Als leraar Nederlands zag ik veel leerlingen keuzes maken die niet bij hen pasten, maar die ze maakten omdat ze druk voelden om voor ‘het hoogste’ te gaan.

Liever gymnasium dan vwo. Liever beta dan talen. Hoofd boven handen.

Daarom wilde ik hoogleraar Maarten Wolbers spreken, expert op het gebied van onderwijsongelijkheid. Wolbers heeft er interessante dingen over te zeggen, omdat hij ziet dat het onderwijs na jaren gericht te zijn geweest op ‘verheffing’ nu op een nieuw punt is beland.

Ik sprak hem op zijn werkkamer in het Maria Montessorigebouw van de Radboud Universiteit Nijmegen. Je kunt het gesprek lezen (5 minuten) of beluisteren (28 minuten).

Beeld door Helmut Smits (voor De Correspondent)

In de krant lees ik vaak dat kansenongelijkheid juist toeneemt. Jij zegt juist dat die ongelijkheid door onderwijs sterk is afgenomen.

‘Dat klopt. Dat hangt heel erg af van welke tijdshorizon je hanteert. Als je de periode na de Tweede Wereldoorlog tot nu vergelijkt, dan heeft er echt een enorme daling in die onderwijsongelijkheid plaatsgevonden. Wel is er de laatste vijftien, twintig jaar op z’n minst sprake van stagnatie, en is er denk ik ook weer een toenemende onderwijsongelijkheid. Maar om heel eerlijk te zijn: vanuit dat langetermijnperspectief verbleekt die wel een beetje.’

Wat is er na de Tweede Wereldoorlog gebeurd?

‘In de periode van de wederopbouw werd het niet meer geaccepteerd dat sociale klassen bepalend waren voor iemands levenskansen. Dat heeft zich gemanifesteerd in een ideologie die niet alleen vanuit de linkse, maar ook vanuit een meer liberale hoek kwam: dat mensen vooral op hun prestaties moesten worden beoordeeld. Dat gedachtegoed heeft zich via het onderwijsbeleid gemanifesteerd.’

Hoe dan?

‘Er kwamen bijvoorbeeld studiebeurzen voor "verborgen talent": kinderen die vanuit een ouderlijke omgeving niet de financiële gelegenheid hadden of gemotiveerd werden om door te studeren. Tot dan toe was studeren, zeker aan de universiteit, vooral iets dat was weggelegd voor de bovenlaag van de samenleving. Terwijl die samenleving, en in het bijzonder de arbeidsmarkt, steeds meer behoefte had aan hooggekwalificeerde arbeidskrachten. Als je kijkt naar de jaren na de oorlog en die vergelijkt met nu, dan is de kansengelijkheid flink groter.’

Beeld door Helmut Smits (voor De Correspondent)

Op welk punt zijn we nu beland? 

‘In die periode na de Tweede Wereldoorlog werd onderwijs lange tijd gezien als de katalysator om gelijke kansen te bewerkstelligen. Waar geslacht, sociale klasse en religie in een verzuilde samenleving sterk bepalend waren voor je kansen, is onderwijs verworden tot nieuwe scheidslijn.’

Een scheidslijn die we rechtvaardig vinden. We erkennen onderwijs als een rechtvaardig middel om sociaal-economische posities te verdelen.

‘Ja, zolang die ook alleen maar behaald worden op basis van verdiensten of cognitieve capaciteiten of talenten. En we weten dat dat meer het geval is dan ooit tevoren. Tegelijkertijd is het een niet-voltooid proces, en sterker nog: een proces dat nooit voltooid zal zijn, bijvoorbeeld omdat intelligentie een genetische component heeft.’

Is al het verborgen talent inmiddels ontdekt?

‘Er is altijd verborgen talent, omdat er altijd wel een mismatch zal zijn in het onderwijs tussen mensen hun talenten en hoe die talenten in het onderwijs tot bloei komen en beoordeeld worden. Maar dat is nog niet direct systematisch. Alleen bij kinderen met een migratieachtergrond zie je nog systematisch verborgen talent.’

Beeld door Helmut Smits (voor De Correspondent)

Maar het aantal kinderen dat minder hoogopgeleid is dan z’n ouders neemt voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog toe.

‘Ja, zeker. Dat kan niet anders.’

Want?

