Krokodillen wonen in de zee. Olifanten trouwens ook. ‘Want ze spuiten water uit hun slurf, waar halen ze dat anders vandaan?’ William zet zijn kleine vuistjes in zijn zij, zichtbaar tevreden over zijn kennis van het maritieme leven. Juf Petra grijnst. ‘Je hebt er in elk geval over nagedacht.’

Twee stoelen verderop schudt Georgina haar hoofd. De blauwe pluk in haar blonde haar valt over haar schouder. ‘Zout.’ Petra draait haar hoofd en kijkt het meisje aan. Georgina kamt met haar vingers door haar paardenstaart. ‘U vroeg wat je allemaal in de zee kunt vinden. In de zee vind je zout.’

William is vier jaar oud en heeft net drie kwartier met zijn tong uit zijn mond met een bak schelpenzand zitten spelen. ‘Kijk, als je een hoopje zand in je hand doet en het laat vallen, dan wordt het op de grond weer een hoopje.’

Georgina gaat na de zomer naar groep acht. Ze werkt zo snel en geconcentreerd aan haar taal- en rekenwerk dat ze tijd overhoudt om in graffiti-letters ‘Love’ op een A4’tje uit het kopieerapparaat te tekenen en aan een klasgenootje te demonstreren hoe je zo’n kunstwerk het beste kunt ondertekenen. ‘Een paraaf is anders dan een handtekening. Die kun je sneller zetten. Dit is de mijne; heb ik op geoefend.’

Op twee meter van elkaar werken ze aan respectievelijk krokodillen van klei en Cito-dictees

Terwijl de kinderen in de oranje-beige schoolwagen van juf Petra zwoegen op breuken, bouwen hun ouders een paar honderd meter verderop grijpautomaten en zweefmolens in elkaar; de Heerlense kermis begint morgen.

Ondanks het leeftijdsverschil zijn Georgina en William klasgenoten. Op twee meter van elkaar werken ze aan respectievelijk krokodillen van klei en Cito-dictees, tijdens de zes maanden per jaar dat ze les krijgen op de Rijdende School. Samen met nog 240 andere kermiskinderen in Nederland krijgen ze daar onderwijs wanneer ze met hun familie en hun en door het land trekken. Van oktober tot en met maart zitten de kinderen op een reguliere basisschool (ook wel: winterschool), in de plaats waar hun ouders in huis of woonwagen wonen.

Foto’s: Jac Weerts

‘s Avonds gaat de deur dicht

Petra Sormani, sinds 2000 docent op de Rijdende School, inspecteert haar leswagen. ‘De chauffeur heeft hem helemaal waterpas gezet deze week. Knap, want de parkeerplaats loopt schuin af.’ Ze vertelt over hydraulische systemen en automatische remmen, tot ze uit zichzelf pauzeert. ‘Sinds ik hier werk weet ik alles over Scania’s en Mercedessen.’

"Waarom doe je die op slot, juf? Denk je nou echt dat hier iemand in durft te breken?’'

Vanavond kan de Limburgse Petra naar haar eigen huis om te slapen, maar een groot deel van het seizoen reist ze met de kermis mee. ‘Ik heb een eigen camper en als ik ver van huis moet lesgeven, overnacht ik op hetzelfde terrein als de kermisgezinnen. Dan heb ik overdag de deur van mijn camper open en trek ik op met de ouders en kinderen. Het is een warme wereld, de mensen zijn gastvrij en als ze je eenmaal kennen en accepteren voel je je heel beschermd. Een exploitant zag me een keer de deur van mijn camper op slot doen en was oprecht verbaasd. ‘Waarom doe je die op slot, juf? Wij staan hier met zijn allen, denk je nou echt dat hier iemand in durft te breken?’’ Maar ‘s avonds gaat de deur van Petra’s camper dicht. ‘Ik wil toch een bepaalde afstand bewaren, ik blijf wel de docent. Daarom geef ik de ouders meestal ook een hand, terwijl ik ze misschien net zo lief een knuffel zou geven.’

Groep één tot en met acht in dezelfde klas

De leswagen van de waar Petra deze week lesgeeft, biedt plaats aan zo’n tien leerlingen. Hoeveel kinderen er op een kermis zijn, verschilt per stad. Daarom hebben de in totaal dertig docenten van de school verschillende manieren om onderwijs aan te kunnen bieden.

