Baby’s op wieltjes: een kleine geschiedenis

Lynn Berger
Correspondent Zorg
Foto: Reg Burkett / Getty

Een kinderwagen is een praktisch antwoord op een logistieke vraag. Maar het kan ook een belofte, een last en een metafoor zijn. En ook: een herinnering aan hoe snel de dingen weer voorbijgaan.

Wat me nog steeds af en toe verbaast aan het ouderschap is hoezeer het in het teken staat van logistiek. 

Zorgen voor een baby of kind is tijd- en plaatsgebonden, en het plannen, verdelen en uitbesteden van die zorg – net als het vervoer van en naar opvang, school, of logeeradres – neemt tot nu toe veel meer tijd en hersenruimte in beslag dan ik van tevoren had gedacht.

Nu onze kinderen wat groter zijn gebruiken we voor dat vervoer vooral de fiets, soms de auto en heel soms het openbaar vervoer. Maar de eerste paar jaar waren we voor het logistieke wel en wee van ons gezin grotendeels afhankelijk van de kinderwagen. Een tweedehands, auberginekleurig exemplaar hadden we – en, later, toen de tweede kwam, een zwarte dubbelwagen.

Zoals wel meer objecten die een grote rol spelen in het gezinsleven worden kinderwagens een tijdlang intensief gebruikt, tot ze plots niet meer nodig zijn. (Zie ook: kolfapparaten, flesjes, maxi-cosi’s, knisperboekjes, absoluut essentiële lievelingsknuffels.) Toen mijn vriend en ik bezig waren met de plattegrond van ons nieuwe huis, brak ik me nog het hoofd over waar we de kinderwagen zouden parkeren. Maar tegen de tijd dat we eindelijk konden verhuizen hadden we onze laatste buggy al lang weggegeven. 

Dat is het gekke aan het ouderschap: het verandert voortdurend. Het dient zich aan in fases, en dat wéét je ook wel. Maar die fases zijn zo allesoverheersend en onderdompelend dat je je, wanneer je er middenin zit, nauwelijks kunt voorstellen dat het ooit anders zal zijn. Gezinnen in andere fases lijken een andere wereld te bewonen, dingen te weten die voor jou volstrekt onvoorstelbaar zijn.

Foto: Chaloner Woods / Getty

Bijna net zo lastig is het je voor te stellen dat het ooit anders is geweest – dat er een fase was waarin je nauwelijks sliep, bijvoorbeeld, of waarin het poetsen van kleine dreumestandjes elke avond opnieuw een waar gevecht opleverde. Ook aan onze kinderwagen en buggy heb ik al jaren niet gedacht: andere fase, ander leven, voorbije tijd.

Maar toen las ik van de Amerikaanse auteur Amanda Parrish Morgan, en dacht ik: o ja, shit, de kinderwagen! Het boekwerkje is zojuist verschenen in de Object Lessons-reeks bij een serie die een licht werpt op ‘de verborgen kant van alledaagse objecten’. Zoals, in dit geval, van de kinderwagen. Al lezend realiseerde ik me hoe gelaagd de kinderwagen eigenlijk is – iets waar ik, in de fase waarin ik er dagelijks een voortduwde, nauwelijks bij stil stond.

Je handen vrij...

De westerse kinderwagen kwam in 1733 ter wereld. Het eerste exemplaar, ontworpen door William Kent voor de hertog en hertogin van Devonshire, werd voortgetrokken door een geit en heette een perambulator – later afgekort naar pram. Een kleine eeuw later patenteerde Charles Burton, eveneens in Engeland, een kinderwagen die niet door dieren, maar door mensen werd bewogen, en die niet werd getrokken maar geduwd. Sinds begin twintigste eeuw is de kinderwagen niet meer weg te denken uit de wereld van het jonge ouderschap.

De kinderwagen stelde ons in staat onze kinderen over grote afstanden te vervoeren zonder al te veel pijn in onze armen, schouders, nek en rug

Natuurlijk: ook vóór 1733 moesten ouders hun baby’s en kinderen zien te vervoeren. Ooit, toen we nog harig waren, grepen onze baby’s zich vast aan onze vacht; de van pasgeboren baby’s is een herinnering uit die tijd – leg een vinger in een babyhandpalmpje, en voor je er erg in hebt sluiten de kleine vingertjes zich eromheen. Later droegen we hen in mandjes op onze rug, of bonden we hen met draagdoeken op onze borst of rug.

Vaak genoeg hielden we hen ook gewoon vast, tegen onze borst met twee handen om hun lichaampjes gevouwen, of balancerend op één heup, of op onze schouders, onze handen beschermend om hun scheenbeentjes. Maar geen van die houdingen zijn erg lang vol te houden, en soms wil je gewoon je handen vrij hebben. 

Foto: Fred Ramage / Getty

De kinderwagen stelde ons in staat onze kinderen over grote afstanden te vervoeren zonder al te veel pijn in onze armen, schouders, nek en rug. We konden tijdens dat vervoer ook makkelijk even iets anders doen met onze handen; zet een kinderwagen op de rem  

...om te zijn wie je bent

In Stroller vervlecht Morgan haar persoonlijke ervaringen als moeder, hardloper en kinderwagenduwer met culturele, historische en politieke beschouwingen op dit vervoersmiddel. Ze beschrijft hoe de kinderwagen voor haar niet alleen een praktisch antwoord vormde op een logistieke vraag; de kinderwagen was ook, en misschien wel vooral, een belofte. 

