De Sint liet zien wie in mijn straat de regels bepaalt
Toen ik hoorde dat er Zwarte Pieten zouden zijn bij de Sinterklaasintocht in de buurt, besloot ik me aan te sluiten bij een demonstratie van Kick Out Zwarte Piet. Achter hekken, in de mest, zag ik: als het erop aankomt, gelden in mijn dorp de wetten van een minderheid.
Mijn dochter van twee heeft genoten van haar eerste pakjesavond. Sinterklaas viel voor haar uit de lucht, want de intocht heeft ze gemist.
Dat kwam zo. Een paar uur voordat ik haar wilde meenemen, naar het sluisje in de dijk waaraan ik woon, vertelde een buurvrouw dat Sinterklaas Zwarte Pieten zou meebrengen op zijn boot. Er kwam ook een demonstratie, van Kick Out Zwarte Piet. Daar zou de buurvrouw aan meedoen.
Nu kon ik twee dingen doen: thuisblijven, omdat ik Zwarte Piet niet meer kan aanzien sinds de acties van KOZP me jaren geleden de schellen van de ogen deden vallen, of mijn dochter thuislaten en me bij de demonstranten voegen.
Ik koos voor dat laatste, anders zou ik mijn dappere buurvrouw nooit meer recht in de ogen kunnen kijken. Jammer voor mijn dochter, maar ik gun haar de komende jaren een feest zonder racisme, waarin al haar vrienden zich welkom voelen – wie dat ook zullen zijn. De tijd heeft uitgewezen dat dit zonder deze acties niet gebeurt.
Niet dat ik zin had in een demonstratie. Ik dacht aan de beelden uit Volendam, vorig jaar. Toen werden KOZP-demonstranten door hooligans beschimpt, belaagd met eieren en geslagen. Met lood in mijn schoenen fietste ik over de dijk naar het festijn.
Westzaan
Dit is, net als Volendam, zo’n pittoresk dorp waar Hollandse tradities hoog in het vaandel staan. Westzaan, onder de rook van de Amsterdamse haven, is van oudsher een lintdorp van boeren en molenaars in een prachtig – tegenwoordig beschermd – veenweidegebied. Het heeft een lange, rijke geschiedenis.
Nu rukken de distributiecentra op, en de rijke Amsterdammers die landelijk willen wonen in het boerendorpje. Aan de kilometerslange hoofdstraat die loopt door de weilanden staan Tesla’s en opgepoetste Range Rovers tussen de schaars geworden boerenbedrijven.
Een deel van de Zaankanters, zoals mensen in deze streek zichzelf noemen, doen er alles aan om hun tradities in leven te houden. Er is zelfs een Sinterklaasmuseum. Heel het dorp is nu versierd met pakjes, mijters, gevulde jutezakken. De omgekeerde vlaggen hingen er al, maar kleden het geheel mooi af.
Met de meeste buren – van alle achtergronden, ook de lokale – heb ik warm contact. Maar niet iedereen is blij met buitenstaanders
Als import-Zaankanter vind ik het prima om de rol van welwillende buitenstaander op me te nemen. Met de meeste buren – van alle achtergronden, ook de lokale – heb ik warm contact. Maar niet iedereen is blij met buitenstaanders. Tijdens een voorlichtingsavond voor mensen die zich zorgen maakten over de aangekondigde KOZP-demonstratie bij de intocht, had iemand volgens de buurvrouw geroepen dat ‘we ze allemaal zouden moeten afmaken’. Ben ik nou ‘we’ of ‘ze’?
Op weg naar de demonstratie fietste ik onder een groot plastic zwartepietenhoofd door, zwevend boven de weg, aan een overhangende boomtak. Enorme rode lippen, kroeshaar, gouden oorringen, alles erop en eraan. Een warm welkom voor KOZP.
Demonstratievee
Op een grasveld onderaan de dijk vond ik een klein clubje demonstranten, door hekken omringd, als een kudde schapen.
De buurvrouw was er al, met haar 1-jarige dochter in een draagzak op haar buik. Zij en ik bleken de enige demonstranten uit de buurt. De politiemensen die het demonstratievak bewaakten waren met ongeveer evenveel, en droegen fluorescerende uniformen. Het podium voor Sint en zijn Pieten stond aan de andere kant van het sluisje.
Het vak rook naar mest. Dat bleek er de dag tevoren gestort door dorpsbewoners, en daarna door de gemeente weer verwijderd, min of meer. Op de hekken was een ondefinieerbaar, plakkerig goedje gesmeerd.
Terwijl de ruimte voor het podium volliep met ouders, kleuterpietjes met roetvegen, en een groep jonge en iets minder jonge mannen met zwarte petjes op, begonnen de KOZP-demonstranten door twee megafoons hun leuzen te roepen. ‘No more blackface! Kick out Zwarte Piet! Burgemeester, schaam je!’
