Hoe de wetenschap wordt geweerd uit de crèche
Het ministerie van Sociale Zaken besteedt 15 miljoen aan trainingen voor crècheleidsters die nooit wetenschappelijk zijn getest. Vijf leden uit de adviescommissies zijn om die reden opgestapt. Het is tekenend voor de manier waarop in Nederland met kinderopvang wordt omgegaan: de wetenschap wordt structureel uit de opvang geweerd. Een analyse.
Kinderen maken in de eerste levensjaren een van de belangrijkste breinontwikkelingen van hun leven door. Hoe dat proces verloopt, is sterk afhankelijk van de zorg die kinderen op dat moment krijgen. Hoe hechter de relatie met hun ouders of oppas, hoe beter kinderen zich ontwikkelen - ze worden er socialer en slimmer van.
Omdat veel jonge kinderen in deze belangrijke periode een deel van hun tijd doorbrengen in de kinderopvang, is het belangrijk dat ze ook daar een goede band kunnen opbouwen met hun leidsters. Dat geldt in het bijzonder voor kinderen die van huis uit minder zorg en aandacht krijgen.
Wetenschappers hameren er dus op dat het heel belangrijk is de kwaliteit van de kinderopvang regelmatig te onderzoeken en bij te stellen. Maar kwaliteit is bijna altijd duur. En dus wil er nog weleens een discussie ontstaan over wat goede kwaliteit nu eigenlijk inhoudt. Wetenschappers - en daarmee de kinderen - trekken in deze discussie bijna altijd aan het kortste eind.
De recente ontwikkelingen die zich bij het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) hebben afgespeeld zijn daar een pijnlijk voorbeeld van. Vorige week hebben drie hoogleraren – Louis Tavecchio, Ron Oostdam en Ruben Fukkink - en een vertegenwoordiger van een groep ondernemers in de kinderopvang, Martijn van der Kroef - zich teruggetrokken uit verschillende adviescommissies van BKK. Zij vinden dat hun wetenschappelijk onderbouwde advies niet serieus wordt genomen.
Directe aanleiding voor het vertrek, is een conflict dat is ontstaan over de selectie van de trainingen die BKK gaat aanbieden om de taal- en interactievaardigheden van crècheleidsters te verbeteren. De hoogleraren zijn verbolgen over het feit dat van geen van de vijf geselecteerde trainingen de effectiviteit is aangetoond. En dat is niet uit gebrek aan alternatief: er zijn in Nederland twee trainingen waarvan de effectiviteit wél is bewezen. Maar deze trainingen zullen de crècheleidsters niet krijgen.
Waarom BKK niet voor deze trainingen heeft gekozen, vroeg ik drie maanden geleden al aan Carla Bienemann, de directeur van BKK. In een schriftelijke verklaring gaf zij aan dat ‘evidence based’ niet het enige criterium was waarop de BKK heeft geselecteerd. Zij stuurde een lijst mee met de voorwaarden waaraan de trainingen moesten voldoen.
Opvallend was dat de prijs van de aangeboden trainingen toen nog niet bepalend zou zijn bij de selectie. Nu laat Bienemann in NRC Handelsblad weten dat zij de adviezen van de hoogleraren heeft genegeerd, omdat zij van het ministerie van Sociale Zaken ook ‘prijstechnische criteria’ moet hanteren. En zo kon een offerte voor een training die volgens Ron van Oostdam en Louis Tavecchio ‘nooit gehonoreerd had mogen worden,’ bovenaan het lijstje van BKK komen te staan.
