Dit honderd jaar oude belastingvoordeeltje voor boeren kost ons nog steeds miljarden (en is nergens goed voor)
De zogenoemde landbouwvrijstelling voor boeren kostte de staat de afgelopen tien jaar 11 miljard euro, ofwel twee Betuwelijnen, 110 Sywert-mondkapjesdeals of 174 Joint Strike Fighters. Juist nu de landbouw moet hervormen is het tijd om dat voordeel af te schaffen.
Het is de blindedarm van het Nederlandse belastingbeleid: de landbouwvrijstelling. Niemand kan nog uitleggen waarom dit stokoude fiscale privilege van de agrarische sector moet bestaan. En toch bestaat het.
Iedere ondernemer die zijn bedrijfspand met winst verkoopt, moet afrekenen met de fiscus. Maar een boer niet. Als een agrariër een plak landbouwgrond koopt voor een ton, en die jaren later voor een miljoen weer verkoopt, mag hij de negen ton winst belastingvrij ontvangen dankzij de landbouwvrijstelling.
Wat wil de overheid met de landbouwvrijstelling bereiken? De doelomschrijving in de miljoenennota is veelzeggend. Daarin staat letterlijk: ‘De instandhouding van de fiscale behandeling van grond ten behoeve van voordelen uit een landbouwbedrijf.’
Oké, helder: het voordeel voor landbouwbedrijven bestaat omdat het voordelig is voor landbouwbedrijven.
En het gaat hier niet om een karig aftrekpostje van beperkt budgettair belang. De landbouwvrijstelling heeft de overheid – ons dus – de afgelopen tien jaar al meer dan 11 miljard euro aan misgelopen belastinginkomsten gekost. Om je verontwaardiging te kalibreren: dat zijn twee Betuwelijnen, 110 Sywert-mondkapjesdeals of 174 Joint Strike Fighters.
Een oplossing voor een probleem dat al lang niet meer bestaat
Ooit had de landbouwvrijstelling nog een reden. Toen de vrijstelling in 1918 werd ingevoerd, bestond er nog een fiscale ongelijkheid: een grondbezitter die zijn akkers aan een boer verpachtte, betaalde wel belasting over de pachtinkomsten, maar niet over de winst bij verkoop van de grond. Oneerlijk, vond de regering toen. Want een grondbezitter die zijn akkers zélf verbouwde, moest als hij de grond verkocht wel belasting over de winst betalen. Om die fiscale ongelijkheid op te heffen, besloot de wetgever in 1918 de landbouwvrijstelling in te voeren. Die is vandaag nog steeds van kracht, meer dan honderd jaar later.
Maar het probleem dat ooit met de vrijstelling werd opgelost, bestaat al lang niet meer. Sterker nog: de landbouwvrijstelling veroorzaakt nu juist ongelijkheid. Sinds de Wet inkomstenbelasting 2001 betaalt iemand die zijn grond verpacht wel belasting over winst bij verkoop, terwijl iemand die eigen grond verbouwt geen belasting betaalt vanwege de landbouwvrijstelling.
Toen de Wet inkomstenbelasting in 2001 werd ingevoerd, adviseerde de Raad van State dan ook de landbouwvrijstelling te heroverwegen.* De regeling diende immers geen doel meer (het opheffen van fiscale ongelijkheid), maar slechts een belang (de landbouwsector).
Toenmalig staatssecretaris Willem Vermeend (PvdA) besloot hierop de landbouwvrijstelling ietwat te versoberen, maar niet af te schaffen.
Sindsdien zijn er talloze rapporten verschenen waarin onderzoekers hun beklag doen over dit fiscale relikwie. ‘Ons inziens is er geen rechtvaardigingsgrond meer om de landbouwvrijstelling te behouden’, schreef het Landbouw-Economisch Instituut bijvoorbeeld, in een evaluatie uit 2007.* ‘De bijdrage van de landbouwvrijstelling aan de doelen van [het landbouwbeleid] lijkt beperkt en niet doelmatig’, valt te lezen in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Agrobeleid uit 2014.* ‘De landbouwvrijstelling heeft geen specifiek beleidsdoel en draagt dus ook niet bij aan het bereiken daarvan’, liet de Algemene Rekenkamer in 2020 weten.*
Geen moties, geen interrupties, geen vragen
Maar de stortvloed aan kritiek heeft het beleid niet veranderd. Na de financiële crisis werd bijna overal naar bezuinigingen gezocht, maar de landbouwvrijstelling bleef onaangeroerd. Zelfs na de vernietigende evaluatie uit 2007 schreef minister Gerda Verburg (Landbouw, CDA) dat het kabinet* ‘tot de conclusie komt dat er thans geen aanleiding bestaat de landbouwvrijstelling te wijzigen of af te schaffen’.
