Het schooladvies zou niet zo bepalend mogen zijn voor de rest van je leven, zegt deze onderwijskundige

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Beeld uit 'A0 to A7' door Helmut Smits (voor De Correspondent). Lees onder het artikel meer over de beelden.

Het onderwijs kan niet alle ongelijkheid in de samenleving oplossen. Maar dat ontslaat scholen niet van de plicht om binnen hun eigen muren gelijke kansen te bieden, zegt onderwijskundige Louise Elffers.

Louise Elffers (1978) scoorde op haar Cito-toets. Ze ging naar het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam, want ze wist niet dat er een andere optie was. Haar moeder had op het Vossius Gymnasium gezeten, en haar oma was ook al naar het Barlaeus geweest.

‘Ik zat op een basisschool waar de meerderheid een vwo-advies kreeg. Ik liep gewoon binnen bij het Barlaeus, meldde me aan, en dat was dat.’

Gaandeweg ging Elffers, gepromoveerd als onderwijskundige, inzien dat niet iedereen zomaar op het gymnasium terechtkomt. In 2018 schreef ze het boek De bijlesgeneratie, over de groeiende bijlesindustrie, en Onderwijs maakt het verschil. Daarin schrijft Elffers dat het Nederlandse onderwijs op papier kansengelijkheid wel bevordert, maar vooral in de praktijk door het ijs zakt.

Elffers is directeur van het Kenniscentrum Ongelijkheid, lector aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en docent Onderwijswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ik sprak haar op haar werkkamer, en een verkorte versie van ons gesprek kun je hier lezen. Een langere versie is bovenaan dit artikel te beluisteren.

Beeld uit 'A0 to A7' door Helmut Smits (voor De Correspondent).

Wanneer is een schoolloopbaan kansrijk?

‘Als wij het onderwijs zo hebben ingericht dat als jij de potentie en de ambitie hebt om een bepaalde route te volgen, je ook de kans krijgt om die succesvol te doorlopen.’

En dat is nu niet zo?

‘Nee.’

Wat wil je dat er verandert?

‘Dat wij alle structurele vormen van uitsluiting weten uit te bannen in het onderwijs. Als ik mijn werk presenteer of iets over mijn boek vertel, wordt vaak gezegd: “Ja, maar er zit ongelijkheid in de samenleving en die kunnen we met het onderwijs niet helemaal oplossen.” Dat is waar. Maar het onderwijs draagt zelf ook actief bij aan ongelijkheid, zonder dat dat misschien de bedoeling is. En daar kunnen we iets aan veranderen.’

Hoeveel verschillen of ongelijkheid in inkomen, status, macht of kennis wil je accepteren?

‘In m’n boek schrijf ik: het feit dat er ongelijkheid buiten de muren van de school bestaat, ontslaat je niet van de plicht om binnen de muren van de school gelijke kansen te bieden. En dat doen we gewoon niet. En mijn frustratie is dat we dat vaak met meritocratische argumenten legitimeren. Dus zeggen: “Het is een eerlijk systeem, want op papier heeft iedereen dezelfde kansen.”’

Meritocratische argumenten?

‘Meritocratie is het idee dat de positie die je inneemt in zo’n ongelijke samenleving bepaald wordt door je ‘merites’ – meestal gedefinieerd als je talent en inzet. Dus het feit dat jij dan in een machtige positie zit, veel geld verdient, veel aanzien hebt, is omdat je bepaalde talenten hebt die anderen niet hebben en waarschijnlijk ook hard gewerkt hebt om die talenten te verwezenlijken. En dat zou een rechtvaardigere verdeling van posities zijn dan op basis van je familienaam, of...’

Vind jij dat rechtvaardiger?

‘Nou, dat wordt dus vaak gezegd. Maar het is een heel terechte vraag of dat wel zo is. Bijna iedereen is het erover eens dat de plek van je wieg niet zou mogen bepalen wat je kansen zijn in het onderwijs. Maar aan het talent waarmee je geboren wordt, kun je net zomin iets doen als aan de plek waar je wieg heeft gestaan.’

Beeld uit 'A0 to A7' door Helmut Smits (voor De Correspondent).

