De scholen zijn weer begonnen! En met de scholen, begint ook deze nieuwsbrief over onderwijs weer. M’n tentje ligt weer op zolder en ik heb m’n haren weer eens gewassen: tijd voor een nieuw schooljaar.

Dat tentje stond erg mooi trouwens.

Maar in deze nieuwsbrief zal ik het niet hebben over het Zweedse ‘allemansrätten’, maar over de termen ‘hoogopgeleid’ en ‘laagopgeleid’.

Want afgelopen maanden heb ik in veel varianten één vraag gekregen: moeten we niet af van die woorden? Het is toch niet oké om mensen in laag en hoog op te delen? En omdat ik niet iedereen persoonlijk kan antwoorden, in deze nieuwsbrief een reactie.

Wist je dat de meeste Nederlanders niet hoog- of laagopgeleid zijn?

Wat m’n gedachten gescherpt heeft, is de vraag wie het eigenlijk zijn die mensen opdelen in ‘hoog-’ en ‘laagopgeleid’.

Want het CBS, dat een leidende rol heeft in de terminologie die bijvoorbeeld journalisten gebruiken, onderscheidt naast laag- en hoogopgeleiden nog een derde categorie: middelbaar opgeleiden.

Middelbaar opgeleid is iedereen die een havo- of vwo-diploma heeft, of een studie afgerond heeft op mbo-2-, mbo-3- of mbo-4-niveau. De automonteurs, beveiligers en ondersteuners in verpleeghuizen. De pedagogisch medewerkers op de kinderopvang, administratief medewerkers en gehandicaptenverzorgers. De verpleegkundigen, programmeurs en schoonheidsspecialisten.

Oftewel: de meeste Nederlanders (zo’n 40 procent) zijn in de definitie van het CBS niet laag- of hoog-, maar middelbaar opgeleid.

Over wat het betekent dat we er tóch voor kiezen uitsluitend over hoog- en laagopgeleid te spreken, schreef ik een column.

‘Wie zegt dat "we" mensen niet "hoog-" en "laagopgeleid" zouden moeten noemen, maar "praktisch" en "theoretisch" opgeleid, heeft geen verrekijker nodig om mensen in te delen. Hij ziet nog altijd maar twee smaken, met geen andere reden dan dat twee groepen makkelijker te onthouden zijn dan drie, vier of tien.’

Wil je de wereld veranderen, of de woorden?

Er zit me nog iets niet lekker als het gaat over het simpelweg veranderen van die woorden. Het zijn niet alleen die twee woorden die een hiërarchie aangeven.

In de dagelijkse onderwijspraktijk gaat het over ‘opklimmen’ en ‘afstromen’. Leraren stimuleren leerlingen dag in dag uit om het beter te doen: om een hoger cijfer te halen, een vak op een hoger niveau af te ronden, of – bij veel hoge cijfers – het een niveautje hoger te proberen. Kansengelijkheid gaat meestal over de kans die iemand heeft om op te klimmen, het hoogste te bereiken. Als we opleidingen echt als gelijkwaardig zouden zien, zou kansengelijkheid geen onderwijsthema zijn.

Ik heb al een tijdje m'n vraagtekens bij de grote waarde die we hechten aan cognitie, of: aan theoretische opleidingen

Het onderwijs is nu eenmaal hiërarchisch georganiseerd, op basis van cognitieve vaardigheden. Wie op een bepaalde leeftijd cognitief sterk is, belandt bovenaan en wie cognitief minder vaardig is onderaan.

Dat betekent niet dat leerlingen die niet bovenaan belanden, per definitie beter zijn in andere dingen. Natuurlijk kan het zo zijn dat vmbo-leerlingen socialer zijn dan gymnasiasten, of praktisch vaardiger, maar dat is niet op basis waarvan ze in een vmbo-klas bij elkaar zijn gezet. Die indeling geschiedt op basis van cognitieve vaardigheden. Wie bovenaan staat in die hiërarchie heeft wel toegang tot de studies van degene onder hem, maar wie lager in die hiërarchie staat wordt niet toegelaten tot de universiteit.

Dan kan je de woorden veranderen, maar als de onderliggende structuur hiërarchisch blijft, dan doe je niets anders dan je eigen ongemak met die hiërarchie proberen te verbloemen. En er schuilt een gevaar in. Zou je ‘hoog-’ en ‘laagopgeleid’ bijvoorbeeld vervangen door ‘praktisch’ en ‘theoretisch’ opgeleid zonder iets aan de onderliggende hiërarchie te veranderen, dan zal ‘praktisch’ al snel een negatieve bijklank krijgen en ‘theoretisch’ een positieve. Immers: dan valt ‘laag’ samen met ‘praktisch’ en ‘hoog’ samen met ‘theoretisch’. Dat is alleen maar koren op de molen voor hoogopgeleiden die ongemak voelen bij de begrippen ‘laag-’ en ‘hoogopgeleid’.

Niet zo gek dus dat voorstellen om die begrippen te veranderen in ‘praktisch’ en ‘theoretisch’ opgeleid veelal van hoogopgeleiden komen.

Wat moet er dan gebeuren? Ik heb al een tijdje m’n vraagtekens bij de grote waarde die we hechten aan cognitie, of: aan theoretische opleidingen. Ik denk dat we die waarde overschatten. Een van m’n argumenten: in een hiërarchie gebaseerd op cognitieve vaardigheden is het – om bovenaan te belanden – niet zozeer belangrijk om datgene te leren wat je nodig hebt om een betekenisvol leven te leiden, maar om meer te leren dan anderen – los van wat het dan precies is wat je leert. Zo ontstaat er een cognitiebubbel. Een bubbel van leerlingen die heel veel kennis hebben opgedaan, die cognitief heel vaardig zijn, maar daardoor zijn losgezongen van de praktijk, van het leven. Ze zijn wel slim, maar niet wijs.

Zo, dat is eigenlijk voor ‘t eerst dat het me gelukt is die gedachte op papier te krijgen – ik hoop dat ik te volgen ben. Ik ga die gedachte komende weken zelf in ieder geval heel praktisch uitwerken. Ik ga op bezoek bij de Leon van Gelderschool in Groningen, waar leerlingen drie jaar lang in dezelfde klas met alle niveaus bij elkaar zitten. En ik ga langs op een mbo, voor een reportage over praktijkleren.

Tweewekelijkse Tip van de Week

Goed nieuws! Ik ben genomineerd voor de Nationale Prijs voor Onderwijsjournalistiek, met een serie over hoe onderwijs de samenleving opdeelt in winnaars en verliezers (onder andere met

Er zijn veel mooie producties genomineerd, en dat is goed nieuws voor de onderwijsjournalistiek. De beste onderwijsjournalistiek van het afgelopen jaar lezen?

De andere genomineerden zijn...

Genoeg om bij te lezen!

Tot zover, met groet!

Johannes

P.S. moest ik heel hard om lachen.