In leswagens dus, maar er zijn ook docenten die in hun eentje het land doortrekken om kinderen die als enigen op een bepaalde kermis zijn, les te geven in de woonwagen van hun ouders. Voor families die kermissen doen in het buitenland is er digitaal onderwijs via Skype. Elk kermiskind heeft een consulent die zorgt dat er genoeg communicatie is tussen de winterschool en de kermisschool.

In de leswagen zijn kleine tafels voor de onderbouw - groep drie tot en met vijf - en iets grotere tafels voor de bovenbouw - groep zes tot en met acht. Er zijn kasten vol boeken, klei, houten blokken en etuitjes met gekleurde stiften, waarvan de roze altijd als eerste op is. Er is tl-licht. De ruimte lijkt, afgezien van de afmetingen, op een doorsnee klaslokaal, maar bordjes in bijvoorbeeld het toilet verraden de mobiliteit. ‘Om door te spoelen: vul het reservoir met water en trap herhaaldelijk op het pedaal onder de pot.’

‘Dictee doen in mijn eentje is veel fijner, anders zit je steeds te wachten tot alle andere kinderen klaar zijn met schrijven’

Petra geeft een rondleiding. Wijds armgebaar: ‘Dit is het kleuterlokaal.’ Een stap naar rechts. ‘Het keukentje.’ Twee stappen naar voren. ‘Dit is de bovenbouw.’ Nog een stap naar voren. ‘En hier is mijn bureau, en daarachter is nog een computer waarop leerlingen digitale lessen kunnen volgen.’

Achter die computer zit Jersey uit groep vijf. Met een koptelefoon op klikt ze op ‘play’ en ‘pause’ in Windows Media Player, tussendoor schrijft ze woorden op. Jersey: ‘Dictee doen in mijn eentje is veel fijner dan op de winterschool, want daar moet je het met dertig kinderen tegelijk doen en zit je steeds wachten tot alle andere kinderen klaar zijn met schrijven. Nu kan ik meteen iets anders gaan doen als ik klaar ben.’

Foto’s: Jac Weerts

Kermiskinderen hebben nooit zomervakantie

De individuele aandacht die kinderen op de Rijdende School krijgen, wordt door de genoemd als het beste aspect van dit soort onderwijs. Maar dat er maar zeven of acht kinderen in deze klassen zitten, maakt het lesgeven niet per se makkelijker dan op een reguliere school.

Petra en haar collega’s geven tegelijk les aan kinderen van groep één tot groep acht, van vier tot twaalf jaar, die allemaal hun eigen lesmethode meekrijgen van hun winterschool en die ook dienen aan te houden. Elke leerling komt aan het begin van de lesweek de klas binnen met zijn eigen boeken, toetsen, instructies en behoeften.

Delilah (7) sleept haar koffertje na de kleine pauze van elf uur het lokaal in. Moeder Tamara Brunselaar geeft haar een kus, drukt haar op het hart goed te luisteren vandaag, en legt dan haar hand op Petra’s schouder. ‘We kwamen vannacht laat aan van de vorige kermis, dus ik heb haar vanochtend even iets langer laten liggen.’

Het is niet ongewoon voor kermiskinderen om een paar uur school per week te missen. Woensdag is voor de meeste exploitanten ‘rijdag’; dan worden attracties afgebroken, ingeladen en naar de volgende locatie gereden, en ook de woning moet rijklaar worden gemaakt. Tamara: ‘Alles weer inpakken, elke week opnieuw. Of ja, alles wat kan gaan schuiven. En op de nieuwe plek pak je weer uit, ga je weer poetsen, maak je weer je thuis.’

Om de tijd die verloren gaat met het reizen in te halen, gaan kermiskinderen ook in de zes weken die reguliere basisscholen gesloten zijn naar school. Op de kermis is er geen grote vakantie. Sommigen krijgen in de winter van hun reguliere basisschool een aantal dagen vrij zodat ze dan met hun ouders op vakantie kunnen; anderen gaan nooit weg.

