Sorry kiddo’s: telefoons in de klas zijn wel een ‘echt probleem’
CDA-Kamerlid René Peters liet woensdag tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting een proefballonnetje los: verbied mobiele telefoons in de klas.
De rest van Den Haag woedend.
‘Proefballonetjes (sic) doen niet alleen af aan de essentie van het Kamerwerk, het is ook afleidingspolitiek. Want je hoeft het dan niet over de échte problemen te hebben’, reageerde Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks) op Twitter. ‘Lerarentekort, schaduwonderwijs, kansenongelijkheid en armoede in de klas lijken me toch wat relevanter dan dit proefballonetje (sic)…’, tweette PvdA-Kamerlid Habtamu de Hoop erover. ‘Boomers talking about telefoons in de klas terwijl het onderwijs in de fik staat.’
Ik ben zo’n boomer – als dat tenminste betekent dat je op school zat toen Boom, boom, boom, boom!! van de Vengaboys een hit was (1998).
Wat zijn de ‘échte problemen’ waar we ons druk over horen te maken?
En als leraar – ik gaf Nederlands – zag ik wel degelijk het probleem van smartphones in de klas. Net als veel leraren op Twitter trouwens, die niet woedend over het ‘proefballonetje’ waren, maar juist verbolgen over de reacties van Westerveld en De Hoop: ‘Zo! Dit is ff een miskenning van onderwijsproblemen’, schreef leraar maatschappijleer Henk-Jaap Batelaan. ‘Ik zou er niet te licht over denken. Deze dingen hebben allemaal met elkaar te maken en versterken elkaar’, voegde leraar geschiedenis (én Leraar van het Jaar) Erik Ex eraan toe.
Peters’ proefballonnetje en de reacties van De Hoop en Westerveld bleken geen generatiekloof, maar een andere kloof bloot te leggen.
Want: welke problemen zijn ‘relevanter’? Wat zijn dan die ‘échte problemen’ waar we ons druk over horen te maken?
Voor veel leraren zijn telefoons in de klas een écht probleem, waar ze dagelijks mee te dealen hebben. De een zal ze oogluikend toestaan, de ander zal ze zo nu en dan inzetten om iets hips mee te doen, maar voor beiden geldt: die telefoons zijn er, en ze zijn vaker een stoorzender dan niet. Ze zijn minder onschuldig dan de potjes boter-kaas-en-eieren die je vroeger in je schrift speelde, omdat ze leerlingen veel actiever afleiden. Dat is niet goed voor het leren. En leraren hebben in de praktijk maar weinig ruimte om er in hun eentje tegen op te treden. Als niet in elke klas dezelfde regels gelden, is het dweilen met de kraan open. In Frankrijk werd daarom in 2018 een landelijk verbod op smartphones op de lagere school ingevoerd.
Het lerarentekort, schaduwonderwijs, kansenongelijkheid en armoede in de klas zijn voor leraren geen dagelijkse problemen. Toen ik zelf voor de klas stond moest ik elke les op die mobieltjes letten, terwijl ik nooit een docent natuurkunde aan hoefde te nemen of bang hoefde te zijn dat een leerling tijdens m’n les bijles aan het volgen was. En armoede in de klas verschilt niet van armoede op straat, armoede in de supermarkt of armoede in het zwembad. Het is geen onderwijsprobleem, maar een armoedeprobleem. Leraren kunnen die maatschappelijke problemen niet oplossen.
Die maatschappelijke problemen buiten het klaslokaal ‘relevanter’ noemen dan mobieltjes in de klas, zoals Kamerlid De Hoop (PvdA) deed, of ontkennen dat die smartphones ook een écht probleem zijn, zoals Kamerlid Westerveld (GroenLinks) deed, is niet nodig. Dat zet kwaad bloed bij leraren. Het is alsof je tegen een taxichauffeur met een lekke band zegt dat Co2-uitstoot z’n grootste probleem is, alsof je een bakker opdraagt iets te doen aan het wereldvoedselprobleem.
Wie onderwijs alleen ziet als oplossing voor allerlei maatschappelijke problemen, verliest uit het oog waar leraren om voor de klas staan: om leerlingen iets bij te brengen.
Peters’ proefballonnetje en de reacties van De Hoop en Westerveld leggen geen generatiekloof, maar een andere kloof bloot: die tussen leraren en niet-leraren.