De demonstrerende huisartsen laten zien: goede zorg is onmogelijk gemaakt

Lynn Berger
Correspondent Zorg
Illustratie door Tzenko (voor De Correspondent)

Huisartsen voeren deze week actie om aandacht te vragen voor de hoge werkdruk en het gebrek aan tijd dat ze ervaren. Ook andere zorgverleners kampen met chronisch tijdgebrek – en dat terwijl tijd juist essentieel is voor goede zorg. Hoe kan dat?

Het gaat niet goed met de huisarts. Al helemaal niet wanneer ze een eigen praktijk heeft, of bij zo’n praktijk in loondienst is. Ze moet te veel doen in te weinig tijd. Ze heeft nauwelijks pauze, werkt ’s avonds en in het weekend door, en nog is het Haar patiënten zijn steeds complexer: ze hebben meerdere aandoeningen tegelijk, of hun klachten hangen samen met schulden of geldproblemen. Of ze wachten – lang – op specialistische hulp, en zolang ze op die wachtlijst staan is de huisarts voor hen verantwoordelijk. Ze heeft

En dat, zegt elke huisarts,

Het fulltime huisartsenbestaan wordt er niet aantrekkelijker door. Huisartsen, ook jonge, anderen beginnen er

Al de hele week Om aandacht te vragen voor de oplopende werkdruk, als signaal dat het anders moet. Vandaag wordt er gedemonstreerd op het Malieveld – het actiecomité verwacht duizenden aanwezigen, al is het zeker voor overvraagde zorgverleners lastig om tijdelijk het werk neer te leggen. De verantwoordelijkheid is groot, het risico van het verzaken van die verantwoordelijkheid De vereniging hoopt dat de actie tot vermindering van de werkdruk leidt: ‘We willen voor alle huisartsen meer tijd voor de patiënt’.

Niet alleen huisartsen, maar vrijwel álle zorgverleners hebben last van een hoge werkdruk en een gebrek aan tijd. toen eind vorig jaar, op de piek van de vierde coronagolf, zo’n 10 procent van de ic-verpleegkundigen ziek thuiszat, konden de overgebleven ic’ers de gaten

Vorige maand nog trokken artsen van de spoedeisende hulp aan de bel: de vraag is zo groot, en het personeelsbestand zo klein, dat patiënten steeds langer moeten wachten op In een recente enquête onder ruim tweeduizend zorgprofessionals gaf 40 procent aan dat het hun ontbrak aan ‘voldoende tijd voor de patiënt’ – terwijl juist dat een basisvoorwaarde is om hun werk  

Wat nodig is: compassie en maatwerk. En dat kost tijd

De Nederlandse gezondheidszorg doet het internationaal gezien erg goed; op sommige terreinen staan we zelfs bovenaan de Toch noemde eind 2019 15 procent van de bijna 1.200 ondervraagde verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners de kwaliteit van de zorg regelmatig tot vaak Een kwart van de ondervraagden zei zelfs het gevoel te hebben in een ‘crisissituatie’ te werken.

Dat beeld rees ook op uit de tientallen gesprekken die ik het afgelopen jaar voerde met zorgverleners – ouders, mantelzorgers, thuiszorgmedewerkers, verpleegkundigen en artsen. Op de vraag wat ze nodig hadden om hun werk goed te doen, kwamen steevast twee antwoorden terug: compassie – je kunnen inleven in een patiënt – en maatwerk – kunnen zien wat voor die persoon op dat moment het beste werkt, en dát leveren. 

En: zowel compassie als maatwerk kost tijd. Je moet een band met iemand kunnen opbouwen, wil je je kunnen inleven. Je moet een goed gesprek met iemand kunnen voeren, over wat voor die persoon belangrijk is. Je moet de rust en ruimte vinden om een specifieke oplossing te vinden, én om je koers bij te stellen wanneer je eenmaal met behandelen bent begonnen. 

Maar als er één ding ontbreekt in de zorg, hoorde ik van zorgverlener na zorgverlener, is het wel tijd. 

Waarom is er dan zo weinig tijd?

Het werpt de vraag op: als tijd essentieel is voor goede zorg, voor maatwerk en compassie, waarom is die dan zo krap voorradig? 

Allereerst: hoewel tijd eindig is, zijn menselijke behoeften eindeloos. Zorg is, in die zin, nooit ‘klaar’, nooit ‘af’. Zorgverleners zijn bovendien getraind in het herkennen van andermans behoeften, en zich daardoor extra bewust van wat ze nog meer zouden kunnen doen, als er meer te geven was – als er meer uren in een dag zaten, meer minuten in een uur. 

Ten tweede is er de efficiëntie-ideologie. Toen vanaf de jaren negentig gereguleerde marktwerking in de zorg werd geïntroduceerd, werd efficiëntie steeds belangrijker. ‘Er kwamen veel managers met een bedrijfsmatige in plaats van een verpleegkundige of medische achtergrond’, is hoe Bianca Buurman, die 400.000 zorgprofessionals vertegenwoordigt, het samenvat. ‘Zij waren vooral bezig met logistieke processen, en minder met wat een patiënt of verpleegkundige nodig heeft.’ 

De werkdruk is niet alleen het gevolg van te veel werk, maar ook van het gevoel het werk niet goed te kunnen doen

Die managers bedachten bijvoorbeeld dat een arts of een thuisverpleegkundige aan vijf of zes minuten per patiënt wel genoeg had, of dat een psychiater best de hele dag door cliënten kon zien en tegelijkertijd oproepbaar kon zijn voor crisissituaties, zonder dat dit ten koste zou gaan van de kwaliteit van zorg. 