Vreemd genoeg tekende geen enkel Kamerlid protest aan tegen deze opstelling. Over de voortzetting van deze doelloze, miljarden verslindende maatregel werden geen moties ingediend, geen interrupties gepleegd, geen vragen gesteld.
Na het zoveelste negatieve rapport in 2014 liet Sharon Dijksma (Economische Zaken, PvdA) weten:* ‘Het kabinet ziet op dit moment geen draagvlak de fiscale landbouwregelingen te wijzigen.’ En wederom geen Kamerlid dat ernaar kraaide.
Pas bij het laatste Rekenkamerrapport klonk er mild gemor. Kamerlid Lammert van Raan (PvdD) vroeg Wopke Hoekstra (Financiën, CDA) tijdens een Kamerdebat om eens te reflecteren op de kritische conclusies van de Rekenkamer.* Hoekstra zei dat hij door een ‘realpolitieke bril’ naar de landbouwvrijstelling wilde kijken. ‘Hoezeer ik [de Rekenkamer] ook analytisch-inhoudelijk kan volgen’, zei hij, ‘stuiten [de aanbevelingen van de Rekenkamer] in dit huis op de wetten van de politieke zwaartekracht.’
Fijn dat Hoekstra tussen de regels door toegeeft dat de landbouwvrijstelling een heilloze maatregel is, maar je koopt er niks voor. De CDA-leider durft de strijd met gevestigde belangen blijkbaar ook niet aan.
Waarom maakt niemand zich nu kwaad over de landbouwvrijstelling?
Binnen de Nederlandse overheid, met haar klemmende begrotingskaders, is politieke aandacht vaak evenredig aan budgettair belang. De kosten van de landbouwvrijstelling zijn jarenlang stevig onderschat: in de miljoenennota van 2015 werden opeens de verloren belastinginkomsten ‘technisch bijgesteld’ van 312 miljoen euro naar 1,7 miljard euro per jaar.
Een andere verklaring is de gebrekkige mediabelangstelling voor het boerenbelastingcadeautje. De afgelopen twintig jaar werd de landbouwvrijstelling slechts drie keer in het FD genoemd, twee keer in NRC, en nooit in de Volkskrant of Trouw.
Een Kamerlid dat werk maakt van het schrappen van wanbeleid dat niemand kent scoort weinig politieke punten. Al kost dat wanbeleid meer dan twee Betuwelijnen per decennium.
Eén titel zat er overigens wel bovenop: het weekblad Boerderij Vandaag. Dat noemde in diezelfde twintig jaar de landbouwvrijstelling in maar liefst 122 stukken. Elke negatieve evaluatie en ieder rapport leidde tot alarmerende artikelen over het mogelijke verdwijnen van de vrijstelling.
De vrome voornemens van Marnix van Rij
Na de zomer staat er opnieuw een evaluatie van de landbouwvrijstelling gepland. Deze evaluatie zal ongetwijfeld ook niet tot het inzicht komen dat de maatregel enorm doeltreffend is.
Dus: zal de landbouwvrijstelling uit 1918 nu eindelijk verdwijnen?
Enkele maanden geleden kondigde Marnix van Rij (CDA), de kersverse staatssecretaris van Financiën, al aan dat het kabinet bij een negatieve evaluatie belastingregelingen ‘gaat afschaffen of versoberen’.* Dat biedt perspectief, maar Van Rij zal niet de eerste staatssecretaris zijn die vrome voornemens laat varen als het even niet uitkomt.
Voorstanders van de landbouwvrijstelling zullen ongetwijfeld betogen: niet nu! Schaf de landbouwvrijstelling niet af nu de agrarische sector het al zo vreselijk te verduren heeft met de stikstofproblematiek! Maar dat is een kulargument: door ongerichte belastinguitgaven aan de landbouwsector af te schaffen, kun je dat geld juist gericht uitgeven aan bijvoorbeeld het verduurzamen van de landbouw.
Het is in- en intreurig als we opnieuw de particuliere belangen in de landbouwsector laten prevaleren boven het algemeen belang. Tijd dus om dit archaïsche agrarische voordeeltje te schrappen.