Waarom kleine zelfstandigen alleen samen groot kunnen worden
Van de Zakenman Zonder Pak tot de Zin Zoekende Prinses: Nederland telt inmiddels zoveel verschillende zzp’ers dat het haast onmogelijk is geschikt beleid voor deze groep te maken. De paradox van de flexwerkers is: willen ze echt zelfstandig kunnen blijven, dan zullen ze zich meer moeten verenigen.
Het zijn de externe adviseurs die uw baas inhuurt als hij of zij het even niet meer weet.
Het zijn de schilders die u belt wanneer de kozijnen opnieuw in de verf moeten worden gezet.
Het zijn de thuis werkende moeders die dat leuke jurkje uit de webshop zo gezellig voor u inpakken.
Het zijn de handige jongens en meisjes die met vastgoed een doorgaans dik belegde boterham verdienen.
Het is de journalist die dit verhaal tikt.
Het zijn de zelfstandigen zonder personeel. Samen met andere flexwerkers bevolken ze de ‘flexibele schil,’ de term die door bedrijven wordt gehanteerd voor werknemers die ze zonder gevolgen de deur kunnen wijzen.
De flexibele schil zit als een prettige jas om een krimpende kern van vaste werknemers heen. Een jas die hen beschermt tegen de koude wind van een krimpende economie en lucht geeft in tijden van drukte.
Deze schil wordt wel een leger genoemd, dat in gestaag tempo - 50.000 nieuwe zzp’ers per jaar, circa 800.000 in totaal - bezig is het leger werknemers in loondienst te verslaan.
De overwinning voor het flexleger lijkt haast zeker wanneer je bij de zzp’ers ook de uitzendkrachten en de kortlopende contracten optelt. Studenten die tot jaren na hun studie voor het uitzendbureau uit hun studententijd blijven werken. Jonge werknemers die na drie jaarcontracten te horen krijgen dat een vast contract er toch niet in zit.
Wie anno 2014 begint met werken, móet haast wel in de flexibele schil terechtkomen. Betaald per zorgminuut, letter, dag of stuk. En met een baanzekerheid variërend van één artikel tot enkele weken.
De ene flexwerker is de andere niet
Toch doet het beeld van een leger, massa, horde, klont of kliek geen recht aan de werkelijkheid. De ene flexwerker is namelijk de andere niet. En dat is precies de reden waarom er vooralsnog weinig verandert in de rechtspositie van deze groeiende groep werkenden.
Althans, er verbetert wel het een en ander voor degenen voor wie flexibel werk een hobbel is op weg naar een vaste baan. Deze laatste groep wordt in de nieuwe Wet Werk en Zekerheid (WWZ), die op 1 januari 2015 ingaat, beter beschermd dan voorheen.
Zo moeten uitzendkrachten die achttien maanden hetzelfde werk bij hetzelfde bedrijf doen, een tijdelijk contract bij deze werkgever krijgen. En krijgen werknemers met een tijdelijk contract straks na twee in plaats van drie jaar een contract voor onbepaalde tijd. Het kabinet wil hiermee de tweedeling tussen werknemers mét en werknemers zonder vast contract tegengaan.
De groep zzp’ers is te divers om in één sturende maatregel te vangen. Er zijn geen collectieve arbeidsovereenkomsten waar de overheid iets van kan vinden
Maar de rechtspositie van de circa 800.000 zzp’ers verbetert nauwelijks. En dat is niet zo gek. De overheid is gewend aan wetten die het contractverkeer tussen werknemers en werkgevers regelen. Maar de groep zzp’ers is te divers om in één sturende maatregel of gerepareerde wet te vangen. Er zijn geen collectieve arbeidsovereenkomsten waar de overheid iets van kan vinden, maar alleen een onoverzichtelijke brei met duizenden, meestal mondeling gemaakte, los-vaste werkafspraken.
Zzp’ers zijn bovendien te weinig verenigd om als één man voor een betere arbeidspositie te pleiten. En dat is geen wonder: hun levens en hun belangen lopen nogal uiteen. We stellen ze even aan u voor.
De Zakenman/vrouw Zonder Pak
Motto: ’Ik ben voor mezelf begonnen, toen ik ontdekte dat de baas mij minder betaalde dan ik als zelfstandige zou vangen.’