Naast auteur en docent is Morgan fanatiek marathonloper en coach van het hardloopteam op haar school, en nog vóór haar eerste kind was geboren had ze een ‘jogger’ aangeschaft. Dat is een kinderwagen die je voor je uit kunt duwen terwijl je rent, en die zo is ontworpen dat de kleine ingezetene daar zo min mogelijk last van heeft. Die jogger, schrijft Morgan, beloofde haar dat ze ‘tegelijkertijd een moeder en een hardloper kon zijn’. Met andere woorden: ‘Dat zorgdragen en ambitie elkaar niet hoefden uit te sluiten.’

Morgan vertelt dat het hardlopen met haar baby in de jogger – en, later, met een peuter en een baby in een dubbele jogger – bevredigend was, omdat ze kon rennen en zo haar oude identiteit niet hoefde op te geven. Tegelijkertijd voelde ze zich opgelaten: wat zouden de andere ouders wel niet van haar denken wanneer ze, bezweet en hijgend, bij de crèche aankwam? ‘Het fysieke bewijs van het feit dat ik geen tijd had om sporten, pendelen en opvoeden van elkaar te scheiden, voelde een beetje als publiekelijk falen.’

Ze is blij dat ze marathons kon blijven lopen, maar vraagt zich ook af of ze niet te graag heeft willen voldoen aan de eis die aan nieuwe moeders wordt gesteld – de eis om, zo snel mogelijk na een zwangerschap, weer ‘terug in vorm’ te komen, je lichaam ‘terug’ te krijgen, weer te voldoen aan het   

...voor zover dat kan

Een kinderwagen heeft dus meer betekenissen dan je in eerste instantie zou denken. Soms, zoals in het geval van Morgan, is de kinderwagen een belofte: ik kan nog doen wat ik altijd deed, dit keer met baby op wieltjes. 

Maar een kinderwagen kan ook een last zijn: zie maar eens door een smalle, drukke stadsstraat te navigeren met zo’n ding zonder je opgelaten te voelen, een last. Ook dat gevoel was ik bijna vergeten; al lezend in Stroller wist ik het weer, hoe zo’n wagen je zowel kan bevrijden als belemmeren.

Soms is hij een statussymbool: een nieuwe Geo³ Mono van Joolz (slogan: ‘Wij zijn hier om nieuwe ouders de regie in eigen handen te geven’) kost 1.299 euro, en dan moeten alle extra’s er nog bij. 

Soms, voor een zeker slag ouder, staat de kinderwagen symbool voor onthecht ouderschap: ‘Ik houd van mijn kinderen, waarom zou ik ze van me weg willen duwen?’ vraagt een moeder in de film Away We Go wanneer ze een buggy cadeau krijgt van de  

In een kinderwagen genieten kinderen een zekere mate van onafhankelijkheid, op een afstandje van hun ouders, naar buiten kijkend, de wereld in

En soms staat de kinderwagen symbool voor nalatigheid. Toen Morgan op een ochtend de kinderwagen met haar jongste kind erin kort op het schoolplein liet staan terwijl ze haar oudste kind naar binnen bracht, ontstond er direct commotie: wat voor moeder, brieste een andere ouder, laat haar kind in godsnaam alleen achter? 

De mooiste betekenis bewaart Morgan voor het eind. Naast alles wat dit object nog meer is, ziet zij de kinderwagen als een treffende metafoor voor het ouderschap. Wie een kinderwagen voortduwt bereikt namelijk ‘een balans die verder pijnlijk ongrijpbaar is in het ouderschap’, schrijft ze. 

Dat is de balans tussen loslaten en vasthouden, tussen vrijheid en geborgenheid, tussen avontuur en veiligheid. 

In een kinderwagen genieten kinderen ‘een zekere mate van onafhankelijkheid’, omdat ze zich op een afstandje van hun ouders bevinden en naar buiten kijken, de wereld in. Ze worden weggeduwd, zeker, maar tegelijkertijd, schrijft Morgan, ‘zijn ze veilig, want onder handbereik’. Die balans, en de ongrijpbaarheid ervan: die blijft geloof ik constant, in welke fase je ook zit. 

Foto: Fox Photos / Getty

Het is zó weer voorbij

Onlangs kreeg mijn dochter een paar heelys cadeau. Dat zijn schoenen met wieltjes in de hielen: je kan er niet op rolschaatsen, maar na het nemen van een aanloopje rol je gemakkelijk tien meter over de stoep. Heelys zijn geen heel nieuwe uitvinding, maar in mijn eigen kindertijd bestonden ze niet. Ik merkte dat ik er vrolijk van werd, deze innovatie die aanvoelt als een uitgekomen kinderdroom.

Niet lang nadat ik Stroller had uitgelezen ging mijn dochter op haar heelys met me mee naar het tankstation om een pakketje op te halen. Normaal vindt ze die wandeling te lang en te zwaar, maar nu was het een makkie, dankzij die wieltjes in haar schoenen.

Op een goed moment strekte ik mijn armen uit naar achter; haar vingers grepen mijn handen vast en ik trok haar naar me toe tot ze half naast, half achter me rolde. Ik trok haar voort zoals ik haar ooit, in een andere fase, vooruit had geduwd, en de geit van William Kent schoot door mijn hoofd. 

Maar we hielden elkaar vast nu: onze handen waren een beetje klam, en ik voelde de warmte van haar lichaam, haar adem terwijl ze honderduit kletste over haar klas en de herfstvakantie, over aanstaande halloweenfeestjes en cavia’s. 

Goed opletten nu, dacht ik bij mezelf: voor je het weet is ook deze fase weer voorbij. 

Meer lezen?