Wie wint de slag om het vrijhandelsverdrag: het grootkapitaal of de burger?

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding
Illustratie: Gijs Kast (voor De Correspondent)

Het vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten: een lovenswaardige poging belemmeringen voor handel op te ruimen waar burgers van zullen profiteren, noemen voorstanders het. Achterkamertjespolitiek die het grootkapitaal vrij spel zal geven, zeggen tegenstanders. Hoe gevaarlijk is het zogenoemde TTIP nu echt?

Onze boeren kunnen straks hun rauwmelkse kazen ook op de Amerikaanse markt kwijt: Arnaud Petit van de organisatie die naar eigen zeggen de stem is van dertig miljoen boeren en hun families in Europa, ziet het vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten wel zitten.

Voor de Europese boeren kan het in zijn ogen een zegen zijn als het verdrag een einde maakt aan het ‘onwetenschappelijke’ Amerikaanse verbod op kazen die minder dan zestig dagen gerijpt zijn. Zijn club stelde een op van dergelijke maatregelen die, als ze in het vrijhandelsverdrag komen, de landbouwers goede diensten bewijzen.

Petit is een van de sprekers op de bijeenkomst De dag geeft een prachtig beeld van hoe het vrijhandelsverdrag de gemoederen verhit en de geesten splijt. Zo betoont van de Brusselse denktank European Policy Centre zich een warme voorstander. De vrees dat het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) de bescherming van mens en milieu zal ondermijnen, is in zijn ogen niet gegrond. We moeten niet doen alsof de EU van de twee het meest deugdzaam is. Voor luchtvervuiling hebben de VS bijvoorbeeld scherpere normen.

De winst die er te behalen valt met het vrijhandelsverdrag illustreert hij met het voorbeeld van de auto. De EU en de VS hebben elk hun eigen manier om te beoordelen of die veilig is. De ene manier is niet beter dan de andere, vindt hij. En als je elkaars werkwijze erkent en fabrikanten van auto’s aan de andere kant van de oceaan niet aan andere regels moeten voldoen, scheelt dat ze enorme kosten bij het op de markt brengen van hun wagens.

Een onderzoeker van het is minder optimistisch. Hij schetst hoe ver regelgeving op een terrein als de risicobeoordeling van chemicaliën uiteenloopt en hoe lastig het zal zijn gemeenschappelijke grond te vinden.

Het hoofd communicatie van de koepel van Europese consumentenorganisaties, laakt het gebrek aan transparantie van de onderhandelingen. Burgers hebben in zijn ogen het recht te weten wat er speelt, aangezien het verwijderen van handelsbarrières te maken heeft met regels over producten die zij in hun dagelijkse leven gebruiken. Hij bepleit dan ook dat de EU alle onderhandelingsteksten openbaar maakt. Want de geheimhouding voedt het wantrouwen.

Wat heef de man in de straat hieraan? Het zijn de chemielobby, de farmaceutische lobby en de autolobby die hun slag willen slaan

En dat er wantrouwen is, blijkt wel uit de briesende reacties uit de zaal. ‘Wij denken niet dat er iets goed is aan dit akkoord,’ zegt de Spanjaard Javier Sanchez Anso. ‘Wat heeft de man in de straat hieraan? Het zijn de chemielobby, de farmaceutische lobby en de autolobby die hun slag willen slaan,’ oordeelt de vertegenwoordiger van de boerenbeweging die kleinschalige, duurzame landbouw bepleit.

Sanchez Anso vertolkt een gevoel over TTIP dat ook bij veel lezers van De Correspondent leeft. Over weinig onderwerpen ontvangen we zoveel verzoeken om er kritische aandacht aan te besteden.

Dat hebben we ook al enkele keren gedaan. Correspondent schetste de gevaren van verdragen die het bedrijven mogelijk maken staten aan te klagen als ze menen dat regelgeving hun investeringen op een oneigenlijke manier belemmert. Een dergelijk mechanisme van Investor State Dispute Settlement (ISDS) is een van de fel omstreden elementen van TTIP.