Mensen die langs het vak naar het podium liepen, keken wat bedenkelijk. De meesten negeerden ons geroep. Op de zwarte petjes na: die bleven met hun armen over elkaar en de buik vooruit naar ons staan kijken. Ze verdwenen uit ons zicht toen de politie een cordon vormde, bovenop het sluisje. Alleen over het water zagen wij de feestgangers nog, en zij ons.
In de val
Tot er een schuit kwam aanvaren waar een beetje knullig een gigantisch scherm van zwart landbouwplastic op was gemonteerd. De opvarenden – een groepje jonge mannen met een kratje bier, én een politieagent – legden de schuit voor de ingang van de sluis, en onttrokken ons zo aan het zicht. Toen de agent van boord was, liep een van de jongens onze richting uit en riep iets – ik verstond hem niet. Hij werd teruggefloten.
Zo zaten wij in de val tussen de dijk, het water en het scherm. Mochten de jongens op de schuit nog een ander grapje in petto hebben, dan was daar geen politie om dat te verhinderen. De buurvrouw vroeg aan een van de agenten bij het hek of zij er wel waren om ons te beschermen. ‘Of andersom, hè’, zei hij.
Al snel kwam de werkelijke intocht om de hoek. Pieten aan dek, veel van hen zwart. Die lachten ons schamperend uit; mij en de andere KOZP-demonstranten – onder wie, voor zover ik kon zien, de enige mensen van kleur op het feest – tot ze net als Sinterklaas achter het scherm waren verdwenen.
Ik schreeuwde uit volle borst mee. Dit is racisme. In zo’n gemeenschap wil ik niet wonen. Kick out Zwarte Piet! Burgemeester, schaam je!
Demonstreren is niet hetzelfde als uitlokken
Na een felle discussie met de politie kreeg de woordvoerder van de demonstranten toestemming om op het sluisje te klimmen. Daar waren we toch nog zichtbaar voor het publiek, al was er maar plek voor een paar mensen. Al snel vlogen er eieren en kiezels door de lucht, onze richting uit.
Een van ons kreeg een ei midden in haar gezicht. De politie, zo talrijk aanwezig, trad niet op.
Later las ik in NRC dat de wijkagent op dat moment zou hebben verzucht: ‘Ik had ze nog zo gewaarschuwd, de héle week heb ik met ze gesproken. “Ga er nou niet op in, niet escaleren”, zei ik. En dan doen ze het toch.’
Er viel niets te escaleren – tenzij de wijkagent bedoelde dat de mannen elkaar aan het opjutten waren. Er was geen agressie bij de demonstranten. We hadden een vergunning, we waren aan het demonstreren.
Gedane zaken
Sinterklaas vertrok na gedane zaken traditiegetrouw naar zijn logeeradres. De demonstranten die naar Westzaan waren afgereisd werden door politiemensen hun beveiligde bus in geleid. De buurvrouw en ik maakten ons – met toestemming van de agenten – los van de kudde. In het donker fietste ik door mijn eigen straat naar huis.
Ik vroeg me af of ik later herkend zou worden. Ik vroeg me af hoe dat zou voelen als ik een donkere huidskleur had.
Noem het beroepsdeformatie – ik ben bioloog en schrijf meestal over landbouw en natuur – maar ik dacht ook aan de velden achter de huizen. De beschermde veenweides, de noordse woelmuizen en zeldzame plantjes, zonnedauw en rietorchis, die daar al duizenden jaren leven. Zij zijn aan het verdwijnen door de stikstofuitstoot van de cacaofabrieken, de auto’s en (vooral) de intensieve melkveehouderij.
Het gevoel dat mijn mening niet gewenst is, zoals in het KOZP-demonstratievak, is me in Westzaan niet vreemd. Terwijl racisme en stikstofvervuiling de wet overschrijden, zijn het juist degenen die zich daar publiekelijk tegen uitspreken die hier op hun tellen moeten passen.
De ruime meerderheid van de Nederlanders ziet de noodzaak van een Zwarte Piet niet,* en begrijpt wel dat het aantal koeien naar beneden moet om het stikstofprobleem op te lossen. Ik vermoed dat dit ook geldt voor een meerderheid van de inwoners van Westzaan. Maar als het erop aankomt, gelden de eigen regels van de minderheid, die door het grote publiek én de uitvoerende macht ter plaatse worden gelegitimeerd.
Bijna thuis fietste ik weer onder die grote plastic zwarte piet door. Voor ik tijd had gehad om het te overdenken, griste ik hem mee. Ik vouwde hem op, en verstopte hem in het lege kinderzitje voor op mijn fiets. Wel keek ik even over mijn schouder, om mezelf ervan te verzekeren dat niemand het had gezien.