Vandaag wil ik een boeiend gesprek met econoom Barbara Baarsma met je delen. Ik voerde het samen met collega-correspondent Zorg, Lynn Berger.

Lynn en ik liepen er allebei tegenaan dat het idee van degrowth (‘ontgroeien’) meer en meer ter sprake komt in onze respectievelijke werkgebieden. Het loslaten van het streven naar oneindige economische groei zou beter zijn voor het klimaat, zou een kortere werkweek mogelijk maken, zou ons in staat stellen meer onbetaalde zorg aan elkaar te verlenen.

Wat is er waar van die claims? Is degrowth een goed idee?

Baarsma vindt van niet. In haar recent verschenen boek stelt ze dat economische groei noodzakelijk is. Om te kunnen investeren in de toekomst en om het vertrouwen van de bevolking in de koers van het land te behouden. In dit gesprek legt ze uit waarom zij voorstander is van groene groei, en wat ze daarmee bedoelt:

Degrowth of groene groei?

Het was zo’n gesprek dat veel antwoorden opleverde, maar me ook achterliet met nieuwe vragen en de wens om wat uitgebreider te schrijven over degrowth versus groene groei. Dat doe ik in

Samengevat: de discussie tussen beide ‘kampen’ is behoorlijk gepolariseerd, maar volgens mij willen de voorstanders van degrowth en groene groei in werkelijkheid hetzelfde: zo veel mogelijk menselijk welzijn bínnen planetaire grenzen. Het enige waar ze van mening over verschillen, is of economische groei en effectieve milieubescherming samen kunnen gaan. Tot op heden niet, zeggen degrowthers; in de toekomst misschien wel, zeggen voorstanders van groene groei. Of zij gelijk krijgen, valt moeilijk te voorspellen.

Ondertussen staan mensen met goede intenties in dit debat tegenover elkaar. Dat gebeurt wel vaker in het klimaatdebat, met terugkerende vetes tussen optimisten en pessimisten, en nu dus ook degrowhters versus groene groeiers. Ik voel me zelf in geen van deze hokjes thuis (al ben ik er na een al te optimistisch interview weleens En ik denk dat veel debat tussen mensen uit deze ‘kampen’ verspilde tijd is.

Een zinniger gesprek gaat over 1) concrete voorstellen, die 2) voldoende garantie bieden dat landen binnen alle (!) planetaire grenzen blijven, waarbij steeds de vraag is 3) hoe we dat gaan betalen en 4) hoe politici mensen hierin mee zouden kunnen krijgen. De belangrijkste criteria daarbij zijn

Afscheid nemen van vervuiling en natuurverwoesting is geen achteruitgang, maar een kwestie van tastbare vooruitgang

Bij Timothée Parrique, de Franse theoreticus uit de degrowth-beweging, heb ik  gezien die op hetzelfde spoor zitten als ik hier op De Correspondent aan het verkennen ben onder de noemer van  Na een beschouwing van mogelijke en effectieve beleidsmaatregelen concludeert hij: ‘Verbied [vervuiling] waar mogelijk, beperk wat tot een absolute grens beperkt moet worden, en belast de rest.’

Dat lijkt mij ook de juiste richting. Maar ik zou zulke voorstellen nooit bij elkaar brengen in een verhaal over degrowth dat, hoe je het ook wendt of keert, toch klinkt alsof de toekomst  Wat me simpelweg onjuist lijkt.

Afscheid nemen van vervuiling en natuurverwoesting is namelijk geen achteruitgang, maar een kwestie van tastbare vooruitgang (schonere lucht), stabielere geopolitieke verhoudingen (geen olieregimes meer), nieuwe mogelijkheden (op vakantie zonder het milieu te verkloten). De reis naar een toekomstbestendige samenleving is kortom een verhaal van  Bínnen dat verhaal moet ruimte zijn voor wat we verliezen, wat pijn doet, en hoe we die pijn eerlijk verdelen.