Vind jij dat onrechtvaardig?

‘Ik zie wel dat er weinig goede alternatieven zijn. Dus moet je veel meer nadenken over hoe ongelijk de posities überhaupt mogen zijn. Hoeveel verschillen of ongelijkheid in inkomen, status, macht of kennis wil je accepteren?’

Onderwijs draagt steeds meer bij aan ongelijkheid, schrijf je. Op het omslag van Onderwijs maakt het verschil staat een slang die zichzelf in z'n staart bijt. Dat is niet voor niks.

‘Nee. De slang beeldt mijn stelling uit dat het onderwijs de ongelijkheid bestrijdt die het zelf mede produceert. We hebben de afgelopen decennia veel werk gemaakt van een opener onderwijsbestel, om iedereen de kans te geven om z’n talenten te volgen. Dat is ook gebeurd: de tweede helft van de twintigste eeuw was er een enorme “onderwijsexpansie”: steeds meer mensen hebben steeds langer op steeds hogere niveaus onderwijs gevolgd. Er zijn dus

Zodra je suggereert dat deze mensen de wind mee hebben gehad, dan gaan ze zich verdedigen: “Ik heb er heel hard voor gewerkt, hoor!”

‘Maar als je onderwijs gebruikt om je positie te legitimeren, dan heb je ook weer onderwijs nodig om jezelf te onderscheiden. En dat zien we dus de afgelopen jaren ook steeds meer gebeuren. Vwo’ers kiezen minder vaak voor het hbo dan vroeger. Iedereen doet een master, bijna niemand stopt na z’n bachelor. Studenten doen een tweede master, en een derde master als dat financieel mogelijk is. Je ziet een toename van honoursprogramma’s, van university colleges, omdat je

Wat kunnen we daaraan doen?

‘Het eerste wat we moeten doen is erkennen dat die hiërarchische indeling niet puur meritocratisch gevormd wordt.’

Hoe doen we dat, dat erkennen?

‘Als je in een groep “winnaars” zit, om het zo maar te zeggen, dan zie je vaak niet wat voor drempels, obstakels, tegenwind Iemand die de wind mee heeft gehad, moet nog steeds heel hard trappen om ergens te komen – je wordt niet gratis naar de overkant geblazen. Zodra je suggereert dat deze mensen de wind mee hebben gehad, gaan ze zich verdedigen: “Ik heb er heel hard voor gewerkt, hoor!” Als ik de wind mee heb, heb ik zelf ook het idee dat ik heel lekker aan het fietsen ben. Pas als ik me omdraai, denk ik: o, wacht even, er stond een harde wind. Ik werd gewoon geholpen.’

Wat moet iemand vervolgens met die bewustwording?

‘Voor mij is het belangrijkste het besef dat er heel veel andere mensen zijn die het misschien ook wel hadden gekund. Het gaat mij veel meer om de vraag wie er nu niet aan tafel zitten dan of het terecht is dat de mensen die aan tafel zitten daar zitten. 

‘Ik heb zelf op het podium gestaan op het Ik zei: niets ten nadele van iedereen die hier vanavond staat, want dat zijn allemaal mensen die goed zijn in hun vak, hard werken, kansen hebben gekregen en die ook hebben gegrepen. Maar vraag eens: wie staan er allemaal niet die hier ook hadden kunnen staan?’

Beeld uit 'A0 to A7' door Helmut Smits (voor De Correspondent).

Wie staan er niet?

‘Nou ja, we zien natuurlijk een ontzettend homogeen gezelschap op dat soort bijeenkomsten.’

Waar ik eigenlijk voor pleit, is dat je die onderbouw van het voortgezet onderwijs flexibeler inricht

‘Ik relateer dat aan een heel vroege fase in het funderend onderwijs. Daar zien we dat leerlingen met ouders die niet hbo- of wo-geschoold zijn en anderstalige leerlingen, bij gelijke prestaties, niet dezelfde kansen krijgen om in te stromen in een van de routes die vervolgens weer toegang geven tot bijvoorbeeld een wetenschappelijke opleiding. Een opleiding waardoor je uiteindelijk als topwetenschapper op een podium kan staan. Leerlingen in groep 8 worden, bij gelijke prestaties, ongelijk geadviseerd en geplaatst naargelang hun achtergrond. Wat mij betreft is dat een brandpunt van kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs.’