‘Er zit een plafond aan het onderwijsgebouw. Meer dan een universitair diploma bestaat niet. Als er meer ouders zijn met zo’n diploma, is het voor die kinderen dus per definitie onmogelijk om dat te overtreffen. Dus daarmee zal het aantal sociale dalers alleen maar toenemen, terwijl er ook voor hoge statusgroepen nog steeds een sterke drang bestaat om vooruit te komen.’

‘Hoogopgeleide ouders moeten steeds meer moeite doen om ervoor te zorgen dat hun kinderen hen overtreffen’

‘Als het gaat om het tegengaan van kansenongelijkheid, zou je moeten kijken wat je in termen van beleid aan die bovenkant zou willen. Ik zie dat hoogopgeleide ouders steeds meer moeite moeten doen om er toch voor te zorgen dat hun kinderen hen overtreffen. Dus die grijpen allerlei middelen aan – schaduwonderwijs, extracurriculaire activiteiten – om hun kinderen vooruit te helpen.’ 

Is dat een probleem?

‘Nee, op zich niet. Het wordt een probleem als de verwachting is dat die kinderen hetzelfde presteren als hun ouders. Het lijkt mij voor jongeren lastig als ze enorme druk van hun ouders of van de samenleving in het algemeen ervaren om te presteren, om vooruit te komen, en dat simpelweg niet waargemaakt kan worden.’

Je zegt ‘vooruit’ en ‘overtreffen’.

‘Na de Tweede Wereldoorlog zijn we allemaal in vooruitgang gaan geloven. Dat was lange tijd een vrij universeel gedachtegoed, en de idee van een prestatiesamenleving leeft tot op de dag van vandaag. Zo zie je dat denk ik ook in de samenleving terug, dat mensen toch vooruitgang willen boeken.’

Beeld door Helmut Smits (voor De Correspondent)

En vooruitgang is dan meer geld, meer status, meer macht?

‘Ja, allemaal, hogerop willen komen.’

Wat is ‘hoger’?

‘Wat hoger is, is uiteindelijk wat we als samenleving met elkaar definiëren als hoger. En daar is wel echt een verschuiving in gekomen bij de jongste generaties.

‘Ook in ideeën over hard werken, bijvoorbeeld. Er is altijd een heel sterk arbeidsethos geweest in die naoorlogse periode. Nu ken ik bijna geen enkele jongere meer die uit de schoolbanken komt Dat is de afgelopen tien jaar echt veranderd. De afweging tussen werken en andere zaken in het leven ligt echt anders bij de jongste generatie.’

Voor wie het zich kan veroorloven.

‘Ja, natuurlijk speelt dat ook mee. Je kunt het je ook veroorloven om minder te werken, en andere zaken worden ook belangrijker naarmate er basiszekerheden komen. Dat heeft de verzorgingsstaat wel opgeleverd. De jongste generaties zijn opgegroeid in enorme voorspoed. Dat maakt ook dat ze andere behoeften hebben.’

‘Bij hen zie je gelukkig dat het weer om meer dan prestaties draait. Wat dat betreft is de samenleving een stuk softer dan de no-nonsense-periode vanaf de jaren tachtig. Dat kan alleen maar omdat de jongste generaties in een situatie zijn opgegroeid waarin het mogelijk werd je bezig te houden met andere dingen. Het individualistische perspectief dat we lange tijd hebben gehad van het ‘ik, ik, ik’ is misschien ook wel aan het keren. Het is niet alleen maar een somber verhaal.’

Over de beelden Hoe ongelijk zijn de kansen die we in het onderwijs krijgen? En hoe wordt de ruimte om te ontwikkelen door leerlingen benut? Op basis van deze vragen maakte kunstenaar Helmut Smits een serie tekeningen die zijn ontstaan vanuit een centraal punt, met een potlood en een koordje. De mogelijkheden voor iedere tekening zijn afhankelijk van de lengte van het koordje. De verschillende invullingen laten zien hoe de ruimte is benut. Bekijk hier meer werk van Helmut Smits

Meer lezen?

Het schooladvies zou niet zo bepalend mogen zijn voor de rest van je leven, zegt deze onderwijskundige Het onderwijs kan niet alle ongelijkheid in de samenleving oplossen. Maar dat ontslaat scholen niet van de plicht om binnen hun eigen muren gelijke kansen te bieden, zegt onderwijskundige Louise Elffers. Lees mijn interview Hoe hogeropgeleiden discrimineren Leidt kennis tot beschaving? Ook hogeropgeleiden oordelen hard over anderen. Met één verschil: voor hun favoriete vorm van discriminatie is maar weinig aandacht. Lees mijn analyse