Je komt dit type voornamelijk in sectoren als consultancy, vastgoed en juristerij tegen. Hun verdienmodel is grofweg dat zij iets complex als vastgoed, beleggingen, een arbeidsproces of een IT-systeem wél begrijpen en hun expertise aan zoveel mogelijk opdrachtgevers tegen een goede prijs verkopen. ‘Uurtje factuurtje,’ zoals je uit de monden van deze interim’s en externen zonder ironie kunt optekenen.
Zonder leaseauto en andere secundaire arbeidsvoorwaarden, maar ook zonder de verplichtingen van het kantoor, is deze groep doorgaans goed in staat voor zichzelf te zorgen.
Deze klasse van ‘vrij gevestigden’ vormde in de welvarende jaren negentig het eerste cohort zelfstandigen. De slim facturerende yup heeft zodoende lange tijd het beeld voor de zzp’ers bepaald. Wie ‘nog’ in vaste loondienst zat, bekeek vaak vol bewondering de ‘heerlijke vrijheid’ die de zakenman zonder pak belichaamde.
De Zin Zoekende Prins(es)
Motto: ’Ik ben gewoon niet gemaakt voor een bestaan als loonslaaf.’
In de slipstream van de zakenlui uit de eerste categorie kwam de afgelopen decennia ook dit type zzp’er op. Doorgaans na een stevige crisis in het eigen werkende leven – een ontslag, een reorganisatie, een burn-out – concludeerde deze groep vastberaden dat zingeving, zelfontplooiing en plezier voorop moesten staan.
Je komt ze tegenwoordig voornamelijk tegen in de immer groeiende economie die remedies aanbiedt tegen de kwalen van het werkende leven dat zij eerder ontvlucht zijn. Ze worden lifecoaches die je een ‘betere balans’ tussen werk en leven beloven, stoelmasseurs die op woensdagmiddag de spanningen van de kantoorhorige komen verdrijven en of volgen een cursus om zich in de wereld van de al dan niet natuurgeneeskundige en alternatieve therapeuten te begeven.
Ze zien hun stap uit de wereld van het vaste contract doorgaans als een bevrijding. Maar naar verloop van tijd kun je ze geregeld horen klagen over de lasten die het ondernemerschap ook met zich meebrengt. Met name de ‘vereisten’ van ‘het systeem’ (certificaten, verzekeringen, belastingen) worden met graagte gehekeld.
Ze kunnen zich kortom nogal eens opstellen als de spreekwoordelijke prins(es) op de erwt. Wie zingeving in zijn werkende leven zoekt, blijft ook zonder contract nog wel even zoekende.
De Ziel & Zaligheid Proleet
Motto: ’Ik heb weinig nodig, want delen is het nieuwe hebben.’
Er zijn natuurlijk ook beroepen die je niet of nauwelijks in loondienst kunt uitvoeren. Simpelweg omdat het ambachten betreft, die al van oudsher het werkterrein van vrij gevestigden zijn. Denk aan copywriters, fotografen, musici, illustratoren, filmmakers en kunstenaars.
Voor deze groep is ‘freelancen’ een echte levensstijl. Niet dat het allemaal geboren ondernemers zijn, maar hun studie- en beroepskeuze laat hen nu eenmaal niet echt een andere keuze. Je komt ze tegen met hun laptop in het café of op de flexwerkplek, terend op zo min mogelijk kopjes van de omzetbelasting af te trekken koffie. Je treft ze verder op acquisitiecursus, bij het broodfonds of op freelanceborrels. Niet zelden bevindt deze groep zich in een netwerk waar iedereen hetzelfde zzp-lot is beschoren.
Hoewel ze onderling graag mogen klagen over dalende tarieven en uitknijpers van opdrachtgevers, is hun identiteit zo vergroeid met hun zelfstandig ondernemerschap dat ze in feite niet beter weten. Met een combinatie van zelfspot en gêne betitelen ze zich graag als zelfstandigen zonder poen of perspectief. Met een bestaan zonder al te veel materiële welvaart hebben ze zich allang verzoend; dit zijn post-materialisten in de letterlijke zin van het woord. Ze ruilen het uitoefenen van hun droomberoep als het ware in tegen de zekerheden van een beroep dat weliswaar vast is, maar minder ruimte voor hun passies en talenten biedt. Ze zien hun keuze voor het zelfstandig ondernemerschap als romantisch, heroïsch project.
