Armoede en schulden heb je niet aan jezelf te wijten. Wanneer valt het kwartje?
De laatste decennia werd armoede weggezet als het gevolg van onverstandige keuzes, het ontbreken van de oer-Nederlandse werkethiek of een gebrek aan financiële opvoeding en wijsheid. Het was eigen schuld, dikke bult. Wie het ‘gemaakt’ heeft, heeft dat aan zichzelf te danken. Wie het niet gemaakt heeft evenzeer.
Dit meritocratische wensdenken maakte ons blind voor de groeiende bestaansonzekerheid.
Nu ook de middengroepen in de hoek staan waar de klappen vallen, wordt het pijnlijk duidelijk: armoede is niet aan het individu te wijten.
Al voor het koopkrachtdrama dat zich nu voor onze ogen voltrekt, met stijgende energieprijzen en duurdere boodschappen, was het hommeles: ruim een kwart van de Nederlanders had te maken met bestaansonzekerheid. Deze mensen hebben in termen van wonen, inkomen, werk en gezondheid onvoldoende zicht op zekerheid en veiligheid, twee basisbehoeften.* Er is niet voor niets voor het eerst een minister voor Armoedebeleid aangesteld.
900.000 mensen leefden toen al in een huishouden met een inkomen onder de armoedegrens (waarvan 360.000 al langer dan vier jaar). Dat wil zeggen: minder dan 13.200 euro per jaar. Hun koopkracht is vergelijkbaar met die van een bijstandsgerechtigde in 1976.*
Structurele factoren als flexibilisering van de arbeidsmarkt, een huizenmarkt die op slot zit, een ontoereikend minimumloon, verschraling van uitkeringen, lik-op-stukbeleid bij toeslagen, en de snel toenemende kosten voor levensonderhoud raken deze groep mensen het hardst. In rap tempo zakken ze door het ijs.
Wehkamp-kopers met drie gaten in hun handen
Het idee dat mensen in armoede lui zijn en maar wat harder moeten werken, strookte toen ook al niet met de werkelijkheid. In 2021 telde ons land 220.000 armen die wel degelijk werken.* Voor hen is – net zoals voor zovelen – meer werken niet de oplossing. Meer werken betekent vaak ook minder toeslagen etc., waardoor ze er netto amper op vooruitgaan.
In 2019 waarschuwde het Nibud al dat bijna 40 procent van de huishoudens (dat zijn er 2,8 miljoen) amper kan rondkomen, en al helemaal geen financiële klappen kan opvangen. Deloitte voorspelde* dan ook dat tegen 2021 wel 41 procent van de Nederlandse schulden problematisch is, wat betekent dat men er zonder hulp niet meer uitkomt.
Je kunt als overheid blijven investeren in programma’s om mensen financieel wijzer te maken. Of je maakt de zaken gewoon minder complex
Begin dit jaar stond de teller van huishoudens met problematische schulden op minimaal 614.000 – niet alle schulden worden geregistreerd. Het beeld dat het allemaal Wehkamp-kopers betreft met drie gaten in hun handen en een betalingsachterstand, klopt niet. In 90 procent van de gevallen zijn overheidsinstanties de grootste schuldeisers.
Ook mensen met problematische schulden zijn niet lui en dom: meer dan 40 procent werkt – ook al is hun situatie uitzichtloos en brengt de stress om de schulden hun mentale en fysieke gezondheid in gevaar – en 45 procent is middelbaar of hoger opgeleid.* Omgekeerd: een deel van mensen met problematische schulden is schuldenaar omdat ze niet meer kunnen werken door ziekte of anderszins arbeidsongeschikt raken.
Daar komt bij dat de overheid het bepaald niet makkelijk heeft gemaakt om inkomensondersteuning te krijgen als je reeds in de problemen zit. Ben je een alleenstaande vrouw met twee kinderen, dan kun je beroep doen op meer dan twintig inkomensondersteunende maatregelen.* Maar dat is een dagbesteding die heel wat bureaucratische vaardigheden vergt: een foutje op één formulier kan zomaar negatief doorwerken op andere rechten. En daar waar het voor de ene regeling aangemoedigd wordt om te sparen, kan spaargeld bij een andere regeling een reden zijn om steun in te trekken of terug te vorderen.
Ook de bijstand, het laatste vangnet om armoede te voorkomen, is voor veel mensen te ingewikkeld geregeld. Van de 320.000 huishoudens die recht hebben op bijstand, maken 170.000 daar geen gebruik van. Dat terwijl maar liefst een kwart van die huishoudens geen ander inkomen heeft.
Je kunt als overheid blijven investeren in programma’s en begeleiding om mensen financiële wijsheid bij te brengen. Of je maakt de zaken gewoon minder complex.
De kroniek van een aangekondigde verarming
Dit alles maakt van de huidige inflatie een katalysator, niet zozeer een veroorzaker. Door de hoge energieprijzen worden de middengroepen sneller geraakt dan gedacht. Zij ervaren nu wat voor hen voorheen ondenkbaar was.
Maar dat anderhalf miljoen huishoudens energiearmoede staat te wachten in 2030, weten we al veel langer.*
Met de toenemende armoede zal blijken dat het hardnekkige beeld van luie, domme en niet-opgeleide mensen niet langer houdbaar is. Het is niet eigen schuld, dikke bult, het is de kroniek van een aangekondigde verarming van een groep burgers die zich eerder nét wist te redden. Verblind door ons meritocratisch mensbeeld zijn we vergeten ons daarop voor te bereiden.
En nu vindt het kabinet het maar ‘lastig’ om snel in te grijpen.
Pijnlijk. Want de voorspellingen van volgend jaar liegen er niet om: een op de tien kinderen zal opgroeien in armoede. Een beeld van de cijfers: dat is vijf keer het aantal mensen dat per festivaldag naar Lowlands gaat. Zo veel, dus.