Een fatsoenlijk kampterrein ontbreekt

‘Geen junks te bekennen vandaag.’ Jac Weerts, gepensioneerd ex-docent van de Rijdende School en nu bezig met een fotoboek over het kermisleven, staat op het trapje van de schoolwagen en tuurt in de bosjes. ‘Vroeger was er geen aparte plek geregeld voor de school en was het elke keer afwachten waar je geplaatst werd. We stonden weleens achter het station. En hier, op deze parkeerplaats, waar de gemeente ook wekelijks een methadonbusje neerzette. Dan kwamen ze uit de bosjes gekropen, de junks, en als je de deur niet op slot deed liepen ze gewoon de klas in om water te vragen voor in hun spuiten.’

Naast dat het de laatste jaren financieel gaat met de kermis en gemeenten vooral willen verdienen aan, in plaats van investeren in de kermis, is er in steeds minder steden een fatsoenlijk ‘kermiskamp’ Dat is een locatie dicht bij het kermisterrein, waar de exploitanten kunnen wonen en hun kinderen onderwezen kunnen worden. Het niet in de buurt van een kermis kunnen verblijven is al jaren een doorn in het oog van exploitanten en vakbonden, die hard bezig zijn dit te veranderen.

Wat betreft Heerlen: daar is een prima kermiskamp. En het methadonbusje zorgt ook niet meer voor overlast; het heeft een andere bestemming gekregen. Wel rijden er om de haverklap ambulances met sirenes langs het lokaal; het ziekenhuis zit om te hoek. De school staat op een stuk asfalt tussen twee drukke wegen in. Wanneer een nieuwe attractie het terrein oprijdt, trilt de school. Petra zwaait regelmatig even uit het raam. ‘Sommige exploitanten die langsrijden, toeteren even naar de school. Dan kijk ik uit het raam en denk ik: ja, die heb ik nog lesgegeven. En die ook. En van die heb ik nu een kind in de klas.’

‘Soms zet ik haar even in de kassa, want ze moet het toch leren’

Tamara, de moeder van Delilah, zat zelf ook op de Rijdende School. Een paar wagens naast de school, rechts achter de vrachtwagen van de Break Dance en voorbij een stuk van het spiegelhuis, staat haar salonwagen. Ze woont er met haar man, die in het centrum van Heerlen de in elkaar zet. En met Delilah, die achter in de wagen een kamer heeft met roze muren en roze hoogpolig tapijt, waar ze slaapt in een roze hoogslaper en speelt aan haar roze make-uptafel.

Overal in de wagen is het spic en span; alles wat kan glimmen, glimt. Van de stolpen op de schalen met koekjes op het aanrecht, tot de kleine kristalletjes op het Mickey Mouse-glas waar Tamara cola in serveert. In de woonkamer ligt zwart tapijt dat rijmt met de zwarte glimmende tegels van de keuken en de leren bankstellen in de zitkamer.

Tamara vindt dat haar dochter beter haar best moet doen op school. ‘Vorige week haalde ze een D voor haar rekentoets, dik onvoldoende dus. Toen deed ze een week later weer zo’n toets, haalt ze ineens aan A! Ze kan het wel. Maar waar ik me zorgen om maak, is dat ze overal zo vaak over na moet denken. Soms zet ik haar even in de kassa, want ze moet het toch leren. Dan komt er iemand twee kaartjes van een euro kopen, en die betaalt met een briefje van vijf. Dat gaat dan, na even nadenken, wel prima, maar als ze twee minuten later precies dezelfde situatie tegenkomt moet ze er opnieuw over nadenken.’

Na de basisschool ging Tamara naar de middelbare school, maar maakte die niet af. Ze vond er geen aansluiting bij klasgenoten. ‘Die wilden alleen maar blowen, daar heb ik nooit aan mee willen doen.’ Ze kondigde op haar veertiende thuis aan met school te willen stoppen. ‘Pa zei: prima. Maar je gaat niet bankhangen. Als je stopt met school, dan ga je mee op de kermis.’

Foto’s: Jac Weerts

En als Delilah naar de brugklas gaat?

