Laat het nieuws ook gaan over wat we niet weten
Van verkiezingen tot rechtszaken, van natuurrampen tot oorlogen – het nieuws gaat over wat we weten. Zo lijkt de wereld simpeler en zekerder dan ze is. Tijd voor een nieuwsjournalistiek die onzekerheid serieus neemt.
Op het moment dat ik dit schrijf zijn dit de nieuwsberichten op NOS.nl:
‘Cardiologen krijgen zonder toestemming miljoenen euro’s van medische bedrijven’;*
‘Donny M. bekent ontvoeren, misbruiken en doden van 9-jarige Gino’;*
‘Goederentrein met veel auto’s in brand bij Etten-Leur’.*
Buiten dat je er moedeloos van wordt, hebben deze koppen nog iets met elkaar gemeen: ze gaan alle drie over nieuwe feiten en gebeurtenissen, over wat we weten. Nieuws gaat zelden over wat we niet weten. En dat is een probleem.
Schijnzekerheid in het nieuws
Uiteraard zijn nieuwsberichten belangrijk, ze geven een venster op de wereld. Zulke berichten zeggen iets over hoe onafhankelijk medisch specialisten zijn, wat er gebeurt in ons rechtssysteem, of je met de trein naar je werk kunt. Maar zoals een raam waardoor je naar buiten kijkt je blik beperkt, onttrekt het nieuws al het onbekende en onzekere in de wereld aan het zicht.
En dat is nogal wat: we weten niet wat Russen vinden, wat de kans op een kernoorlog is en welke banen in de toekomst zullen worden overgenomen door technologie.
Toch zijn er genoeg nieuwsberichten die Russische peilingen citeren, die experts aan het woord laten met boude uitspraken over kernwapens en die schrijven dat 47 procent van de banen in 2035 geautomatiseerd is. Die schijnzekerheid heeft consequenties: ze leidt tot stereotypering van een volk, beïnvloedt beleidsbeslissingen en vult de zakken van bedrijven die beweren dat hun technologie de toekomst heeft.
Moeten we daarom niet, grapten we op de redactie van De Correspondent, unsplainers gaan publiceren in plaats van explainers? Waarin we uitleggen wat we allemaal niet weten?
De pandemie van de onzekerheid
Na het begin van de coronapandemie in 2020 keken veel Nederlanders reikhalzend uit naar iedere snipper nieuws. Het was nu nog belangrijker om onzekerheden te communiceren dan daarvoor. De informatie kon beïnvloeden of mensen de pandemie serieus namen, een mondkapje droegen, zich lieten vaccineren.
Terwijl mensen aan de lippen van journalisten hingen, op zoek naar grip in een onzekere tijd, was veel van het wetenschappelijk onderzoek voorbarig
Terwijl mensen aan de lippen van journalisten hingen, op zoek naar grip in een onzekere tijd, was veel van het wetenschappelijk onderzoek voorbarig. Statistische modellen kenden grote onzekerheidsmarges; wetenschappelijk onderzoek was nog in volle gang; en veel studies kwamen naar buiten als ‘preprints’ – artikelen die nog geen review hebben gehad van collega-wetenschappers en nog niet in een wetenschappelijk tijdschrift waren gepubliceerd.
Hoe belangrijk betrouwbare verslaggeving ook was, media gingen regelmatig de mist in door bevindingen stelliger weer te geven dan ze waren. Zo haalde een onzeker model over coronasterfte de voorpagina van de Financial Times,* werd er door menig journalist – inclusief ondergetekende* – met zekerheid gesteld dat het coronavirus van de dierenmarkt in Wuhan kwam toen dat nog niet duidelijk was, en werden preprints regelmatig vermeld zonder te zeggen dat het onderzoek nog voorbarig was.*
Waarom toch die schijnzekerheid?
Drie redenen voor schijnzekerheid
Het ligt voor de hand om journalisten de zwartepiet toe te schuiven. Het duiden van onderzoek is lastig, iets waar een wetenschapsjournalist nog wel in getraind is maar veel nieuwsjournalisten niet. Logisch dat het weleens misgaat. Maar er zijn diepere redenen dat coronaberichten – en nieuwsberichten in het algemeen – te veel zekerheid bevatten.
Allereerst vervult nieuws, zeker in tijden van crisis, de behoefte aan houvast; elk kruimeltje kennis is welkom. Maar het gevaar is dat die behoefte aan kennis leidt tot schijnzekerheid. Zo suggereerde dat model over coronasterfte op de Financial Times-voorpagina dat het virus veel minder dodelijk was dan verwacht. Dat gaf houvast en hoop: misschien zou het allemaal wel meevallen. In werkelijkheid was het model niet meer dan een theoretische exercitie, het was een versimpelde versie van de werkelijkheid die aan elkaar hing van de aannames. Zoals Oxford-bioloog José Lourenço, de eerste auteur van de studie, op Twitter zei:* ‘Dit zijn geen voorspellingen.’