In een poging de maatschappelijke onrust die over ISDS is ontstaan te bezweren, besloot de Europese Commissie een te organiseren. Tot 7 juli kan iedereen zijn visie op ISDS indienen.

Correspondent bekritiseerde daarnaast het stelselmatig overschatten van de financiële voordelen van het vrijhandelsverdrag, ook door onze eigen sociaal-democratische minister van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking Lilianne Ploumen.

Ik wil een derde draad uit het kluwen van dit complexe onderwerp trekken door te kijken wat er in onderhandelingen over één specifiek thema - de regelgeving over chemicaliën - op het spel staat.

Daarmee wil ik laten zien dat er reële gevaren dreigen voor consument en milieu. Maar ook dat er kansen liggen voor winst zónder afbraak van regels. En dat de Europese onderhandelaars vastbesloten zijn de gevaren af te wenden en de kansen te benutten. Maar dat de druk vanuit de lobby van het bedrijfsleven wel erg groot is. En dat het niet voor het eerst zou zijn als de Europese Commissie daarvoor zwicht.

De grote schoonmaak

Zeg niet dat de Europese Commissie niet open is. Als ik Klaus Berend, die namens de Europese Commissie onderhandelt met de Amerikanen over chemicaliën, een mail stuur met het verzoek om een gesprek, antwoordt hij prompt. En dat terwijl hij nog onderweg naar huis is van een vakantie. Aan het eind van de volgende dag maakt hij tijd vrij om me te woord te staan. En waar ambtenaren gewoonlijk hoogstens op achtergrondbasis iets willen vertellen, mag ik Berend gewoon citeren.

De vlotte, in gilet gestoken ambtenaar is hoofd van de afdeling REACH van het Directoraat Generaal Ondernemingen en Industrie. is de in 2007 ingevoerde Europese wetgeving die de registratie en evaluatie van chemicaliën reguleert. De ambitieuze wet was het begin, zo kopte ANP, van de ‘grote EU-schoonmaak van chemicaliën.’ REACH betekent dat tegen 2018 ongeveer dertigduizend chemicaliën die op de Europese markt zijn tegen het licht moeten zijn gehouden. Als ze gevaarlijk blijken, dienen ze te worden vervangen door minder schadelijke alternatieven.

Rond REACH voltrok zich De chemische industrie voorspelde dat fabrieken zouden sluiten en miljoenen banen verloren zouden gaan. REACH kwam er toch door. En nu dreigt de zwaar bevochten wet door TTIP in gevaar te komen. Vrezen althans. Want in de VS bestaat zoiets als REACH niet. En hoe kun je de nagestreefde ‘coherentie in regelgeving’ bereiken als Europa geen water bij de wijn doet?

We hoeven elkaars wetgeving niet over te nemen, maar kunnen veel dubbel werk vermijden als we samenwerken op het gebied van risicobeoordelingen, stelt Klaus Berend

Klaus Berend ontvangt me in zijn groene kamer in de grauwe kantoorkolos van DG Ondernemingen en Industrie. Hij corrigeert me meteen, als ik hem vraag welke mogelijkheden hij ziet om de systemen dichter bij elkaar te brengen. ‘We onderhandelen niet over de wetgeving op zich,’ zegt hij. ‘We zoeken naar mogelijkheden voor samenwerking binnen de bestaande systemen om meer efficiency te krijgen voor bedrijven en regelgevers.’

En nu graag concreet. Hoe valt met het verdrag winst te behalen zónder de regelgeving af te zwakken? Berend ziet vooral kansen als het gaat om samenwerking in het beoordelen van de risico’s van bepaalde chemicaliën. ‘Zorgen dat de wetenschap en de feiten coherent zijn, dat is voor mij het grootste voordeel waar we op kunnen hopen,’ zegt hij. ‘Daarna zullen er waarschijnlijk aanzienlijke verschillen blijven in maken we wetgeving of niet, verbieden of beperken we of niet. Want de huidige wetgeving in de VS legt de lat om echte actie te ondernemen zeer hoog.’