Voor Delilah hoopt Tamara dat ze door gaat leren. ‘Met een opleiding kun je meer. Ze kan altijd beslissen op de kermis te blijven, maar het is goed als je ergens op terug kunt vallen.’ Tamara wordt zichtbaar nerveus als het gaat over de aanstaande middelbare-schooltijd van haar meisje. ‘Vind je het goed als ik even een sigaretje pak?’ Delilah zit naast haar en maakt een puzzel op de iPad. Ze is het evenbeeld van haar moeder: grote bos krullen, appelwangen, ogen die alles scherp in de gaten houden.

‘Ze is elf jaar oud als ze naar de middelbare gaat. Dacht het niet, dat die in haar eentje met de trein gaat reizen’

Het is niet gek dat Tamara even behoefte heeft om te roken; wanneer je kind naar de middelbare school gaat heb je als kermisouder niet veel opties. Er is geen reizende middelbare school, dus de kinderen zitten opeens vast aan een verblijfplaats. De eerste mogelijkheid is je kind in een of ‘Bakhuis’ te plaatsen; een zogenoemd gezinshuis vlak bij een middelbare school, waar kermiskinderen doordeweeks bij gastouders wonen. In het weekend komen de kinderen dan naar hun ouders op de kermis. Optie twee: je kind met de trein op en neer laten reizen. Tamara schudt resoluut haar hoofd. ‘Delilah is elf jaar oud als ze naar de middelbare school gaat. Elf. Dacht het niet, dat die in haar eentje met de trein gaat reizen.’ Of, optie drie: je kind bij ouders of grootouders onderbrengen. Maar in het geval van Tamara is ook dat laatste geen optie; haar ouders en grootouders reizen zelf nog rond met attracties. ‘Mijn pa is een gedreven man, hij heeft net een nieuw spookhuis. Die gaat over vier jaar echt niet met pensioen, en mijn moeder ook niet.’

Ook een gastgezin ziet Tamara niet zitten. ‘Als Delilah thuiskomt van school, zie ik precies aan haar gezicht of er iets aan de hand is. Met alle respect: dat kan zo’n andere moeder niet. Zoals ik mijn kind ken, ken ik haar alleen.’

De mooiste vis van de zee

Wie over twee maanden wel naar een internaat gaat, is Jamy (12), de oudste leerling in de klas vandaag. Ze is een kop groter dan juf Petra en begint over twee maanden op het lyceum in Bergen op Zoom. In een hoek van het lokaal zit ze haar eigen boek te lezen. Petra heeft de rest van de groep in een kring gezet en leest voor uit een prentenboek. Jamy: ‘Ze kan heel mooi vertellen, maar ik ken dit verhaal al.’

Foto: Jac Weerts

Het verhaal speelt zich af onder water. Deze week is het thema in de leswagen ‘diep in de zee.’ Juf Petra heeft in het midden van het lokaal een ‘oceaan’ gefabriceerd. Een blauw doek met een gekreukt stuk plastic folie eroverheen geeft de illusie van een waterval, daaronder een stapel met blauw doek beklede dozen: de zee. William heeft een gele krokodil gemaakt van klei; die ligt prominent vooraan.

Op de blauwe dozen staan verder, wellicht niet geheel toevallig, allerlei boeken over personages die worstelen met zichzelf omdat ze niet doorsnee zijn. Zoals De mooiste vis van de zee. Kleine William pakt het op en steekt het in de lucht. ‘Dit is de leukste.’ Het boek vertelt over een wonderschone vis die, als enige in de zee, helemaal is bedekt met glitterschubben. Hij is prachtig, maar weet zich geen raad met zijn uitzonderlijke voorkomen. Op advies van een wijze octopus begint hij de zee rond te reizen. Overal waar hij komt deelt hij een glitterschub uit, opdat iedereen een beetje speciaal kan zijn. William wijst naar zijn zilveren armbandje. ‘Kijk, ik heb ook glitters.’

In het leven van de kermismens is het zelden feest Achter de vrolijke lichtjes schuilt een zwaar bestaan: het gaat slecht met de kermis. Zo slecht dat Jan van de frietkraam de spaarrekeningen van zijn kinderen moest leegtrekken. Met de nog somberdere vooruitzichten staat de kermismens voor twee uitdagingen: het redden van zijn bedrijf en het voortzetten van zijn tradities. Hoe is het zover gekomen? Lees hier over Vera’s vorige bezoek aan de kermis