‘We gaan toe naar een wereld zonder geld, waarin we alle goederen en diensten gewoon delen met elkaar,’ fluisteren ze je ’s avonds in de kroeg manmoedig toe. Maar de felrealistische kater de ochtend erop vertelt dat verhuurders, verkopers en verzekeraars zich nog niet aan deze nieuwe wereldorde houden.
De Zelfstandige Zonder Pretenties
Motto: ’Als de baas of de klant zo het wil, dan moet het maar.’
Lang niet iedere zelfstandige is dat uit vrije wil geworden. De schattingen voor wat betreft het aantal onvrijwillige zelfstandigen lopen uiteen van 30 tot 50 procent, en volgens sommigen zijn het er zelfs nog veel meer. Je vindt ze in alle sectoren, maar toch vooral in de bouw, de logistiek en de zorg.
Ze kregen vaak van de ene op de andere dag te horen dat ze ‘flexibel’ moesten gaan werken. Kleine bedrijven gingen failliet en splitsten zich op in twintig minibedrijfjes. Waar in de jaren negentig een eerste generatie zelfstandigen een vrolijke, bevrijde indruk maakte, staat de situatie van deze groep bekend als benard en bekneld. Crisis op de woningmarkt? Een koude winter? Dan zit je zomaar maanden onbetaald thuis, als zelfstandig bouwvakker. Het ondernemersrisico verschoof van de werkgever naar de tot ondernemer gebombardeerde voormalige werknemer.
Toch zitten er ook in deze categorie genoeg spekkopers tussen. Nu de economie weer aantrekt, vinden steeds meer mensen weer ruimte in hun portemonnee voor achterstallig onderhoud of een verbouwing aan de woning. Het staat dus nog te bezien of deze categorie zelfstandigen blijft terug verlangen naar betere tijden in de boezem van de baas, of uiteindelijk steeds meer eieren voor zijn geld krijgt en daarmee leert leven.
De Zorgvuldig Zappende Pendelaar
Motto: ‘Als het me even te krap wordt, ga ik gewoon weer terug in loondienst.’
Misschien wel de meest autonome categorie van alle zelfstandigen, is de groep die pendelt tussen loondienst en zelfstandig ondernemerschap. Vaak zijn dit mensen die een tijd lang hun droom najagen, om vervolgens toch weer voor de zekerheid van een vaste baan te kiezen. Denk aan de jurist die ervan droomt fotograaf te worden. De kantoorklerk die een cursus meubelmaken is gaan volgen en hier een tijdlang van probeert te leven.
Een nieuwe levenssituatie, zoals de komst van een kind, een partner zonder baan of het kopen van een huis, dwingt deze zelfstandigen doorgaans toch weer terug in loondienst te gaan. Of, een andere trend, om hun leven in twee (of drie) deeltijdbanen op te delen. Een baan voor het geld, en een bedrijf voor de leuk.
Een schil waar de overheid telkens over uitglijdt
Het zal inmiddels duidelijk zijn: de zzp’er bestaat niet. En gedeelde belangen hebben verschillende types freelancers vaak al evenmin. De een is een ondernemer pur sang, die het liefst zijn eigen boontjes dopt. De ander is ondernemer tegen wil en dank, omdat er in zijn beroepsgroep nu eenmaal niet (meer) met contracten wordt gewerkt.
Maar zelfs al zou de overheid de rechtspositie van zzp’ers willen verbeteren, het is de vraag of zij dat kan. En dat komt door de aard van het beestje.
Freelancers zijn letterlijk free-lancers, ofwel dragers van een ‘vrij zwaard.’ In de Middeleeuwen waren dit mannen die niet voor één heer vochten, maar zich aan verschillende legers verhuurden. Het waren vrijbuiters. Geen heer kon hen de wet voorschrijven.
Ook de overheid van nu heeft maar weinig grip op de zzp’er. Telkens wanneer ze het probeert, blijkt de flexibele sector een schil waarover zij uit glijdt.
De veelvormigheid van het verschijnsel maakt het moeilijk om te doen wat de staat het liefst doet: één beleid voor allen ontwikkelen. Zo kun je als zzp’er alleen een VAR ontvangen als je in één jaar tenminste drie opdrachtgevers hebt. Maar als je voor een bemiddelingsbureau in de zorg werkt, dat jou aan klanten koppelt, kun je nooit hard maken dat je die hebt. Je hebt alleen met dat bureau te maken. En wanneer je bijvoorbeeld zes dagen per week pakketten bezorgt, kún je simpelweg niet meer dan één opdrachtgever tegelijk bedienen.
