Onbetaalde zorgarbeid is óók arbeid – en die zal steeds harder nodig zijn
Makkelijk was het niet, maar inmiddels ligt het er dan: een Integraal Zorgakkoord, gezamenlijk opgesteld én ondertekend door het ministerie van Volksgezondheid, zorgverzekeraars, en alle branchepartijen in de zorg, met daarin een reeks breedgedragen plannen en afspraken over hoe de zorg in Nederland er de komende jaren uit gaat zien.
De huisartsen hebben nog niet getekend – zij willen dat bepaalde toezeggingen, waaronder meer tijd voor de patiënt, met hardere garanties komen. Het zal het Ministerie van Volksgezondheid er niet van weerhouden om alvast te beginnen met de uitvoering ervan.
Zo’n gezamenlijk akkoord is belangrijk, want de professionele zorg zucht onder een aanzienlijk personeelstekort (ruim 56.000 vacatures), oplopende wachtlijsten, en haperende samenwerking tussen verschillende sectoren. De vraag naar zorg is groot én groeiende, en dat betekent dat de zorgkosten oplopen.
Het vraagt ook om meer zorgenden, maar door de vergrijzing zijn er relatief steeds minder jonge mensen beschikbaar om in de vraag naar zorg te voorzien. Op dit moment werkt een op de zes werkenden in de zorg, en als de vraag naar verwachting blijft stijgen zouden dat er in 2060 een op de drie moeten zijn – onwenselijk, maar ook volstrekt onrealistisch.
Zo stevenen we af op een zorginfarct, waarin de vraag naar zorg het aanbod ruimschoots overstijgt, en alle zorg vastloopt. En zoals de coronapandemie heeft laten zien betekent vastlopende zorg een vastlopende samenleving. Zo’n complex probleem vraagt om een complexe aanpak – inderdaad, om een integrale aanpak.
In het Integraal Zorgakkoord staat onder meer dat het aandeel werkenden in de zorg niet groter mag worden dan het nu is, ‘onbewezen zorg’ uit het basispakket zal worden gehaald, ouderen langer thuis moeten blijven wonen, er meer zorg online geleverd zal worden, en dat specialistische zorg zich meer moet gaan concentreren. Dit om te voorkomen dat de kosten van de zorg de pan uitrijzen, én dat de zorg al het arbeidspotentieel van Nederland opslokt.
Maar als dat allemaal doorgaat, dan zal er straks waarschijnlijk nóg meer zorg geleverd moeten worden door een partij die überhaupt niet bij de totstandkoming van het akkoord betrokken was. Namelijk: door informele, onbetaalde zorgverleners – door mantelzorgers.
Waar zijn de mantelzorgers?
Dat mantelzorgers geen onderdeel waren van de onderhandelingen is niet verrassend: het Integraal Zorgakkoord gaat over de zorg die onder de Zorgverzekeringswet valt – professionele, betaalde zorg dus, en mantelzorg is onverzekerd en onbetaald. Maar de zorgvraag die de professionele zorg straks niet langer kan en mag beantwoorden zal niet als bij toverslag verdampen. Die zal voor een groot deel neerslaan bij familie, vrienden en buren.
Nu al verlenen zo’n vijf miljoen Nederlanders mantelzorg, waarvan ruim 800.000 langdurig en intensief. Vergrijzing betekent dat per hulpbehoevende oudere steeds minder mantelzorgers beschikbaar zijn: waren dat er in 2015 nog ongeveer vijftien, daar zullen dat er in 2040 nog maar zes zijn. De druk op mantelzorgers neemt dus toe, maar nu al is een op de tien mantelzorgers overbelast en hebben veel mantelzorgers moeite om betaald werk en zorgtaken te combineren.
Zorg is nu eenmaal óók werk – ook de informele, onbetaalde zorg. Zorg is werk dat tijd kost, en energie, en tijd om ervan te herstellen. En de tijd die je besteedt aan onbetaalde zorg kan je niet meer besteden aan iets anders – zoals betaald werk. Dat betekent: geen loon en geen opbouw van pensioen en andere sociale zekerheden.
Meer zorgverlof voor iedereen
Wie de groei van de professionele zorgsector wil beperken, doet er dus goed aan om de informele zorg beter te ondersteunen, zoals ook de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving onlangs bepleitte.
Hoe? Een ruimer zorgverlof zou alvast een goed begin zijn. Op dit moment hebben Nederlandse werknemers recht op twee weken zorgverlof tegen 70 procent van hun loon, en op onbetaald zorgverlof als het langer duurt dan dat. Maar veel mantelzorg duurt langer dan twee weken – de zorg voor een naaste met dementie kan bijvoorbeeld jaren duren. Een ruimhartiger zorgverlof voorkomt dat mantelzorgers zichzelf een burn-out in zorgen of in de financiële problemen komen.
Ook een flexibelere of kortere werkweek zou helpen: dan blijft er voor iedereen meer tijd over om te mantelzorgen.
Ik weet ook wel dat het ministerie van VWS daar helemaal niet over gaat. Voor verlofregelingen moeten we bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn. Net zoals er met verduurzaming van de sector en de bestrijding van armoede (die op hun beurt weer van invloed zijn op de vraag naar zorg), ook weer andere departementen gemoeid zijn. Dat betekent dat een wérkelijk integraal Integraal Zorgakkoord niet alleen verschillende sectoren, maar ook verschillende ministeries bij elkaar zou moeten brengen.
En vooral: alle verschillende vormen van zorg.
Maakt dat de boel nóg complexer? Absoluut!
Onbetaalde zorg en de loonkloof
Mantelzorg is dus een vorm van onbetaalde zorgarbeid, net zoals de zorg voor het huishouden en kinderen dat is. Het leeuwendeel van die onbetaalde zorgarbeid wordt nog altijd uitgevoerd door vrouwen. Dit betekent dat vrouwen over het algemeen minder tijd overhouden om betaald werk te doen, en dát draagt weer bij aan de loonkloof tussen mannen en vrouwen, waar mijn collega Tamar Stelling vorige week over schreef op De Correspondent.
(Ook loondiscriminatie draagt bij aan de loonkloof, plus het feit dat vrouwen vaker in sectoren werken waar de lonen relatief laag liggen – zoals het onderwijs en, jawel, de zorg.)
Om overheid en werkgevers ertoe te bewegen de loonkloof eindelijk eens te dichten, organiseert de Stichting Gelijke Beloning een actie op 14 november – dan is het namelijk Equal Pay Day (ja, die bestaat).
Doe je mee? Voor meer informatie over de actie, en voor het manifest – waar ik aan meeschreef – kan je terecht op https://ikverdienmeer.com/.
Tot de volgende,
Lynn.