‘Ik verdien deze baan eigenlijk niet’ – en wat je jezelf nog meer wijsmaakt als ‘impostor’
Ben je wel eens bang dat je door de mand gaat vallen op je werk? Je bent niet de enige. Nadat ik over dit ‘impostor phenomenon’ schreef, kreeg ik talloze reacties van mensen met dezelfde angst.
Kim werkt een halfjaar als junior communicatieadviseur voor de overheid als ze me mailt. Het gaat goed met haar baan, schrijft ze: ze heeft nu al een vast contract, mag een opleiding gaan volgen en regelmatig vragen ervarener collega’s haar om mee te denken. ‘Een succesverhaal, zou je denken!’
Maar dat is het niet. ‘De eerste maanden zat ik bijna dagelijks huilend met vriendinnen aan de telefoon. Ik was ervan overtuigd dat het werk te uitdagend voor me was, dat ik mezelf overbluft had.’
Kim is, net als ik, soms bang om door de mand te vallen op haar werk. Onlangs schreef ik een persoonlijk essay over dit ‘impostor syndrome’. Daarin zette ik vraagtekens bij het gebruik van het woord ‘syndroom’. Want moet je iets wat zo doodnormaal is wel zo noemen? Moeten we het niet normaliseren, in plaats van medicaliseren? De bedenkers noemden het dan ook geen syndroom, maar een ‘fenomeen’.
Dat Kim en ik niet alleen zijn, bleek wel uit de reacties die ik ontving. In mijn inbox, de bijdragesectie van De Correspondent, op sociale media – overal lieten mensen me weten dat ze het herkenden, die impostorgedachten. Ze vertelden openhartig over hoe dat voelde, wat voor gevolgen het had voor hun leven en wat ze eraan deden.
In dit stuk zet ik de reacties op een rij. Welkom in de wereld van het impostor phenomenon.
Hoe uit het zich?
Nog even een stapje terug: wat is dat impostor phenomenon precies?
Psychologen Pauline Clance en Suzanne Imes beschreven het fenomeen voor het eerst in 1978,* als de ‘interne ervaring van intellectuele nepperds’. Al worden ze nog zo vaak bevestigd in hun kunnen – door diploma’s, promoties, lof – ze ‘ervaren geen intern gevoel van succes’.
Clance bracht in 1985 een boek uit dat het idee bij het grote publiek onder de aandacht bracht. In dat boek beschreef ze een zestal mogelijke kenmerken van het fenomeen, die ik terugzag in de reacties.
Een daarvan is de impostor cycle – het idee dat je gelooft dat je iets bereikt door geluk of hard werken, en je je daardoor nóg meer een bedrieger voelt. Het woord ‘toeval’ valt dan ook vaak in de berichten die ik ontving. Zo vindt jurist Susan dat haar cv maar weinig voorstelt. ‘Omdat ik per ongeluk op die plekken terecht ben gekomen of ondanks slechte kwaliteit het toch heb bereikt.’
Een ander kenmerk van het impostor phenomenon is het afwijzen van lof. Zoals leerkracht Daan Ebben, die vertelt dat hij complimenten van zich afschuift ‘door te zeggen dat die persoon dat niet echt kan weten’.
Ik wil de perfecte mama, vriendin, zus of dochter zijn
Ook het woord ‘faalangst’ valt regelmatig, een derde kenmerk uit het rijtje van Clance. Ambtenaar Judith Verheijden vertelt over het assessment dat je moet doen als je manager wilt worden bij de Rijksoverheid. ‘Wat als je niet door de “keuring” komt, dan zullen mensen eindelijk zien dat je het al die tijd gewoon goed hebt weten te spelen – in plaats van daadwerkelijk capabel te zijn. Omdat je al geselecteerd bent als kandidaat, zullen dan bovendien ook collega’s in de selectiecommissie weten dat je hebt gefaald in het assessment.’
Nog zo’n kenmerk: het gevoel dat je alles moet kunnen. Zo vertelt Sukming Yu dat haar impostorgevoelens niet alleen op het werk opspelen. ‘Ik wil “the perfect housewife” of perfecte mama, vriendin, zus of dochter zijn. Als ze erachter komen dat ik het niet ben, zullen ze echt niet meer van mij houden. Onzin uiteraard.’
Herken je minstens twee van de bovenstaande kenmerken (plus de twee andere: angst voor en schuldgevoelens over succes, en de behoefte om bijzonder of de beste te zijn)? Dan heb je volgens Clance last van het fenomeen.
Hoe ontstaat het?
Maar waar komen die gedachten dan vandaan? Sommigen zoeken de oorzaak in hun jeugd. Zo ontdekte sociaal-psychiatrisch verpleegkundige Frans Meijer in groepstherapie dat hij zich minderwaardig voelde omdat hij ‘slechts’ mavo had gedaan op de middelbare school. Er waren ook anderen in zijn groep met een mavo-diploma. ‘Toen bleek dat we allemaal een baan hadden gekregen op hbo-niveau, met een post-hbo-studie. Toch voelden we ons nog steeds bang dat we door de mand zouden vallen, omdat we “maar de mavo” hadden.’