Dan hebben nieuwsmedia ook nog hun eigen kleur en prioriteit – onafhankelijk nieuws bestaat niet. Zo schreef* New York Magazine-journalist Jonathan Chait dat veel ‘liberale media’ zich verzetten tegen het idee dat het coronavirus uit een laboratorium kwam, omdat Trump die theorie over het ‘China virus’ van de daken schreeuwde. Media schreven keer op keer met te veel zekerheid over de dierenmarkt in Wuhan als geboorteplaats van covid-19, als tegenwicht tegen de president, stelt Chait. Met gemak gooiden ze de complottheorie over biologische wapens op één hoop met de mildere hypothese: dat het virus per ongeluk uit het lab was ontsnapt.
Tot slot zijn we, in de woorden van literatuurwetenschapper Jonathan Gottschall, ‘storytelling animals’.* Een duidelijke verhaallijn helpt je om betekenis te geven aan wat er gebeurt, en je kunt het ook nog eens gemakkelijk onthouden én doorvertellen bij de koffieautomaat. Dan moet nieuws ook nog eens kort zijn. Mitsen en maren maken verhalen complex en lang, dus nuance wordt weggelaten. Neem die preprints: de kanttekening dat de artikelen nog niet gepubliceerd waren – met alle onzekerheden van dien – ontbrak vaak. Ook ik herken die spanning: hoe vaak heb ik niet zitten puzzelen op een zin over een wetenschappelijk artikel dat wel iets aantoonde, maar waar ook nog veel onzeker over was?
Wat we niet weten wordt niet gebracht
Zelfs als iedere journalist schijnzekerheden zou vermijden, is er een fundamenteel probleem: als iets niet bekend is, wordt het zelden gebracht als nieuws. Want iets wat we niet weten? Dat is per definitie geen nieuws, omdat het niet nieuw is: we wisten het gisteren niet, vandaag niet, en morgen waarschijnlijk ook niet. Als het nieuws al gaat over iets onbekends (waar gaan de corgi’s van Queen Elizabeth heen?) dan is het vaak met de belofte dat dat gebrek aan kennis gauw wordt ingelost (ze blijven in de familie, goddank).*
Een voorbeeld: er wordt veel geschreven over de mogelijkheden van kunstmatige intelligentie, maar zelden wordt vermeld dat niet bekend is wat het precies is – er is geen eenduidige definitie. Het klinkt lekker futuristisch – en bedrijven gebruiken het maar wat graag om geld binnen te harken – maar het label wordt regelmatig geplakt op statistische modellen die al decennialang bestaan. En wat die klaarspelen? Dat valt vaak vies tegen.
Juist het onbekende is belangrijk bij het nemen van beslissingen. Niet voor niets zei Rutte aan het begin van de pandemie: ‘Ik moet 100 procent van de beslissingen nemen met 50 procent van de kennis.’* Dat was niet alleen het geval tijdens de coronacrisis, dat is altijd zo. Maak van die 50 procent maar gerust 1 procent of 0,0001 procent.
Wie alleen focust op het bekende, vergeet dat de status quo kan veranderen. De laatste jaren zie je waar dat toe kan leiden. Door enkel uit te gaan van scenario’s gebaseerd op het nu, worden we verrast. De ic’s waren ingericht op normale bezetting, dus lagen ze propvol in de coronacrisis. Het was vrede in Europa, dus werden we overvallen door oorlog en een energiecrisis. De migratiecijfers waren laag, dus sloten azc’s en is er een opvangcrisis.
Onzekerheid moet in de vezels zitten van politici, maar ook van degenen die op ze stemmen. En het nieuws – onmisbaar in een democratie – zou dus net zo goed moeten gaan over wat we niet weten als over wat we wel weten.
Hoe dan wel?
Hoe moet de journalistiek met onzekerheid omgaan? Opnieuw kunnen we te rade gaan bij de verslaggeving over de coronacrisis.
Als correspondent Ontcijferen heb ik me jarenlang druk gemaakt over het ontbreken van onzekerheidsmarges, het te letterlijk nemen van statistische modellen, het misleiden met grafieken. En al ging er met coronacijfers veel mis, het viel me op hoeveel journalisten juist ook de onzekerheid benadrukten in de cijfers. Nu er zo veel op het spel stond, leek het, was betrouwbaarheid het allerbelangrijkste. En betrouwbare berichtgeving is transparant over onzekerheden.
Dus het kán, nieuws waarin onzekerheid een serieuze rol heeft. Maar dan moet die ene vraag – wat weet ik níét? – in het denken gaan zitten van journalisten én krantenlezers. Als je daarop gaat letten, zie je al gauw hoe onzeker en complex de werkelijkheid is.
Journalisten leren de vijf w’s die bij een artikel aan bod moeten komen: wie, wat, waar, wanneer, waarom. Wat mij betreft voegen we een zesde w toe: ‘weetnie’. En wordt de unsplainer een nieuw journalistiek genre, vertellen experts in interviews over wat ze niet weten en wordt de ‘onzekerheid van de dag’ een vaste rubriek, en dan niet op pagina twaalf.
Of dat werkt? Dat weet ik natuurlijk niet zeker.