Minder mannen. Door hormoonverstorende stoffen?
Een deze week gepubliceerde studie laat zien dat er minder mannelijke baby’s worden geboren in Schotse regio’s waar de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen hoog is. Een reden te meer tot zorg over deze chemicaliën waarover ik begin deze week een stuk schreef.
Het aandeel jongens dat in Schotland wordt geboren is sinds de jaren zestig gedaald. In een deze week in het International Journal of Occupational and Environmental Health gepubliceerde studie claimen de auteurs dat de sekseratio, de verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke borelingen, significant lager is in regio’s waar de blootstelling aan industriële vervuiling het hoogste is. Ze keken specifiek naar hormoonverstorende stoffen. In enkele gebieden met hoge blootstellingen aan die stoffen zagen in verhouding juist minder mannelijke baby’s het daglicht.
Mogelijk beinvloeden deze chemicaliën het hormoonsysteem van de foetus. Aanwijzingen voor een invloed van industriële vervuiling op de sekseratio zijn ook uit eerdere studies naar voren gekomen. Zo was er in de jaren negentig een dramatische daling naar 3,5 op 10 jongens bij de Canadese Aamjiwnaang gemeenschap die in een reservaat woonde pal naast een ‘Chemische Vallei’ met een grote concentratie van (petro)chemische industrie.
Zeker, een ‘ robuuste conclusie’ over de invloed van hormoonverstorende stoffen op de sekseratio is op basis van al het onderzoek dat tot nu toe is verricht niet mogelijk.
Absoluut, ook de Schotse studie levert alleen een nieuwe vingerwijzing. Allereerst is de verschuiving in de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke baby’s in Schotland nogal klein. De grafiek die in het artikel de historische ontwikkeling in de sekseratio laat zien, zwabbert als een gek op en neer. Op het oog is er met de beste wil van de wereld geen trend in te ontdekken. Maar de statistische analyse toont aan dat die er wel is. Bovendien is de blootstelling aan hormoonverstorende stoffen uiterst lastig te meten. En een oorzakelijke relatie met de dalende sekseratio is al helemaal moeilijk te bewijzen. Het is dan ook met grote omzichtigheid dat hoofdauteur Ewan McDonald in het begeleidende persbericht zegt: ‘De resultaten zijn een indicatie dat vervuiling met hormoonverstorende stoffen in centraal-Schotland kan bijdragen aan de nationale daling van het aandeel mannelijke geboorten.’
Scare mongering?
De Universiteit van Stirling bracht het persbericht naar buiten kort nadat mijn stuk over hormoonverstorende stoffen op De Correspondent verscheen. In reactie daarop ontbrandde op Facebook een felle discussie over wat ik had geschreven over een andere kwestie die mogelijk verband houdt met dergelijke chemicaliën: de kwaliteit van het mannelijke zaad. Wetenschapsjournalist Ronald Veldhuizen stelde dat er grote onzekerheid bestaat of deze wel is gedaald. Hij wees op een recente meta-analyse die dat betwist.
Veldhuizen viel onder meer over de ‘koeienletters’ waarin in mijn stuk stond: ‘Slechts één op de vier mannen heeft optimaal sperma.’ ‘Scare mongering’, vond hij.
Veldhuizen viel onder meer over de ‘koeienletters’ waarin in mijn stuk stond: ‘Slechts één op de vier mannen heeft optimaal sperma.’
Het gewraakte tussenkopje was gebaseerd op een in 2012 in British Medical Journal gepubliceerde studie. De meta-analyse die Veldhuizen aandroeg om wat ik schreef te ondergraven, prijst deze studie nota bene als een groot, goed opgezet onderzoek dat de beste spermadata tot nu toe levert. Alleen wijzen de auteurs erop dat er een gebrek is aan historische gegevens die een vergelijking met vroeger mogelijk maken.
Veldhuizen heeft zeker een punt als hij zegt dat er nog veel methodologische strijd en onzekerheid is over de daling in de kwaliteit van het mannelijke sperma. Maar dat is naar mijn inzicht geen reden om recente studies af te serveren die wijzen op een lage zaadkwaliteit en de zorgen die daarover bestaan als ongefundeerd af te doen.
Zo schreven de negentig wetenschappers die de Verklaring van Berlaymont ondertekenden: ‘In sommige EU-landen heeft een groot deel van de jonge mannen een zaadkwaliteit die zo armzalig is dat het hun kansen om vader te worden serieus aantast.’
De opstellers oordeelden dat het bewijs dat deze en andere trends als de toename van borstkanker gedeeltelijk toe te schrijven zijn aan hormoonverstorende stoffen sterker wordt. Ze spraken hun bezorgdheid uit over de risico’s die verbonden zijn aan dergelijke stoffen.
Hoogleraar Andrew Watterson, co-auteur van de Schotse studie, voegt zich bij dat koor. ‘Steeds sneller introduceren we nieuwe producten en processen,’ tekende de BBC uit zijn mond op. ‘Grote zorgvuldigheid is nodig bij het toestaan en reguleren van dergelijke ontwikkelingen, als we nog niet de noodzakelijke informatie hebben om de risico’s goed te beoordelen,’ vindt Watterson.
Het nieuwe Schotse onderzoek is weer een kleine schakel in de bewijsvoering dat er met hormoonverstorende stoffen iets aan de hand is en dat wie hier op wijst geen angstzaaier is.