Kennis over sierteelt maakt gekweekte rozen lelijk 🥀
Hoe ontwrichtend is klimaatverandering? Hoeveel zorgen moeten we ons erover maken?
Tot voor kort besteedde ik als klimaatjournalist een aanzienlijk deel van mijn tijd aan het beschrijven van wat in mijn ogen het enige juiste antwoord is: heel erg, heel veel.
Ik was natuurlijk bij lange na niet de enige die de ernst benadrukte. In de afgelopen jaren verschoof er iets in het publieke debat. Ten opzichte van een decennium geleden begonnen meer mensen zich serieus zorgen te maken. Terecht.
Maar de afgelopen tijd, ik weet niet meer precies wanneer het begon, merkte ik dat de inschatting van sommigen over de ernst van klimaatopwarming blééf opschuiven. Er stonden bijvoorbeeld mensen op die begonnen te praten over de aanstaande uitsterving van de menselijke soort. Ze kregen daarvoor een podium en ze kregen anderen op de been.
Toen begon ik iets te doen wat heel erg bij mijn leeftijd past (ik ben 35): ik begon te zeggen dat we niet moeten overdrijven.
Paniek zaaien is niet nodig
Ik begon te benadrukken dat we ons niet té bang moesten laten maken. Dat er in de rapporten van VN-klimaatpanel IPCC niets staat over de naderende extinctie van de menselijke soort. Dat klimaatopwarming erg genoeg is, ook als het Homo sapiens niet de kop kost.
Ik las ooit een verslag van de uitbarsting van de Vesuvius – een van de beroemdste apocalyptische verhalen uit de oudheid. Die vulkaanuitbarsting veroorzaakte een geweldige rotzooi, het was een regelrechte ramp.
Maar de ergste mensen in dat verhaal waren degenen die het nog erger maakten dan het al was. Een vestiging zou zijn gevallen, riepen ze, een deel van de stad stond in brand – ‘het was onzin, maar ze vonden mensen die het geloofden’.
Zo’n overdrijver wilde ik nooit zijn of worden. Een ramp is een ramp is een ramp: overdrijven en paniek zaaien is niet nodig.
Concreet speelt dit in de discussie over kantelpunten. ‘Tipping points’ zijn de momenten waarop natuurlijke systemen onverbiddelijk omklappen van de ene staat naar de andere. Denk aan een ijskap die een randje overgaat en niet meer van de smelt te redden is (die op Groenland is waarschijnlijk vlak bij dat punt, of er al overheen).
Ik waarschuwde veelvuldig voor deze kantelpunten, die relevant zijn voor het klimaat omdat ze de opwarming én de effecten daarvan op een niet-lineaire manier kunnen versterken.
Maar ik zag de afgelopen jaren óók dat ze een eigen leven gingen leiden: dat mensen dachten dat we ze al waren gepasseerd, of dat dat sowieso onvermijdelijk was. Oftewel dat niets wat we nog zouden doen tegen klimaatverandering nog enige zin zou hebben. Het was al te laat.
Maar dat is dus níét zo. In een gesprek in de bijdragesectie op De Correspondent ging ik uitgebreider in op die kantelpunten – en kreeg ik tegengas. Lees het hier en oordeel zelf.
Als je niet kunt inloggen en dus geen toegang hebt tot de bijdragen, gebruik dan deze link en vouchercode ‘jmdc87’ om een gratis proefmaand te activeren (stopt vanzelf weer, maar hé, je kunt ook lid blijven).
Er valt altijd nog iets te redden
Het gesprek over kantelpunten vond plaats onder een column die ik schreef in reactie op een bibberlipwaardig nieuwsbericht: ‘Klimaatwetenschappers: beperken opwarming aarde gaat mislukken’.
Maar over klimaatverandering nadenken in termen van alles of niets, slaat de plank mis:
Iemand anders die zich onlangs hardop afvroeg of de angst voor klimaatverandering niet iets té erg uit de hand liep, is de Amerikaanse politiek journalist en topinterviewer Ezra Klein.
Hij kreeg de vraag of alles wat we weten over onze toekomst op een steeds hetere aarde reden genoeg is om niet aan kinderen te beginnen. En maak je het probleem erger door wel kinderen op de wereld te zetten?
In zijn antwoord – dat je hier kunt lezen of beluisteren – maakt Klein duidelijk dat het antwoord op deze vragen per definitie hoogstpersoonlijk is.
Maar hij denkt ook dat de mensen die vanwege klimaatopwarming afzien van kinderen misschien een beetje zijn vergeten hoe benard het leven op aarde vijftig, honderd of duizend jaar geleden was. En dat zelfs aanwezigheid van klimaatverandering niet betekent dat we allemaal louter nog in misère komen te leven.
Ik schrijf dit alles dus zonder iets af te willen doen aan de ernst van het probleem. Over het wel/niet halen van klimaatdoelen kunnen we niet laconiek doen.
Het klopt dat er door onze uitstoot, en zeker na een opwarming van meer dan 2 graden, veel onvoorspelbare en complexe veranderingen op gang komen die deels onomkeerbaar zijn op menselijke tijdschalen, zoals iemand in de reacties terecht benadrukte.
Het klopt ook dat de impact van de opwarming op veel gemeenschappen nu al rampzalig is, vooral op de mensen die het minste bijdroegen aan het probleem.
Die grimmige realiteit is wat mij betreft genoeg motivatie om elk beetje extra opwarming te willen voorkomen. Steeds maar schermen met de naderende apocalyps is niet alleen onzorgvuldig, het is ook behoorlijk neerbuigend naar mensen die het einde van de wereld zoals zij die kenden al hebben meegemaakt.
Kennis over sierteelt maakt rozen minder mooi
Verder zette ik weer een stap in mijn onderzoek naar de mogelijkheid van zelfopgelegde begrenzingen van de consumptievrijheid omwille van het milieu.
Mijn recentste artikel in deze serie gaat over het nieuwste boek van de befaamde Amerikaanse essayist Rebecca Solnit. Orwell’s Roses behandelt het leven en werk van de grote Britse schrijver George Orwell, die een groot rozenliefhebber was en veel tijd doorbracht in zijn tuin. Wat zou hij vinden van moderne, massaal gekweekte bloemen?
Zijn rozen nog steeds een romantisch cadeau als ze onder mensonterende omstandigheden geproduceerd worden, in een vliegtuig deze kant op komen, en nergens meer naar ruiken?
Het voornaamste inzicht dat ik meenam uit dit boek: schijnbaar mooie producten kunnen in werkelijkheid lelijk zijn, als ze door uitbuiting en vervuiling zijn mogelijk gemaakt.
Smaak kan veranderen onder invloed van kennis. Zodra je weet wat de kweek van dat boeketje inhoudt, ga je er anders naar kijken.
En misschien is het wel makkelijker om een stevige begrenzing of een verbod te accepteren op vervuilende dingen zoals eindeloos beschikbare vliegtickets, met gif gekweekte bloemen, of goedkoop vlees als je ervan overtuigd bent dat ze eigenlijk lelijk zijn.
Het probleem is alleen dat zo’n oordeel samenhangt met het opdoen van kennis over de gevolgen van je consumptie, of met de erkenning van iets wat je eigenlijk al weet. En daar wordt het moeilijk; ik ga erop door in het stuk.
Tot de volgende,
Jelmer