‘Verkeerd geïnformeerd’
Tot afgelopen zaterdag heeft het bestuur en de directie van BKK geprobeerd het opstappen van de hoogleraren uit het nieuws te houden. Toen ik het bestuur er afgelopen donderdag mee confronteerde, kreeg ik bijna geen informatie los. BKK-directeur Bienemann erkende dat Oostdam en Tavecchio zijn weggegaan, maar wilde niet zeggen waarom. Zij vond ook niet dat zij dat hoefde te verantwoorden. Ook niet toen ik zei dat er met het opstappen van deze mensen toch wel twijfel zou kunnen ontstaan over de besteding van de 15 miljoen euro die BKK namens het ministerie mag uitgeven aan de trainingen voor crècheleidsters. Verder zei ze nog in gesprek te zijn met Ruben Fukkink.
De teruggetreden leden kunnen de uitkomsten van het offertetraject vanuit wetenschappelijk oogpunt niet verenigen met hun nationale en internationale positie
Navraag bij Gjalt Jellesma, die namens BOinK de ouders vertegenwoordigt in het BKK, en bij Lex Staal van de brancheorganisatie Kinderopvang levert ook niks op. Ik ben volgens hen verkeerd geïnformeerd. Het feit dat er twee hoogleraren uit een commissie zijn gestapt, wil nog niet zeggen dat er sprake is van een conflict. Dat Fukkink ook is opgestapt wordt ontkend; BKK is nog met hem in gesprek. Er is geen enkele reden tot zorg.
Als na mij ook een NRC Handelsblad-journalist het BKK en het ministerie van Sociale Zaken benadert en om opheldering vraagt, stuurt de directie van BKK een brief naar minister Lodewijk Asscher om te uit leggen wat er aan de hand is: ‘Twee wetenschappers hebben zich, na opdrachtgeving van uw ministerie aan vijf programmaontwikkelaars, teruggetrokken uit de Adviescommissie Trainingen’ […] ‘De teruggetreden leden van de Adviescommissie Trainingen en de Adviesraad kunnen de uitkomsten van het offertetraject vanuit wetenschappelijk oogpunt niet verenigen met hun nationale en internationale positie.’
De BKK-bestuurders schrijven in de brief dat ze de gang van zaken weliswaar betreuren, maar stellen dat er ‘geenszins sprake is van onderlinge verstoorde verhoudingen c.q. conflicten die onder de pet worden gehouden.’ Ook moet de minister niet de conclusie trekken dat de trainingen die nu wel geselecteerd zijn, niet zullen werken. ‘Dat het effect nog niet gemeten is – het betreft immers nieuw ontwikkelde trainingen – wil niet zeggen dat deze trainingen geen effect zullen sorteren.’
Aan het einde van de brief laat het BKK-bestuur weten dat de adviescommissie trainingen nu is aangevuld ‘met wetenschappelijke expertise in de vorm van dr. A. Bus.’ Gisteren werd bekend dat ook professor Adriana Bus zich heeft teruggetrokken uit de adviescommissie-Trainingen. Ook zij vond het wetenschappelijke gehalte van de trainingen die door BKK waren geselecteerd veel te laag.
Marianne Riksen Walraven, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Nijmegen reageert geschokt op de brief van BKK: ‘Voordat je als hoogleraar uit een commissie opstapt moet er zo veel gebeuren. Dat doe je echt niet zomaar.’ Ze vindt het ook schandalig dat het BKK-bestuur de boel probeert te sussen door te schermen met nieuwe wetenschappers. Dan ga je volgens haar helemaal voorbij aan het enorme statement dat de drie hoogleraren maken met hun vertrek.
Ondertussen wordt ook BKK’s bewering dat er ‘geen conflicten onder de pet worden gehouden’ onderuit gehaald. In NRC Handelsblad laat opgestapt hoogleraar Ron Oostdam weten dat hij en zijn collega’s niet zijn ingegaan op het gespreksverzoek van BKK-directeur Carla Bienemann, omdat zij weigerde dit gesprek te voeren in bijzijn van iemand van het ministerie van Sociale Zaken.
Belanghebbenden hebben invloed op het onderzoek
Dit niet de eerste keer dat wetenschappers – en daarmee dus de kinderen - het verliezen van de opvangondernemers en het ministerie van Sociale Zaken. Ook in 2005 was dit aan de orde.