Nu nam de overheid zich dit voorjaar voor aan deze ‘schijnzelfstandigheid’ een eind te maken. De belangenvereniging voor zzp’ers deed direct een brandbrief uitgaan. Hoe kan de overheid het een zelfstandige nu kwalijk nemen dat je zelfstandig bent gaan werken, als de branche waarin je werkt je geen andere keus laat? De overheid lijkt, kortom, gedoemd dit te gedogen. Van het voornemen om bij schijnzelfstandigen alsnog de zelfstandigenaftrek terug te vorderen, wordt tegenwoordig nog maar weinig vernomen.
De zzp’er, werkzaam bij Firma Rampspoed
Hoe dan ook: als zzp’ers in het nieuws opduiken, dan is dat dan steevast met sneue feitjes. Ze blijken onverzekerd, zijn parttime onbezoldigd en zitten vrijwel allemaal zonder pensioen.
Wie zzp’er is, lijkt in feite bij Firma Rampspoed in dienst getreden. Stop je met werken, dan maak je een salarisval van zeker 50 procent. Het gemiddeld aantal uren dat een zzp’er effectief werkt? Zeventien.
Maar wat zeggen zulke gemiddelden eigenlijk? De tachtigurige werkweek van een freelance consultant wordt op één hoop gegooid met een tevreden deeltijdzelfstandige, die slechts één uur per dag in de weer is met het versturen van producten naar een webshopklant.
Een groep die zó divers is, kun je niet onder één noemer vangen. Toch doen zzp’ers dat zelf ook, wanneer ze zich over hun lot beklagen
Een groep die zó divers is, kun je niet onder één noemer vangen. Toch doen zzp’ers dat zelf wel, wanneer ze zich over hun lot beklagen.
Geregeld hoor je de vergelijking tussen de negentiende-eeuwse dagloner die zich nog moest emanciperen ten opzichte van zijn heer. De zzp’er als moderne huurling, onderworpen aan uitbuiting en willekeur. En ja, als je het pakket aan opgebouwde rechten uit een gemiddelde cao naast de arbeidsvoorwaarden van een zzp’er legt, dan is de vergelijking inderdaad nogal scheef.
Terwijl: ook dat is maar een deel van het verhaal. Een zzp’er heeft uiteindelijk evenveel rechten als zijn mond groot en zijn lobby sterk is.
De paradox: zelfstandigen moeten zich verenigen
Want tegen arbeidsongeschiktheid, ziekte, een pensioengat of ander sociaal onheil kun je alleen wapenen door solidair te zijn en samen op te trekken. Een pensioenfonds voor zzp’ers, zoals vorige week aangekondigd, werkt bijvoorbeeld pas als voldoende mensen eraan meedoen. De inschrijving, tot 1 januari 2015, zal laten zien hoe zelfstandig en solidair de zzp’er tegenwoordig is.
Het is dus in eerste plaats aan de zzp’ers zelf om hun eigen lot te verbeteren. De Wet Werk en Zekerheid van Lodewijk Asscher gaat het niet voor ze doen.
Het goede voorbeeld komt intussen van de pakketbezorgers die ik dit voorjaar volgde. Uit verontwaardiging over de manier waarop managers hun niet als ondernemers, maar als werknemers zonder CAO beschouwden, begonnen ze hun eigen vakbond.
Ze hebben vier bezorgers vrijgesteld om namens belangenvereniging Subcopartners stevig met PostNL te onderhandelen. Het resultaat: op 6 juni konden ze een pakket kleine en grote verbeteringen aan hun leden bezorgen, waarmee ze de minimum arbeidsvoorwaarden sterk hebben verbeterd. En van de manager die vol zelfvertrouwen beweerde dat ‘allochtone ondernemers’ ideaal personeel voor PostNL waren omdat ze zich niet verenigen wordt naar verluid nog maar weinig vernomen.
De les: alleen door als zelfstandige zonder pretenties, ziel & zaligheid proleten en zin zoekende prinsesjes met elkaar op te trekken is het mogelijk om de kloof tussen werknemers met en zonder contract te dichten. Want als het al niet lukt om lotsverbondenheid tussen al die soorten zzp’ers te creëren, kun je moeilijk solidariteit van de rest van de samenleving verwachten.
Terecht of niet, zo redeneren velen: eigen werktijden, eigen baas en geen collega’s. Dat is toch de droom van iedere werknemer?