In je boek noem je Anyssa, een van de hoofdpersonen uit de documentaireserie

‘Anyssa heeft een onrustige thuissituatie. Ze woont bij haar opa en oma, maar er is steeds sprake van dat ze misschien weer terug naar haar moeder gaat, waardoor ze naar een andere kant van de stad zou moeten verhuizen. Haar opa is ernstig ziek, er is heel veel armoede thuis, de voedsel- en kledingbank spelen een rol. Er is ook nog een kwestie van geweld in de familie.’

‘Haar juf ziet dat Anyssa daaronder lijdt, en ziet dus ook dat de schoolresultaten achteruitgaan. En wat ik frappant vind, is dat die juf zegt “je kunt meer”, maar toch een lager advies geeft omdat Anyssa’s resultaten zijn gezakt in groep 8. Ik vind het interessant als een leraar zegt: “Ik weet zeker dat je het kan.” Waarom geef je iemand dan niet de kans om het ook te doen?’

Vind je dan dat Anyssa een vwo-advies had moeten krijgen?

‘Waar ik eigenlijk voor pleit, is dat je die onderbouw van het voortgezet onderwijs flexibeler inricht. Omdat je advies zo bepalend is voor je verdere schoolloopbaan, vind ik het problematisch om dat op dat moment voor haar te bepalen. En als je – dus de ruimte hebt om tussentijds te wisselen, of om deels vakken op een hoger niveau te doen en deels niet, dingen te proberen, en ook heel erg theoretisch en praktijkgericht leren kunt verbinden – dan is er ook meer ruimte voor regie van een leerling zelf.’

Maar het probleem zit bij Anyssa toch niet in de kansenongelijkheid op school, maar in de thuissituatie?

‘Kijk, het is duidelijk dat de problematiek in de thuissituatie zit. Maar het is een probleem van het onderwijs als wij niet in staat zijn om daaromheen te bewegen om iemand leerkansen te bieden. In plaats daarvan zeggen we: “Ja, we moeten nou eenmaal nu selecteren, dus dan wordt het toch maar deze route.” En omdat die routes zo ontzettend gescheiden zijn en het moeilijk is om daartussen te wisselen, is het advies heel bepalend voor haar verdere schoolloopbaan. Dat reken ik het onderwijs wel aan.’

Beeld uit 'A0 to A7' door Helmut Smits (voor De Correspondent).

‘In het boek haal ik een leraar aan die een ingezonden brief heeft geschreven. Hij schreef: “Waarom heeft iedereen het toch over dat ‘hoog-’ en ‘laagopgeleid’? Het gaat erom dat je fijn werk hebt, een mooi gezin en een fijn huis!” En ik weet zeker dat iedereen het met hem eens is. Maar in een stad als Amsterdam kun je met bepaalde kwalificaties geen baan vinden waarmee je genoeg kan verdienen om überhaupt een huis te vinden, laat staan een huis dat groot genoeg is om een gezin te vormen. We redeneren vaak vanuit het ideaal van gelijkwaardigheid, terwijl de praktijk heel ongelijkwaardig is.’

Je zou toch niet de káns moeten hebben op een beetje een menswaardig bestaan? Dat zou voor ieder mens een garantie moeten zijn. Bestaanszekerheid.
‘Bestaanszekerheid, ja. Dat is waar ik in het boek stop. Dat ligt natuurlijk deels buiten het onderwijs, maar deels ook erbinnen – en ik heb natuurlijk vooral dat laatste behandeld. Leraren en schoolleiders voelen machteloosheid, hebben het gevoel dat alle maatschappelijke ongelijkheid op hun bordje wordt gelegd, dat ze al ontzettend veel hebben gedaan en dat dat geen verschil maakt. Dit boek is bedoeld voor mensen die in het onderwijs werken en die denken: maar wat kan ik nou doen?’

Meer lezen?