Weg met het publieke debat!
Op mijn artikel over stelligheid ontving ik honderden reacties met ideeën over een beter publiek debat. Wat als we het omvormen tot een publieke dialoog? Hoe zou dat eruitzien?
Hildi was tijdens de coronaperiode ‘verdrietig en boos’. Ze heeft geen uitgesproken mening, vindt altijd overal wel wat in zitten. Maar haar mildere geluid leek er niet toe te doen. ‘Ik voelde me door sommige mensen afgeserveerd omdat ik een “mak schaap” werd genoemd en mensen vonden dat ik “mijn kop in het zand stak”.’
Ook Ananda voelde zich ontheemd tijdens de pandemie. ‘Waar kon ik terecht als ik vond dat een coronamaatregel te ver ging, maar ik me niet thuis voelde bij de Museumplein-demonstranten? Daar is geen logische plek voor.’
Hildi en Ananda zijn twee van de honderden mensen die reageerden op mijn stuk over stelligheid. Het lijkt wel, schreef ik, of je alleen je zegje mag doen als je een stellige mening hebt – voor-tegen, zwart-wit, 100 procent zeker. Zelf voel ik me, net als Hildi en Ananda, juist thuis in het midden. Het midden dat nu vaak stil blijft in het stellige publieke debat.
Maar als je alleen voor- en tegenkampen hoort, dan lijkt het land meer gepolariseerd dan het is. Als je in een zwart-witbeeld van de wereld gelooft, vergeet je dat de wereld complex is. En als je alleen naar uitgesproken mensen luistert, mis je de experts, die weten wat ze niet weten.
Dus pleitte ik voor een derde weg. Een publiek debat waarin je niet hoeft te schreeuwen of je mond moet houden, waar nieuwsgierigheid vóór veroordeling komt, en waar je samen kunt leren in plaats van vanuit de loopgraven op de ander te blijven schieten. Hoe moet dat er dan uitzien, vroeg ik jullie. Nou, daar wisten jullie wel raad mee: er staan intussen bijna 350 bijdragen onder het stuk.
Meerdere lezers stellen voor het woord ‘debat’ te schrappen. ‘Als ik het woord “debat” hoor, dan heb ik al geen zin meer om mee te doen’ schrijft Els. ‘Ik krijg dan te veel het gevoel dat het om overtuigen gaat, in plaats van luisteren, leren en daarna pas conclusies trekken. Als het een uitwisseling, gesprek of dialoog zou heten, dan overweeg ik eerder om mee te doen.’
Wat als we inderdaad het publieke debat omvormen tot een publieke dialoog? Hoe zou dat eruit zien? Drie ideeën.
1. Stel vragen
Het meest gegeven antwoord: stel vragen. ‘Hoe zou het zijn als we ieder gesprek zouden beginnen met vijf oprechte vragen aan de ander?’ schrijft een Correspondentlid.
Marianne schrijft dat je geen retorische vragen moet stellen waarin je je mening verstopt. ‘Maar stel je vragen wel indringend – laat weten dat je een echt antwoord op prijs stelt.’ En, voegt ze er aan toe, als je iemand toch wilt overtuigen is het ook geen gek idee om een vraag te stellen. ‘Mensen worden meer aan het twijfelen gebracht door een goede vraag, dan door een tegengestelde mening. En helaas, elkaar met “feiten” om de oren slaan levert zelden een verschuiving in standpunten op.’
Els vertelt dat ze eens deelnam aan een sessie van het Right Question Institute, waar ze goede vragen leerde stellen. ‘Het voelde heel bevrijdend om niet meteen stellig te hoeven reageren of in oplossingen te moeten denken. Dat deed me overigens ook nadenken over ons schoolsysteem, waarin je cijfers krijgt voor je antwoorden en vrijwel nooit voor je vragen.’
Ter inspiratie verwijst Els naar Street Epistemology, een methode om de redenen achter stellige overtuigingen te onderzoeken. Ze is ‘gebiologeerd’ door de filmpjes waarin vreemden op straat worden bevraagd. Over de overtuiging dat roken illegaal moet worden, bijvoorbeeld, of dat eenhoorns en draken bestaan.
Mark laat zien waar het stellen van vragen je kan brengen. Zijn vader, die politiek ‘aan de andere kant’ staat, kan erg stellig zijn en daardoor komt Mark op zijn beurt ook stelliger uit de hoek dan hij is. Maar toen hij vragen begon te stellen over zijn vaders afkeer van windmolens, kwam hij erachter dat zijn vader anders naar de dingen keek dan hij had verwacht. ‘Voordat we dit gesprek hadden, had ik hem helemaal ingeschat als klimaatontkenner. Maar nu blijkt dat hij toch meer weet dan ik doorhad, maar tot andere conclusies kwam.’
Hij hoopt in de toekomst vaker dat soort gesprekken te hebben. ‘Ik had het gevoel een beetje te verbinden met mijn vader en dat heb ik heel lang gemist.’
2. Maak ruimte voor empathie
In het stuk beschreef ik hoe ik, als ik in een gesprek terecht kom, soms hartkloppingen krijg en een oppervlakkige ademhaling. ‘Valt het anderen ook op dat dit precies overeenkomt met onze stress-respons?’, schrijft Aletta. ‘Soms vechten we (stellig), soms vluchten of bevriezen we (stil zijn). Als de reactie zo automatisch en oeroud is, dan moeten oplossingen daar ook op in spelen.’
Ze suggereert een veilige gespreksomgeving. ‘Als je het idee hebt elk moment (verbaal) aangevallen te kunnen worden is het een stuk hogere drempel om je kwetsbaar op te stellen door genuanceerd en eerlijk te zijn. Dus bijvoorbeeld: geef tijd en ruimte, geen anonieme reacties, en een goede gespreks(in)leiding.’
In het publieke debat gaat het vaak over feiten – de ene statistiek wordt beantwoord met de andere studie, het ene artikel met het andere argument. Maar, stelt Natasja, over emoties en behoeften gaat het zelden. Terwijl: ‘Ik denk dat die voor een groot deel bepalen wat we denken en zeggen.’ Neem de pandemie: feitjes werden over en weer geslingerd, maar intussen waren mensen ook gewoon bang, boos of verdrietig. En ze hadden behoefte aan veiligheid, autonomie of begrip.
In een constructief gesprek, stelt Natasja voor, moet het dus gaan over wat iemand voelt en nodig heeft – en daarmee over empathie. ‘Dat kan bijdragen aan meer begrip en verbondenheid en aan oplossingen die door iedereen gedragen kunnen worden.’ Hoe dan? Natasja denkt aan de methode van geweldloze communicatie, bedacht door Marshall Rosenberg, die er – onder andere – op gericht is om empathie op te wekken tussen gesprekspartners.
Ook Annette mailt me over geweldloze communicatie, waar ze trainer in is, en deelt een filmpje als voorbeeld van de methode. Trainer Yoram Mosenzon legt daarin uit dat hij er altijd probeert achter te komen wat echt belangrijk is voor de ander. Hij vertelt over een milieu-organisatie die wil dat de tonijnvangst in een bepaalde regio van China stopt. Na een lange presentatie vol argumenten, houdt de verantwoordelijke minister voet bij stuk.
Pas als Mosenzon een open vraag stelt, blijkt: de minister maakt zich zorgen over de 15 miljoen mensen die in de sector werken. ‘Waar de milieuorganisatie en de Chinese minister tijden lang tegenover elkaar stonden (polarisatie)’, mailt Annette, ‘bleek na één simpele vraag dat ze een gedeeld belang hebben en willen samenwerken. De oplossing ligt zo voor de hand en toch missen we haar zo vaak!’
3. Spreek spelregels af
Veel reageerders deelden methodes om gesprekken te voeren: straatepistemologie, geweldloze communicatie, en ook deep democracy, appreciative inquiry, humble inquiry… Ik moet zeggen: het duizelde me soms een beetje.
Maar volgens mij hebben die methodes allemaal één ding gemeen: ze geven structuur aan een gesprek. Zo begint straatepistemologie ermee dat de vragensteller toestemming vraagt, dan de ander vraagt om de overtuiging expliciet te maken. Vervolgens moet diegene aangeven hoe sterk de overtuiging is en gaat de vragensteller dan door met bepaalde vragen (zoals ‘wat zou er moeten gebeuren om je van je overtuiging af te brengen?’) om op een respectvolle manier te achterhalen wat er achter de overtuiging zit, en sluit die het gesprek uiteindelijk af.
Als je een groepsgesprek wil voeren volgens een bepaalde methode, is het belangrijk dat de spelregels ervoor zorgen dat iedereen gehoord wordt. Zo vertelde Sandra over de BeterBesluit-methode, die werd gebruikt bij de ontwikkeling van een winkelstraat in haar woonplaats Schiedam. ‘In het kort: wie een overwegend bezwaar had, moest met een alternatief verbeteringsvoorstel komen, waar weer bezwaar tegen gemaakt kon worden. En dat net zo lang tot niemand er meer bezwaar tegen had.’ Aan het eind van de avond lag er een plan waar iedereen zich in kon vinden.
De kern van het succes? ‘Dat er streng gelet werd op het naleven van gespreksregels als niet door elkaar praten, niet in herhaling vallen, iedereen komt aan het woord.’
Minder publiek
Als je zo de drie voorwaarden bekijkt – stel vragen, maak ruimte voor empathie, spreek spelregels af – doemt de vraag op of het überhaupt mogelijk is om zulke gesprekken te voeren in het publieke debat zoals dat nu is vormgegeven.
Hoeveel ruimte is er op Twitter om oprechte vragen te stellen? Zie je Rutte al kwetsbaar zijn over zijn emoties? En zit een talkshowredactie te wachten op spelregels voor een beter gesprek, of willen ze vooral een debat want – in de woorden van Op1-eindredacteur Rachel Franse – ‘dat vinden mensen fijn’?
Ik denk dat een goede publieke dialoog juist minder publiek gevoerd moet worden. In kleinere groepen en misschien wel beter offline dan online. Het is dan natuurlijk wel zaak dat de uitkomsten ook terechtkomen bij de mensen die de beslissingen nemen, zoals in het voorbeeld van de gemeente Schiedam.
Heb je de smaak te pakken? Organisaties als Stichting in Dialoog en Utrecht in Dialoog organiseren, de namen zeggen het al, dialogen. Ze brengen mensen samen die elkaar normaliter niet zo snel tegenkomen. Ik geloof wel in dit soort initiatieven. Op het moment zijn we bezig om zo’n dialoog te organiseren op De Correspondent. Informatie volgt binnenkort.
Voor nu: veel dank voor al jullie reacties. Zo boden we samen toch al een aardig alternatief voor het stellige publieke debat.