We waren bang dat we door de mand zouden vallen, omdat we “maar de mavo” hadden
Verder kan het type werk dat je doet bijdragen aan de impostorgevoelens. Zo is Frans’ werk in de verslavingszorg de laatste jaren abstracter geworden. ‘Veel lijstjes en zaken die op orde moeten zijn, die nooit af zijn en nooit volledig te krijgen. En “dus onvoldoende”, zegt mijn interne criticus.’ Hij verlangt, net als veel andere mensen die op mijn oproep reageerden, wel eens naar concreter werk. ‘Wat zou het werk makkelijk zijn als ik dingen moest maken die in dozen zaten.’
In banen met een hoog aanzien kunnen impostorgevoelens ook een rol spelen. Een arts die me mailt voelt soms ‘een soort plaatsvervangend impostor phenomenon’ voor haar beroepsgroep. ‘Als leek ga je ervan uit dat “de professional” alles weet, het is ten slotte de autoriteit op het respectievelijk gebied.’ Zelf had hij dat vroeger ook, beïnvloed door het beeld dat je in films en tv-programma’s die hij keek. ‘Toen ik eenmaal arts was, schrok ik van hoe weinig we eigenlijk allemaal weten.’
Ook het ontbreken van het gevoel dat je erbij hoort, kan bijdragen aan het impostor phenomenon. Zo werkt de Vlaamse Rianne Jansens in het buitenland als onderzoeker in een Europees project. ‘Door een interview met Joris Luyendijk kwam ik erachter dat het niet herkennen van culturele en sociale cues in een anderstalig land mij ook parten speelt.’ Ze durft vaak geen vragen te stellen als ze iets niet begrijpt en dat geeft ‘me het gevoel dat ik op deze plek letterlijk en figuurlijk niet pas’.
Wat kun je eraan doen?
Sommige mensen zoeken professionele hulp voor hun impostorgevoelens. Zoals Marlien Ligtenberg, die door haar onzekerheid zo hard ging werken dat ze zich gesloopt voelde. Ze vond haar baan als trainer erg leuk, dus dacht ze: ‘Als ik dit nog langer wil volhouden, moet ik hier toch echt eens over gaan babbelen met iemand.’ Een coach leerde haar het impostorgevoel te signaleren, te bedenken wat ze nodig heeft, en te accepteren dat die gevoeligheid nooit weg zal gaan en dat dat prima is.
Anderen kiezen voor ander werk, soms naast hun bestaande baan. Maarten Band heeft er last van dat het nooit duidelijk is of hij als maatschappelijk werker ook echt iets toevoegt. ‘Ik heb vaak het gevoel een beetje te rommelen in de marge.’ Sinds drie jaar werkt hij als vrijwilliger bij de lokale bierbrouwerij, waar hij biertjes serveert in het proeflokaal. ‘Hierin heb ik het gevoel dat ik écht het verschil maak; ik verkoop bier en dat is meetbaar.’
Door de veilige omgeving durf ik me uit te spreken als ik iets niet weet of wanneer ik een fout maak
Maar zoals het probleem niet enkel individueel is, zijn de oplossingen dat ook niet. Marc Mathijssen werkt in de IT en merkte in zijn beginjaren dat zijn collega’s elkaar vooral probeerden af te troeven. ‘Door deze cultuur had ik altijd het gevoel dat ik me moest bewijzen en anderen slimmer af moest zijn.’ Maar die cultuur is aan het veranderen, schrijft hij. ‘Er is meer focus op samenwerking en aandacht voor diversiteit. De moderne succesverhalen in de IT zijn dan ook teamverhalen.’
Kim, die de eerste maanden van haar baan bij de overheid huilend aan de telefoon hing met haar vriendinnen, besloot een senior collega in vertrouwen te nemen over haar impostorgedachten. ‘Zij moest daar vooral hartelijk om lachen, want ook zij bleek dit soort gedachten te hebben.’ Sindsdien durft Kim er open over te zijn en het blijkt dat dat gewoon kan in haar organisatie. ‘Ik durf het door deze veilige omgeving ook uit te spreken als ik iets niet weet of wanneer ik een fout maak.’
Er is geen mand
Wat al jullie reacties me lieten zien: ik ben niet alleen. En dat is misschien wel de grootste troost. Zo kunnen anderen je helpen om het gevoel een beetje te verlichten.
Soms zijn die anderen kunstenaars, zoals Freek de Jonge, die dit mooie gedicht schreef:
Ik dacht ik moet mijn vuisten ballen
Iemand zei open je hand
Ik was bang om door de mand te vallen
Iemand zei er is geen mand
Op verzoek zijn een aantal reageerders geanonimiseerd; de namen zijn bekend bij de redactie. Omwille van de leesbaarheid hebben we met toestemming een aantal citaten licht geredigeerd. Met dank aan Huib Bouwman, die het gedicht van Freek de Jonge deelde.