Berend, zelf chemicus, geeft het voorbeeld van dichloormethaan. Dat spul is in de EU verboden als middel om verf te verwijderen van bijvoorbeeld meubels. Een paar jaar later dan de EU keken de VS naar het middel. De risico’s schatten ze op zich ongeveer hetzelfde in. Maar ze trokken een andere conclusie. Ze besloten het niet te verbieden, maar een aanbeveling op het etiket aan te brengen in de trant van: ventileer goed, niet gebruiken in afgesloten ruimten.

Samenwerkingsmogelijkheden ziet Berend ook op het gebied van de selectie van chemicaliën waarvoor aanwijzingen zijn dat ze gevaarlijk zijn en daarom prioriteit hebben voor een beoordeling. ‘We weten dat de VS niet veel doen om chemicaliën uit te bannen of te beperken,’ erkent hij. ‘Maar de fase daarvoor - wat zijn de chemicaliën waar we ons zorgen over moeten maken? welke risico’s creëren ze? - kunnen we op een coherente en complementaire manier uitvoeren.’

Het punt van de EU-onderhandelaar is: we hoeven elkaars wetgeving niet over te nemen, maar kunnen veel dubbel werk vermijden als we samenwerken op het gebied van risicobeoordelingen. Dat scheelt de autoriteiten werk. En het bedrijsleven kosten, als het niet langer informatie over stoffen aan twee kanten van de oceaan en ook nog eens op twee verschillende manier hoeft in te dienen. Winst is in zijn ogen ook te behalen met meer harmonisatie in hoe chemicaliën worden verpakt en gelabeld. ‘Dan hoeft geen bedrijf ze opnieuw te verpakken voor het versturen van een container die de oceaan overgaat,’ zegt hij.

Een giftige samenwerking

We hebben niks aan die Amerikanen. Dat vindt althans Vito Buonsante. De Italiaan werkt voor ClientEarth, een club die met de wet als wapen wil werken aan een betere verhouding tussen mens en aarde. ‘In het werkplan van het Amerikaanse Environmental Protection Agency staat een schamele lijst van 83 chemicaliën die ze willen onderzoeken,’ vertelt hij op een Brussels terras. ‘Ze doen ongeveer vijf evaluaties per jaar. Vaak van chemicaliën die al niet meer bestaan in de EU.’

Aan beide kanten van de oceaan kiezen de autoriteiten fundamenteel andere benaderingen bij de beoordeling van chemische stoffen, zegt Buonsante. Als een stof uit zichzelf eigenschappen heeft die haar gevaarlijk maken, kan dat al voldoende reden zijn om haar uit voorzorg te verbieden. In de VS geloven ze meer in een risicobenadering: een gevaarlijke stof is pas een bedreiging als we aan te hoge doses worden blootgesteld. ‘Evidence based’ heet die laatste werkwijze. En dat mag wetenschappelijk klinken, het is vaak heel lastig betrouwbare gegevens te verzamelen over de mate waarin we aan bepaalde stoffen zijn blootgesteld, zegt Buonsante. ‘De geschiedenis heeft geleerd dat we vaak al schade ondervinden voor we die data hebben. Neem asbest. Dat is in de EU pas in 2004 verboden.’

De belangenorganisaties van de chemische industrie aan beide kanten van de oceaan leverden een kant-en-klare tekst voor het akkoord tussen de EU en de VS. Lekker makkelijk voor de onderhandelaars, moeten ze gedacht hebben.

In maart publiceerde ClientEarth een die de belangenorganisaties van de chemische industrie december 2013 aan beide kanten van de oceaan heimelijk aan de TTIP-onderhandelaars had toegespeeld. Het is een fascinerend werkstuk. Want de American Chemistry Council (ACC) en de European Chemical Industry Council (CEFIC) leverden een kant-en-klare tekst voor het akkoord tussen de EU en de VS aan. Lekker makkelijk voor de onderhandelaars, moeten ze gedacht hebben.