Gevolg van die efficiëntiedrang was dat de werkdruk opliep: er moest meer gebeuren in minder tijd. Nu was de werkdruk in de zorg altijd al hoog. Maar door het streven naar efficiëntie kwam er steeds minder ruimte voor het niet-geplande praatje, de onverwachte, emotionele aandacht die een patiënt óók nodig heeft. Dit bracht een werkdruk mee die niet zozeer het gevolg is van de hoeveelheid werk, maar van het frustrerende gevoel dat werk niet goed te kunnen doen. 

En dan is er nog de almaar oplopende administratiedruk. Zorgverzekeraars willen kunnen controleren of alle kosten die zorgverleners declareren terecht zijn. En instellingen zelf willen zeker weten dat hun zorg volgens protocol wordt uitgevoerd, om de kwaliteit te waarborgen. Allemaal niets mis mee, maar inmiddels zijn zorgverleners naar schatting zo’n 30 procent (!) van hun toch al schaarse tijd kwijt Administratielast is dan ook de meest genoemde oorzaak van de toegenomen werkdruk

Tel daarbij op: personeelstekort, vergrijzing en minder geduld

Deze drie oorzaken zijn niet uitputtend. Ook andere factoren hebben werken in de zorg zwaarder gemaakt – waaronder het grote en groeiende personeelstekort. 

Na de financiële crisis van 2008 volgden een wereldwijde economische crisis én recessie, en werd op alle publieke sectoren bezuinigd. Tussen 2012 en 2016 raakten 75.000 zorgmedewerkers in Nederland Vervelend voor die mensen, maar ook voor de mensen die achterbleven, want het was niet zo dat de zorgvraag

Toen de economie weer aantrok, bleven veel zorgvacatures onvervuld: vlak voor de coronacrisis kwam Nederland nog steeds zo’n 40.000 zorgmedewerkers De instroom is laag – te weinig schoolverlaters denken: ja, leuk, de zorg! – maar vooral is de uitstroom te hoog. Tot een aantal jaar geleden gingen er jaarlijks zelfs meer zorgmedewerkers weg dan Inmiddels is de instroom wel weer hoger dan de uitstroom, maar nog niet hoog genoeg om de almaar groeiende vraag  

Daar komt dus bij dat de aandoeningen van patiënten de afgelopen decennia complexer zijn geworden. Een luxeprobleem: dankzij medische vooruitgang zijn veel ziektes niet langer fataal en worden we steeds ouder. Maar daardoor lopen nu meer mensen rond met – in Nederland geldt dit zelfs voor  

Ook de verwachtingen die de samenleving heeft van de zorg zijn veranderd: ze zijn hooggespannen. Daardoor is er steeds minder tolerantie voor traagheid, voor ‘wij weten het ook niet’, voor ‘dit kan nu even niet’, en ook voor ‘dit kunnen we niet bieden’. Patiënten en hun naasten werden ‘mondiger’: verpleegkundigen en verzorgenden krijgen meer agressie te verduren. In 2019 vertelden twee op de drie zorgmedewerkers dat ze in het voorafgaande jaar te maken hadden gehad met schelden (87 procent van de gevallen) en lichamelijke agressie

Álle zorgverleners hebben meer bewegingsvrijheid en minder werkdruk nodig

De huisartsen die vandaag op het Malieveld staan, willen onder andere meer tijd voor hun patiënten: een standaardconsulttijd van vijftien minuten in plaats van tien, en minder administratielast. Ook willen ze dat de wachtlijsten in de specialistische zorg worden teruggedrongen én dat patiënten terwijl ze op specialistische zorg wachten al wel worden opgevangen. En wat ze bovenal willen, is dat het verlichten van de druk op huisartsen wordt meegenomen in het dat ministerie, gemeenten, zorgverzekeraars en zorgverleners nu aan het smeden zijn.

Als hun wensen worden ingewilligd, is dat een goed begin. Maar het is niet genoeg, want niet alleen huisartsen, maar álle zorgverleners hebben meer tijd, meer bewegingsvrijheid en minder werkdruk nodig.

En de zorg die huisartsen verlenen is innig verweven met alle andere vormen van zorg. De wachttijden voor de spoedeisende hulp lopen mede op omdat de wachtlijsten voor de specialistische zorg te lang zijn, én omdat huisartsenposten in de avond en het weekend niet altijd plek hebben. Lange wachtlijsten voor ggz en verpleeghuiszorg leveren niet alleen extra druk op voor de huisartsen, maar ook voor bijvoorbeeld mantelzorgers. Ook het betekent een groter beroep op mantelzorgers én op huisartsen.

De problemen van huisartsen zijn dus pas opgelost als ze ook in al die andere vormen van zorg zijn opgelost – en andersom.

Dat kan pas gebeuren wanneer iedereen erkent dat zorg een schaarse grondstof is. Een waar we zuinig mee moeten omspringen, onder meer door collectief én individueel te investeren in preventie, door geen bovenmenselijke verwachtingen te hebben van zorgverleners. Wanneer we inzien dat een goed leven niet een zorgeloos leven is, maar En wanneer we allemaal beter gaan zorgen voor zorg. 

Meer lezen?