The Normal Heart laat zien dat de homo-emancipatiestrijd nooit vergeten mag worden
The Normal Heart, een nieuwe tv-film van HBO, grijpt je bij de strot. Begin jaren tachtig brak een hiv-epidemie uit, die in 99 procent van de gevallen dodelijk was. Ned Weeks, een jonge schrijver, probeert de ziekte en de apathie van de buitenwereld te bestrijden. Hoewel volgens sommigen de homo-emancipatie in de westerse wereld voltooid is, toont deze film dat deze zwarte bladzijde in de homogeschiedenis niet vergeten mag worden.
The Normal Heart is de heftigste film die ik in tijden heb gezien. HBO’s bewerking van het gelijknamige toneelstuk uit 1985 van Larry Kramer, geregisseerd door Ryan Murphy, is zo luid, scherp en dichtbij dat je als kijker soms het gevoel hebt dat je geweld wordt aangedaan. Dat is knap voor een tv-film en past bij het centrale thema: vechten. Voor de liefde en voor je leven.
Het semi-autobiografische verhaal neemt ons mee terug naar 1981, naar een stuk Amerikaanse kust waar homo’s de dienst uitmaken – zon, zee, Roxy Music, kokosolie, Speedo’s en polygamie. Schrijver Ned Weeks (Mark Ruffalo) houdt zijn T-shirt liever aan. Terwijl hij langs het water loopt met een vriend en zich over zijn liefdesleven beklaagt, valt verderop het eerste slachtoffer van de hiv-epidemie die in de jaren die volgen het grootste deel van zijn vriendenkring zal vernietigen.
Niemand weet wat er mis is met de jongen die plotseling in elkaar zakt, maar het is snel duidelijk dat het menens is. ‘Gay cancer’, zoals het dan nog genoemd wordt, verspreidt zich als een plaag en blijkt in 99 procent van de gevallen dodelijk. Een medicijn is er niet.
Thuis in New York zet Ned, zelf nog gezond, een actiegroep op poten. Hij zoekt contact met de enige expert; de dwarse, gehandicapte arts Emma Brookner (Julia Roberts). Haar advies: ‘Stop having sex.’ Dat valt slecht bij de homogemeenschap die de seksuele vrijheid nu juist zo zuur heeft bevochten. Er blijkt zowel in de buitenwereld als intern gestreden te moeten worden tegen dodelijke onwetendheid.
Die buitenwereld blijft onvoorstelbaar lang onverschillig. Pas na talloze sterfgevallen en maanden van massale woedende protesten, wordt de ernst van de situatie erkend. Ned is onvermoeibaar op het hysterische af in zijn tirades in kranten en tijdschriften. Ondertussen laat de voortdurende angst voor besmetting hem niet onberoerd, vooral wanneer hij eindelijk de liefde van zijn leven vindt.
Naar de strot
Deze zwarte bladzijde in de homogeschiedenis is veel vaker onderwerp geweest van boeken, toneel en films. Het meest memorabele voorbeeld vind ik Angels in America, het Pulitzer Prize-winnende toneelstuk – later ook verfilmd door HBO – van Tony Kushner uit 1993. Kushner verweeft het verhaal van een met aids besmette man op ingenieuze wijze met een parade aan ideeën over politiek, religie en kunst en zet de gezondheidscrisis als spiegel tegenover het Amerikaanse culturele klimaat.
Murphy’s dwingende regie maakt dat je de indruk krijgt dat het juist nu relevant is om naar een stuk uit 1985 te kijken
Angels is een wild, kleurrijk kunstwerk. Het is associatief, soms hallucinatoir in zijn afbeelding van de ziekte, die in Kushners fantasie behalve vernieling ook golven van creativiteit en spiritualiteit met zich meebrengt. The Normal Heart is rauwer en realistischer, met een documentaire inslag, maar de twee verfilmingen hebben eenzelfde intensiteit. Kramer, die zelf het scenario schreef, heeft theatrale elementen intact gelaten, zoals de constante herhaling van het woord ‘fight’ dat als het ritme van een strijdtrom door het verhaal klinkt.
Die emotionele opzwependheid zit ’m ook in de nogal schokkend in beeld gebrachte fysieke aftakeling van de zieken. Geen natuurgeweld blijft ons bespaard, we zien het kotsen, schijten en rotten in close-up. Regisseur Murphy heeft zijn kijker naar de strot willen vliegen. De toon is boos, vechtlustig.
Daardoor voelt deze filmversie als een historisch drama, maar tegelijkertijd als iets wat ook in deze tijd nog urgentie wil hebben. Murphy’s dwingende regie maakt dat je de indruk krijgt dat het juist nu relevant is naar een stuk uit 1985 te kijken.
De homostrijd mag niet vergeten worden
The Normal Heart verkeert als homofilm momenteel in het gezelschap van veel films en televisieseries die geaccepteerde, ingeburgerde en probleemloze homo’s portretteren. Goed nieuws, want dat is uiteraard een afspiegeling van tolerante maatschappij waarin, volgens sommigen, het onderscheid tussen hetero en homo langzaam vervaagt en categorieën wellicht niet meer nodig zijn.
Daar valt tegen in te brengen dat zulke normaliserende representaties het risico met zich meebrengen nog steeds bestaande problemen – niet in de laatste plaats in andere werelddelen – dood te zwijgen. Activist Dennis Altman wijst daarop in zijn laatste boek The End of the Homosexual. Hij waarschuwt ervoor dat seksualiteit juist in een tolerant klimaat een politiek non-issue wordt, terwijl het dat niet zou mogen zijn. (Francisca Wals constateerde vorige week in nrc.next verontwaardigd dat ‘gay geen aparte categorie meer mag heten in deze geëmancipeerde samenleving.’)
Wat het standpunt van de makers ook is, dat HBO ervoor kiest dit verhaal nu voor een groot publiek te brengen is veelzeggend. Naast de blije gay parade die de tv bevolkt, is er ook gehoor voor de bloedige wordingsgeschiedenis van die progressieve mainstream – die nu een belangrijke doelgroep is van HBO.
De aidsepidemie van de jaren tachtig is het noodgedwongen begin geweest van een sterkere politieke en maatschappelijke organisatie van homoseksuelen en daarmee van een bredere acceptatie. We plukken daar de vruchten van, maar de strijd die geleverd is moet niet vergeten worden. Omdat die op zoveel plekken nog gevoerd wordt (tegen zowel homofobie als aids), maar ook omdat die hier niet zomaar gestreden kan worden geacht.
Wie nu moe wordt van dat woord ‘strijd’ moet vooral The Normal Heart gaan zien.
De film is on demand beschikbaar via HBO. In augustus gaat in Nederland bovendien het toneelstuk in reprise.