En als die tekst het écht zou halen, dan was dat niet minder dan een ramp. Dat is tenminste de strekking van het rapport waarvan Buonsante een van de auteurs is. Het gevolg zou zijn dat de voortgang in het uitbannen van giftige stoffen stopt.

Dat is wel erg boud gesteld. Maar zeker is dat de tekst veel elementen bevat die het lastiger maken stoffen te verbieden. Zo wil de industrie dat het altijd nodig is een kosten-baten-analyse te maken die beoordeelt of regelgeving geen buitensporig nadelige gevolgen heeft voor de private sector. Denk aan boeren die een alternatief moeten zoeken voor het bestrijdingsmiddel dat ze gebruiken.

Verder bevat het document een voorstel voor een wederzijdse erkenning van registraties. Dat wil zeggen: als een nieuwe stof in de VS is geregistreerd, geldt dat ook binnen de EU. Pas na een niet gespecificeerde periode van ‘xx jaren’ moet de stof dan voldoen aan de eisen van de Europese wet. Intussen mag ze wél alvast op de markt komen. Goed voor de innovatie, schrijven de belangenbehartigers van de industrie.

‘Eerlijk gezegd was ik verrast,’ zegt Klaus Berend over het feit dat de lobbyclubs met een compleet tekstvoorstel kwamen aanzetten. ‘Laat ik heel duidelijk zijn: dit is niet de basis op grond waarvan wij onderhandelaars onze eigen tekst gaan maken. Van wederzijdse erkenning van registraties kan ook geen sprake zijn.’

De hoogste ambtenaar grijpt in

De stelligheid van de EU-onderhandelaar klinkt geruststellend. Hij voegt zich bij de vertegenwoordigers van de Europese Commissie die bezweren dat TTIP het huidige niveau van de bescherming van consument en milieu niet zal aantasten. Zo zei de Europese onderhandelingschef ‘Deze onderhandelingen gaan niet - ik herhaal, gaan niet - over het verlagen van standaarden.’

Toch zijn er redenen om daar niet helemaal gerust op te zijn. Neem hormoonverstorende stoffen. Over de groeiende zorg onder wetenschappers over de negatieve effecten van dergelijke chemicaliën die in allerlei alledaagse producten zitten, schreef ik onlangs het verhaal

Hormoonverstorende stoffen vallen volgens het dat de Europese Commissie onlangs openbaar maakte in de categorie ‘emerging issues.’ In dergelijke gevallen is het wijs, schrijft de Commissie, dat de regelgevende instanties aan beide zijden van de oceaan elkaar in een vroeg stadium raadplegen. En zo mogelijk tot gemeenschappelijke criteria en maatregelen komen.

Alleen had de EU op dit terrein voorsprong. Het Directoraat Generaal Milieu van de Europese Commissie schreef in het voorjaar van 2013 een voorstel voor criteria. Daar kwam een lawine van kritiek op vanuit de industrie. De de belangbehartiger van producenten van gewasbeschermingsmiddelen, stelde dat het gevolg zou zijn dat de tien best verkopende schimmelbestrijdingsmiddelen in Duitsland van de markt moesten. De marktwaarde van alle bedreigde producten zou 2,5 miljard euro bedragen.

De secretaris-generaal van de Europese Commissie schreef dat de uitwerking van de criteria ‘gevoelig is gezien de verschillende opvattingen van belanghebbenden en de mogelijke gevolgen voor delen van de chemische industrie en de internationale handel’

Binnen de Europese Commissie sloeg de angst toe. In een brief van juli 2013 die De Correspondent in bezit heeft, schreef Catherine Day, de secretaris-generaal van de Europese Commissie, dat de uitwerking van de criteria voor hormoonverstorende stoffen ‘gevoelig is gezien de verschillende opvattingen binnen de gemeenschap van belanghebbenden en de mogelijke gevolgen voor delen van de chemische industrie en de internationale handel.’ De hoogste ambtenaar van de Europese Commissie gaf de opdracht eerst een impact assesement te maken, een inschatting van de gevolgen van de verschillende opties voor het vaststellen van criteria. De eind 2013 beloofde criteria zijn er daardoor nog steeds niet. Reden voor de Zweedse minister van milieu tegen de Europese Commissie aan te spannen.

