Morrelen aan de meetmethode heeft maar één doel: de stikstofaanpak onschadelijk maken

Thomas Oudman
Correspondent Voedsel

Het kabinet was pissig toen Wopke Hoekstra twee weken geleden in zijn vraagtekens zette bij 2030, het jaar waarin de stikstofreductie volgens het regeerakkoord gehaald moet zijn. Minder aandacht was er voor Hoekstra’s vraagtekens bij de kritische depositiewaarde, KDW in het kort, als maatstaf voor de nodige stikstofreductie.

Maar de protesterende boeren hadden het wel gehoord. Ze hapten toe en klemden hun kaken op elkaar: ze verdomden nog bij stikstofonderhandelaar Johan Remkes aan tafel te komen als de KDW niet op de agenda kwam. En zo geschiedde. Remkes gaf toe, en de boeren kwamen afgelopen woensdag weer naar Den Haag.

Aan het eind van de dag was premier Mark Rutte opgetogen. Het kabinet had voet bij stuk gehouden: aan de termijn van 2030 wordt Maar gedurende de dag had hij wel begrepen dat boeren geen ‘grip hebben’ op de en de kritische depositiewaarde dus een beperkte maat is. Het kabinet gaat onderzoeken of die niet vervangen kan worden door iets anders.

Alleen dankzij deze rekenmethode is het dit keer menens met de stikstofaanpak

De KDW is dan ook een technisch gedrocht. Het is een enkel getal, geplakt op een heel ecosysteem – zo ongeveer de definitie van complexiteit. Toch is dat getal honderd keer belangrijker voor het oplossen van de stikstofproblemen dan in welk jaar dat precies gebeurd moet zijn.

Het stikstofprobleem is al meer dan veertig jaar bekend. Dat het zó lang heeft kunnen duren voordat het kabinet om het op te lossen, komt precies door die complexiteit. Tegenstanders vonden altijd wel een manier om het gevaar van stikstof in twijfel te trekken door zich te beroepen op een gebrek aan kennis. Alleen dankzij de eenduidigheid van de kritische depositiewaarde is het dit keer menens.

Laat het kabinet die maatstaf los, dan zijn we voor we het weten weer veertig jaar verder.

Wat is de kritische depositiewaarde?

De kritische depositiewaarde is de door ecologen vastgestelde maximale hoeveelheid stikstof die jaarlijks op de natuur neer kan dwarrelen voordat het tot verslechtering gaat leiden.

Nou is het ene ecosysteem veel gevoeliger voor stikstof dan het andere, en daarom is er niet één waarde. De Europese Unie onderscheidt een hele lijst van verschillende soorten ecosystemen – – van zandverstuivingen en zure vennen tot blauwgraslanden en vochtige duinvalleien. Voor elk ervan moet worden vastgesteld hoeveel stikstof die aankan zonder te verslechteren, en elk habitattype heeft dus zijn eigen KDW.

Nou is dat vaststellen makkelijker gezegd dan gedaan. Want het is niet alleen een enorme berg werk, het is ook niet helemaal hoe de natuur werkt.

Er is geen makkelijk antwoord op de vraag hoeveel stikstof een ecosysteem of een individuele plant aankan. De effecten zijn altijd indirect – bijvoorbeeld omdat andere planten hen dan overwoekeren – en compleet afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Is het droog? Zit er weinig calcium in de bodem? Fosfaat? Het aantal factoren die beïnvloeden hoe goed planten tegen stikstof kunnen, is eindeloos.

Voor beleidsmakers is een complex ecosysteem een ramp

En ja, ecosystemen zijn complex. Net als ingewikkelde machines bestaan ze uit heel veel losse onderdelen. Maar de onderdelen hebben geen taakomschrijving. Mieren zijn er niet om bladluizen te beschermen. Doen ze wel, maar zeker niet altijd. En behalve bladluizen beschermen doen ze nog oneindig veel meer, en niemand die precies weet wat. Laat staan wat de gevolgen ervan zijn voor het hele ecosysteem.

Leuk voor biologen, maar voor beleidsmakers is het een ramp.

Want ze moeten toch wát. Ecologen kunnen niet voor elke soort op elke plek, onder alle omstandigheden bepalen hoeveel stikstof een plant kan hebben. Maar net zoals je grofweg best kan zeggen dat een liter cola per dag wel echt het maximum is dat nog gezond is voor mensen, kan je ook voor ecosystemen wel grofweg zeggen wat het maximum aan stikstof is dat ze onder normale omstandigheden aankunnen.

Dát is de kritische depositiewaarde – die bepaalt hoeveel cola wilde planten jaarlijks maximaal door de strot mag worden geduwd.

Niet perfect, maar een mooi begin in een land waar planten in 130 van de 162 natuurgebieden veel meer cola – sorry, stikstof – door de strot geduwd krijgen dan volgens ecologen nog geoorloofd is – soms meer dan het

Nederland heeft een gigantisch stikstofprobleem – hoe complex je het ook maakt

Het aankaarten van de kritische depositiewaarde komt rechtstreeks uit de trukendoos die de landbouwindustrie al decennialang gebruikt om het stikstofbeleid te sturen. Namelijk: het misbruiken van de complexiteit van ecosystemen om harde beleidsmaatregelen in twijfel te trekken.

Nou zal de KDW hoe dan ook niet helemaal van tafel gaan: het is door de Europese Unie in de wet verankerd als belangrijke indicator voor de instandhouding van de Maar stel dat de overheid dat laatste gaat nuanceren – dat de KDW lokaal mag worden overschreden als de natuur daar ‘aantoonbaar niet onder lijdt’ of iets dergelijks – dan is in één klap de hele complexiteit van ecosystemen weer terug op tafel. En daarmee de ruimte voor twijfelzaaierij terug. Want ja, wanneer is een ecosysteem gezond?

Ook met een pondje extra kan een mens gelukkig zijn – wat is nou precies het probleem van cola?

Laat één ding duidelijk zijn. Nederland heeft een gigantisch stikstofprobleem. We voldoen daardoor bij lange na niet aan de Europese eisen voor natuurbehoud, welke maat je ook hanteert. Maar de lange geschiedenis van het stikstofprobleem leert dat alleen een hard getal voldoet.

Even leek het erop dat het kabinet de stikstofproblemen werkelijk wilde oplossen, met een coalitieakkoord dat de veeteelt zal doen krimpen. Maar het morrelen aan de meetmethode heeft maar één doel: het nieuwe stikstofbeleid onschadelijk maken.

Meer lezen?