Bijna gratis kinderopvang voor iedereen – behalve de kinderen die er het meest aan hebben
Het was een van de opvallendste beloftes in het coalitieakkoord: gratis kinderopvang. Of beter gezegd: bijna gratis. Het kabinet wil dat ouders per 1 januari 2025 nog maar 4 procent van de kosten van de kinderopvang hoeven te betalen. De overheid lapt de rest – maar alleen als beide ouders betaald werk doen.
Zo moet het stelsel ‘eenvoudiger en begrijpelijker’ worden – geen toeslagenaffaires meer! – én het moet ouders helpen om ‘arbeid en zorg te combineren’, aldus de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Primair en Voortgezet Onderwijs, en de staatssecretaris Toeslagen en Douane in een brief* die begin oktober naar de Tweede Kamer ging.
Het beleid is óók bedoeld om ‘de ontwikkeling van het jonge kind te bevorderen’, schrijven de ministers in diezelfde Kamerbrief. Maar: met de nieuwe plannen wordt dat doel helemaal niet gediend – of in elk geval voor lang niet alle kinderen.
Kinderopvang tegen kansenongelijkheid
Kinderopvang is een ‘arbeidsmarktinstrument’: het stelt ouders in staat de zorg voor kleine kinderen uit te besteden. Wanneer dat uitbesteden makkelijker – want betaalbaarder – wordt, zullen ouders meer betaald werk gaan doen, zo redeneert het kabinet.
Dat is nodig ook, gezien de krappe arbeidsmarkt in het algemeen, en de grote en groeiende personeelstekorten in de zorg en het onderwijs in het bijzonder. (Al is het natuurlijk nog maar de vraag of ouders ook daadwerkelijk meer uren gaan werken wanneer de opvang gratis wordt.)
Maar kinderopvang is niet alleen een hulpmiddel voor werkende ouders; het is ook een hulpmiddel – en vorm van zorg – voor kinderen.
Wil je achterstanden aanpakken, dan zal je dat al voor de basisschool moeten doen
De eerste paar jaar van het leven zijn cruciaal voor de emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen, en daarmee bepalend voor de rest van hun leven. Kinderen die van jongs af aan veel zijn voorgelezen beginnen bijvoorbeeld met een grotere woordenschat aan de basisschool dan kinderen uit ‘taalarme gezinnen.’
Die laatsten lopen een achterstand op die ze volgens Frank Huysmans, hoogleraar informatiesamenleving aan de Universiteit van Amsterdam, ‘gedurende hun schooltijd niet meer inhalen. Wil je achterstanden aanpakken, dan zal je dat dus al veel eerder moeten doen’.
De afgelopen vijftien jaar drong het mede dankzij wetenschappelijk onderzoek tot beleidsmakers door dat kwalitatief hoogstaande kinderopvang weleens een middel zou kunnen zijn om kansenongelijkheid tegen te gaan, vertelt Huysmans.
Zo adviseert de Sociaal Economische Raad de overheid om te investeren in de kwaliteit van de kinderopvang én om deze, in elk geval twee dagen per week, beschikbaar te stellen voor alle kinderen – ook (en misschien wel juist) de kinderen van niet-tweeverdieners.* En het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt als onderdeel van het nieuwe ‘masterplan basisvaardigheden’ extra geld beschikbaar voor taalontwikkeling op kinderdagverblijven.*
In de nieuwe plannen voor de kinderopvang komen deze inzichten echter nauwelijks terug, zegt Anne Roeters, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en auteur van een kritische reflectie* die het SCP vorige week publiceerde. ‘Als je kinderopvang ziet als een middel om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen en achterstanden te bestrijden, dan moet je die opvang voor álle kinderen toegankelijk maken, ook voor kinderen van niet-werkende ouders.’
En dat laatste doet de stelselherziening nou juist niet.
Voor veel gezinnen blijft kinderopvang te duur
Werkende ouders met hoge inkomens, die nu een relatief lage overheidsbijdrage krijgen, gaan er in het nieuwe stelsel flink op vooruit. Maar voor werkende ouders met lage inkomens vergoedt de overheid nu ook al 96 procent van de opvangkosten; zij profiteren dus niet of nauwelijks van de nieuwe regeling.
Wanneer kinderopvang ‘bijna gratis’ wordt voor werkende ouders, zal het personeelstekort in de sector toenemen
En voor gezinnen waar een of beide ouders geen betaald werk doen, verandert er niets: voor hen blijft de kinderopvang even duur. Sterker: volgens het SCP zou de opvang voor deze laatste twee groepen zelfs duurder kunnen uitvallen, want de kans is groot dat de uurtarieven van kinderdagverblijven in het nieuwe stelsel zullen stijgen.
Dat komt deels doordat ouders straks meer te besteden zullen hebben. Ook het tekort aan kinderopvangmedewerkers speelt een rol: nu al komt de kinderopvangsector ongeveer 5.000 medewerkers tekort. Wanneer kinderopvang ‘bijna gratis’ wordt voor werkende ouders, zal de vraag toenemen. En met die vraag het personeelstekort – in hun Kamerbrief zeggen de ministers zelf dat het door de nieuwe plannen zou kunnen oplopen naar 29.000 medewerkers in 2031.* Schaarste heeft de neiging de prijs op te drijven.
(Je kunt je afvragen of de ouders die door de bijna gratis kinderopvang worden vrijgespeeld niet bijna allemaal in de opvang moeten gaan werken om de boel draaiende te houden, maar dit terzijde.)
Laat alle kinderen profiteren van goede opvang
De kinderopvang zal in het nieuwe stelsel dus voor lang niet alle kinderen toegankelijk zijn.
De voordelen van goede, intensieve opvang, met veel aandacht voor taalontwikkeling en andere cognitieve en emotionele vaardigheden, komen straks nog steeds bij slechts een deel van de kinderen terecht. En niet bij de kinderen die er misschien wel het meest bij gebaat zouden zijn – de kinderen uit ‘kwetsbare’ gezinnen, zoals het SCP die noemt. Denk aan kinderen uit gezinnen die gebukt gaan onder armoede, bijvoorbeeld vanwege de werkloosheid van een of beide ouders.
Dan zijn we wat kansengelijkheid betreft precies niets opgeschoten.
Er is niets mis met een begrijpelijker en eenvoudiger stelsel, maar dan moeten de consequenties wel goed zijn doordacht. Niet alleen ouders hebben baat bij goede en betaalbare kinderopvang; kinderen hebben dat ook. Laat daarom alle kinderen ervan profiteren.