Maar in de VS zijn ze juist blij dat het oorspronkelijke Europese voorstel er vooralsnog niet door is gekomen. Zowel het Amerikaanse bedrijfsleven als de Environmental Protection Agency is ongelukkig met de benadering van DG Milieu. Ze vinden dat criteria gebaseerd moesten zijn op een risicobeoordeling, niet alleen op de intrinsieke gevaren van hormoonverstorende stoffen. Ook vinden ze dat de economische gevolgen eerst in kaart moeten worden gebracht. Dat blijkt uit een van het kantoor de United States Trade Representative. De baas van die club is Michael Froman, die voor de VS de hoofdverantwoordelijkheid bij de TTIP-onderhandelingen draagt.

Onlangs publiceerde de Europese Commissie een voor de ontwikkeling van criteria voor hormoonverstorende stoffen. De Amerikanen kunnen tevreden zijn: de Commissie wil nu ook opties voor regelgeving laten onderzoeken waarin risicobeoordelingen en inschattingen van de economische gevolgen zijn meegenomen. Volgens de milieuorganisatie PAN Europe is het voorstel dan ook een ingegeven door angst voor economische schade.

Het TTIP biedt vooralsnog vooral kleine kansen en

grote bedreigingen

Dit alles geeft nu niet meteen het gevoel dat er op het gebied van de regelgeving van chemicaliën een wereld te winnen is bij samenwerking met de Amerikanen. Niet alleen de inhoudelijke, ook de financiële baten zijn ongewis. Klaus Berend geeft toe dat er van de winst die er op dit beleidsthema te boeken valt geen aparte inschatting is gemaakt.

Voor het handelsverdrag als geheel zou uit blijken dat het per gezin elk jaar 545 euro oplevert. Maar het Transnational Institute wijst er in terecht op dat die berekening op nogal wankele aannames berust. Zo is deze inschatting gebaseerd op het voor 100 procent wegnemen van handelsbarrières in de vorm van importtarieven en een daling van maar liefst 25 procent in de kosten van andersoortige handelsbarrières opgeworpen door verschillen in regelgeving.

Een dergelijke kostenreductie lijkt op het terrein van chemicaliën nogal utopisch. Want, zoals de Europese Commissie ook erkent, ligt de regelgeving in VS en EU te ver uiteen om tot één lijn te kunnen komen. De te boeken winst zien ze vooral in nogal vage voorstellen over gegevensuitwisseling en wetenschappelijke samenwerking waarvan je niet meteen het idee krijgt dat die de kassa flink zullen doen rinkelen.

De uitkomst van het onderhandelingsproces dat op 14 juli zijn zesde ronde ingaat is nog uiterst ongewis. Elke uitspraak over wat het vrijhandelsverdrag echt zal betekenen, is dus speculatief. Bovendien kan het Europarlement aan het eind van de rit ‘nee’ zeggen als het resultaat niet bevalt. De zonder welke haast geen meerderheid in het parlement is te vormen, heeft laten weten dat TTIP in ieder geval geen aantasting van Europese waarden en standaarden mag betekenen.

Maar wie op het gebied van chemicaliën de kleine kansen voor financiële baten en de grote bedreigingen voor het uitbannen van giftige stoffen overziet, krijgt niet meteen het gevoel dat we met een gerust hart kunnen gaan slapen. Het is maar de vraag of we moeten juichen dat we straks misschien rauwmelkse kazen in Amerika kwijt kunnen, als dat betekent dat we gevaarlijke hormoonverstorende stoffen niet aan banden kunnen leggen.