In een hoofdstuk in het binnenkort te verschijn boek Ethical Principles, Case Studies and Commentaries for the Behavioral and Brain Sciences (Cambridge University Press) beschrijven hoogleraar pedagogiek en Spinozapremie-winnaar Rien van IJzendoorn en onderzoeker Harriet Vermeer wat er in dat jaar gebeurde na het verschijnen van het eerste onderzoek van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) naar de kwaliteit van de kinderopvang.
Toen de resultaten van dit wetenschappelijke onderzoek flink tegenvielen – de kwaliteit van de kinderopvang was echt onder de maat - , dreigden de kinderopvangondernemers (destijds verenigd in de Maatschappelijke Ondernemers groep, waar BKK-directeur Bienemann senior beleidsadviseur was), niet meer te zullen meewerken aan een vervolgonderzoek.
Het NCKO-onderzoek zou volgens hen ondeugdelijk zijn uitgevoerd. De praktijk was volgens de MO-groep niet zo slecht als werd beschreven; de onderzoeksresultaten konden gewoon niet kloppen. De oproep van de MO-groep was heel effectief: het was hierna heel erg moeilijk om kinderopvangondernemers te vinden die wilden meewerken aan het vervolgonderzoek.
Slechte uitkomst? Nieuw onderzoek graag
Het ministerie keurde deze houding van de kinderopvangondernemers weliswaar af, maar drong er bij de onderzoekers van het NCKO óók op aan bij het volgende onderzoek meer rekening te houden met de wensen van de kinderopvangondernemers. Ook bleef Catalpa – destijds een van de grootste commerciële kinderopvangorganisaties - zitting houden in de wetenschappelijke adviesraad van het NCKO.
Wetenschappers hekelen het feit dat niet-wetenschappelijk geschoolde ambtenaren de uitkomsten van onderzoeken dicteren
Van IJzendoorn en Vermeer besloten op dat moment uit het NCKO te stappen. Zij vonden het principieel onjuist dat belanghebbenden ook maar enige invloed zouden hebben op het onderzoek.
Beide wetenschappers hekelen het feit dat de harde concurrentie tussen commerciële en niet-commerciële onderzoeksinstellingen (net als nu bij het BKK) ertoe leidt dat niet-wetenschappelijk geschoolde ambtenaren de uitkomsten van onderzoeken bijna dicteren en daarnaast voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten.
Zo kunnen niet-welgevallige uitkomsten gemakkelijk ongedaan worden gemaakt door nieuw of aangepast onderzoek te laten doen dat kwalitatief slecht wordt uitgevoerd. En zo kunnen slecht onderbouwde, goedkope trainingsvoorstellen toch worden geselecteerd. Van IJzendoorn en Vermeer spreken hier van ‘de vierde macht.’
Gevraagd naar zijn reactie op de huidige gang van zaken bij het BKK zegt Van IJzendoorn: ‘Wat er dreigt te gebeuren, is dat kostbaar geld over de balk wordt gesmeten. Als de miljoenen moeten worden gebruikt op de wijze zoals het ministerie en BKK voor ogen hadden, dan heb ik een beter voorstel: laten we het geld dan maar verdelen onder de zwaarbelaste pedagogisch medewerkers en ze allemaal een week extra vakantie laten vieren op een van onze mooie eilanden. Dat zal naar mijn verwachting meer effect hebben op de kwaliteit van de kinderopvang dan de vijf programma’s die nu nog in de race zijn. En het aardige is, dat dit effect ook eenvoudig in een onderzoek kan worden bevestigd of weerlegd - in schril contrast met de voorgestelde trainingsprogramma’s.’
Wat er nu verder gaat gebeuren is onduidelijk. Het ministerie van Sociale Zaken zwijgt.
Dit artikel is geschreven door Marilse Eerkens.