Lees of luister vooral voor haar kijk op de zaak. Ik voelde haar aan de tand over haar voor een ‘CO2-portemonnee’. En vond het mooi hoe zij in het slot van het gesprek hamerde op de noodzaak van politici die een goed, wervend verhaal vertellen om mensen mee te krijgen in de noodzakelijke verandering die voor ons ligt.

Twee tips: een oud-activist en een best wel vet klimaatalfabet

Dat er bovenal nodig is om mensen mee te krijgen in de transitie, is inmiddels een cliché. Maar het is wel waar. Twee tips uit de Amerikaanse media gaan hierover.

De eerste tip is een aflevering van de ‘First Person’-podcast van The New York Times. Daarin vertellen mensen hoe ze tot hun overtuigingen zijn gekomen, en hoe het is om daarmee te leven. In de aflevering van afgelopen donderdag – je kunt het gesprek op de site van de Times, of in je favoriete podcast-app – was Steven Guilbeault te gast. Als jongeman was hij Greenpeace-activist. Toen werd hij lobbyist. Toen politicus. En nu is hij de milieu- en klimaatminister van Canada, de op drie-na-grootste olie-exporteur ter wereld.

Twintig jaar geleden vertelde hij als activist een verhaal van verdoemenis, zegt hij. Om de aandacht van mensen op het klimaatprobleem te richten, moest je ze goed inpeperen hoe vreselijk eng de toekomst wel niet was (als we niks deden). De milieubeweging was in die tijd vooral tegen – tegen de fossiele industrie, tegen de overheden die te weinig deden.

Die strategie heeft misschien iets té goed gewerkt, zegt Guilbeault nu. Veel mensen zijn de verdoemenis zo gaan internaliseren dat ze denken dat de toekomst hopeloos is.

Tegenwoordig ziet Guilbeault het meekrijgen van mensen in iets waar ze vóór kunnen zijn dan ook als de grootste uitdaging voor de milieubeweging. Hij houdt zijn stiefvader in zijn achterhoofd, die zijn leven lang in een papierfabriek werkte, rondrijdt in een pick-uptruck, en zich weinig zorgen maakt om klimaatverandering. Welke waarden zijn voor die man het belangrijkste, en hoe vertel je het verhaal van klimaatopwarming en de grote omwenteling in termen die hem aanstaan, activeren, engageren?

Over dat laatste schreef ook klimaatjournalist Elizabeth Kolbert in The New Yorker, in Ze beschrijft daarin precies de dynamiek die ook de Canadese minister ervaart, namelijk dat angstaanjagende verhalen self-fulfilling prophecies kunnen zijn. ‘Een dieet van slecht nieuws leidt tot verlamming, wat leidt tot nog meer slecht nieuws.’

Er zijn meer verhalen nodig die schetsen waar we naartoe gaan, en wat daar valt te winnen. ‘Mensen die geloven in een betere toekomst zijn eerder geneigd zich in te spannen om die toekomst te bereiken’, schrijft Kolbert. ‘Als ze die inspanning leveren, doen ze ontdekkingen die de vooruitgang versnellen. Onderweg bouwen ze gemeenschappen op die positieve verandering mogelijk maken.’

En wie denkt dat de positieve psychologie hier voorrang krijgt op de onverteerbaar fossiele werkelijkheid: lees Kolberts verhaal, een caleidoscopische rondgang door onze klimaatrealiteit, langs aspecten van kapitalisme en kolonialisme, groei en krimp, realisme en hoop, elektrische vliegtuigen en bakstenen die CO2 opzuigen.

Kolbert schreef het als een alfabet, en elke letter, elk lemma, verheldert een nieuw stukje van ‘het klimaatverhaal’. Als geheel laat dit klimaatalfabet zien hoe ontiegelijk groot de uitdaging is waar we voor staan. En dat het toch niet hopeloos is.

Tot de volgende,
Jelmer