly
Met deze aanpassing is wel het allerlaatste restje spanning uit het spel verdwenen. Een potje Landlord’s Game is misschien eerlijker, maar blijkt nog saaier dan Monopoly.
Toch vind ik het wel een leuk vraagstuk: welke spelregels leiden nou tot echte gelijkheid? Niet alleen in Monopoly, maar ook in de ‘echte’ wereld. Want dat is in feite wat belastingen zijn: de spelregels die we met elkaar afspreken.
De kans dat we de regels van het spel in Nederland gaan veranderen is echter niet zo groot, denkt hoogleraar Maarten Allers. Hij pleit al langer voor de invoering van een grondbelasting, maar maakt zich geen illusies. ‘Het zal enorm veel weerstand oproepen. Politici durven daar hun vingers niet aan te branden.’
Waarom is de land value tax nog geen feit?
In het Duitse Baden-Württemberg lukte het dus wel. Daar voerde Dirk Löhr meer dan tien jaar campagne voor de recent ingevoerde Bodenwertsteuer. Ondanks zijn jarenlange inzet realiseert hij zich dat de praktische effecten van de maatregel verwaarloosbaar klein zullen zijn. ‘Daarvoor is het belastingpercentage veel te laag’, zegt hij.
Toch is de symbolische betekenis ervan voor hem enorm, omdat in elk geval een klein deel van de investeringen door de gemeenschap terugkomt bij de gemeenschap, in plaats van bij de grondeigenaar.
Voor mijn opa zou het niet genoeg zijn geweest, vrees ik. Hij was zeer principieel en daardoor ook een beetje rechtlijnig.
Toen een verslaggever van het Dagblad voor Noord-Limburg hem in 1975 vroeg of hij nou werkelijk geloofde dat zijn theorie werkelijkheid kan worden, antwoordt mijn opa bevestigend: ‘Het heeft even geduurd voordat de slavernij werd afgeschaft. Daartoe moesten eerst de mensen worden opgevoed om slavernij als onrecht te zien. Zo kan het ook met onze ideeën gaan.’
Over de juistheid van zijn ideeën viel wat hem betreft in ieder geval niet te twisten. ‘Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die de basis van de gedachtegang heeft kunnen bestrijden’, zei hij in een ander interview.*
En het is inderdaad maar vreemd, vindt hoogleraar economie Dirk Bezemer, dat de land value tax niet allang overal ter wereld ingevoerd is. ‘Een belasting op grond kan een flinke bijdrage leveren aan het oplossen van de woningnood én het aanpakken van de vermogensongelijkheid. Daarmee is het nog net zo actueel als in de tijd van Henry George. Bovendien is het simpel te realiseren.’
Zijn er eigenlijk economen die grondbelasting een slecht idee vinden? vraag ik hem. ‘Ik ken ze niet. Maar als je er een vindt, laat het me dan vooral weten.’
Rest alleen nog de vraag: hoe kan het dat geen enkele politicus in Nederland vóór grondbelasting pleit?
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten.