Allereerst heel veel dank aan iedereen die aan anderen heeft getipt. Nieuwe lezers, welkom!

Tijdens mijn vakantie las ik een roman uit 2016 die bijzonder relevant is voor het Nederland van 2022. Het is een boek dat je kunt lezen als een psychologische bijsluiter voor de huidige conflicten rondom stikstof, landschap en energie.

Het boek maakt duidelijk wat er gebeurt als mensen elkaar niet vertrouwen. Als iedereen de ander van kwade wil beticht. En als iedereen denkt gelijk te hebben.

En het mooie is: Ons soort mensen van de Duitse schrijver Juli Zeh is ook gewoon een lekker boek – met veel wijsheid, knappe vondsten en een onderhoudend plot.

In deze nieuwsbrief wil ik er één personage uitlichten dat zo ongeveer alle problemen van dit moment belichaamt: Gerhard Fließ. Alleen die naam al.

De banneling die zich verzet tegen 'de psychotische krachten van een overspannen vooruitgang'

Ons soort mensen speelt in het Oost-Duitse plattelandsdorp Unterleuten en wordt afwisselend verteld vanuit de perspectieven van de inwoners: een boerenondernemer, een gedesillusioneerde communist, een vogelbeschermer en nog acht personages. De aangekondigde bouw van tien windmolens vlak bij het dorp zet oude vetes en jonge tegenstellingen op scherp.

Gerhard Fließ neemt een hoofdrol in het conflict dat volgt. Deze socioloog is de ‘stedelijke waanzin’ (zijn woorden) van Berlijn ontvlucht met zijn vrouw Jule en hun baby Sophia. Hij heeft een baan genomen bij de lokale vogelbescherming en is nu verantwoordelijk voor de bescherming van de kemphanen die broeden in de omgeving.

De andere personages zien Fließ voor wat hij is: een eikel. Hij komt naar Unterleuten en begint uit naam van de natuurbescherming bezwaar te maken tegen de verbouwingen en nieuwe schuren van zijn buren. Zonder met hen te praten. Fließ zelf ziet dit als belangrijk werk, omdat hij uit naam van de vogels ‘iets van tegenwicht bood aan het desastreuze vooruitgangs- en groeidenken’.

‘Hij was er trots op dat hij in de eerste drie jaar als vogelbeschermer zeventien bouwplannen had weten te verhinderen en elf andere beperkende voorwaarden had opgelegd.’ Hoe Duits wil je het hebben.

Dat uitgerekend deze milieubeschermer zich tegen de windmolens keert, is geen wonder: Fließ komt naar Unterleuten om zijn vrijheid op te eisen, weg van het moderne leven, als banneling. ‘Unterleuten betekende vrijheid, en symbool van de vrijheid was een ongeschonden horizon.’

Hij is een ‘bevlogen pleitbezorger van een energietransitie’, natuurlijk. ‘Maar het moest wel realistisch blijven.’

De feiten zouden toch ieder weldenkend mens moeten overtuigen

Dat is een probleem van Fließ: zijn Hij doet alsof hij kemphanen beschermt, maar in werkelijkheid heeft hij ‘met de windmolens eindelijk een passende bestemming voor zijn politieke onbehagen gevonden’, ziet zijn vrouw.

Fließ komt in aanvaring met de belangrijkste ondernemer van het dorp, de boer Rudolf Gombrowski, die de windmolens verwelkomt omdat hij weet dat de gemeentekas leeg is. Ook hij vindt de turbines niet mooi, zegt hij. ‘Maar als ik moet kiezen tussen kleuterschool en trekvogels, dan zal ik voor de kleuterschool kiezen.’

Fließ denkt zo niet. Voor hem is er goed en er is kwaad, en Gombrowski belichaamt de exploitatie van de natuur, dus het kwaad.

Fließ leeft, analyseert zijn vrouw Jule ergens, in een ‘dat-is-onacceptabel-wereld’. ‘Terwijl Jule voortdurend dreigde te verdrinken in een zee van informatie..., zoog [Fließ] de chaotische wereld in zich op, draaide hem door zijn principefilter en spuugde hem in keurig van etiketjes voorziene pakketjes weer uit, een proces dat hij "kritisch bewustzijn" noemde.’

Zelf denkt hij dat ‘de feiten’ toch ‘ieder weldenkend mens moesten overtuigen’. Precies die elitaire houding is waarom iedereen in het dorp hem zo haat. Hij voelt zich beter dan de rest, denkt het recht aan zijn zijde te hebben, twijfelt niet, en blijkt uiteindelijk het gestoordste personage uit het hele boek.

Het gevaar van een universum waarin je van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat gelijk hebt

Zijn gebrek aan twijfel is Fließ’ grootste probleem, lijkt Zeh ons te willen zeggen. Maar hij is niet de enige die te zeker is van z’n zaak, die zijn eigen feiten bij elkaar shopt, voor wie ‘de waarheid precies blijkt te zijn wat jou goed uitkomt, helemaal in jouw straatje past’, zoals Bas Heijne vorige week duidde in NRC.

De hele roman wordt bevolkt door mensen die telkens verkeerd inschatten wat anderen drijft, telkens aannemen dat de ander verdorven is en uit op het vernietigen van jouw vrijheid. Maar dan verwisselt Zeh het perspectief, en blijkt de ander ook een verhaal te hebben. (Voor de liefhebbers: in dit opzicht doet Juli Zeh’s boek inderdaad denken aan het werk van

De kunst en de uitdaging voor het publieke debat in Nederland zit hem daar: minder aannames doen, minder stellig zijn, meer met elkaar praten en echt naar elkaar luisteren, zoals collega Sanne Blauw Zeh is duidelijk niet optimistisch over het menselijke vermogen om dat te doen.

Maar eenmaal terug in de echte wereld kreeg ik een vonkje van hoop, toen ik het gesprek luisterde dat collega Lex Bohlmeijer voerde met coöperatiebestuurder Siward Zomer. Dat levert misschien geen spannende literatuur op, maar het is een verdomd welkom perspectief in de energietransitie.

Tot de volgende,
Jelmer