De vastlopende zorg vraagt om preventie. En dus om armoedebestrijding
In de week tussen kerst en oud en nieuw tippen correspondent artikelen van het afgelopen jaar die extra inzicht gaven bij hun correspondentschap. Vandaag: correspondent Zorg Lynn Berger over investeren in preventie, bijvoorbeeld door armoede te bestrijden.
De zorg had het niet makkelijk, in 2022. De coronapandemie leek enigszins bedwongen, maar nog demonstreerden huisartsen tegen de hoge werkdruk, vroegen zorginstellingen aan familieleden van hun cliënten of ze konden bijspringen, worstelde de wijkverpleging met het rondkrijgen van de roosters en slaagden ziekenhuizen er niet in om de door corona uitgestelde behandelingen en operaties in te halen.
Terwijl onze collectieve vraag naar zorg groeit, groeit het aantal mensen dat die zorg kan en wil leveren niet mee. Dit zal niet anders zijn in 2023, en ook niet in de jaren daarna. Integendeel: waar op dit moment ruim 67.000 zorgvacatures openstaan , worden er in 2031 maar liefst 135.000 verwacht.
De kloof tussen de zorgvraag en personeelsaanbod, daar hebben de mensen last van die op zorg wachten, maar ook de mensen die zorg verlenen. Oftewel: iedereen – want iedereen heeft zorg nodig, en als de zorg vastloopt, loopt de hele samenleving vast.
De vraag naar zorg moet omlaag
Al decennia probeert de overheid deze kloof te dichten. Bijvoorbeeld door in te zetten op efficiëntie. Of door een deel van de zorg van zorgprofessionals af te wentelen op mantelzorgers (participatiesamenleving!). En door in te zetten op innovatie, zodat robots en apps zorgprofessionals een deel van het werk uit handen kunnen nemen.
Dat helpt allemaal maar tot op zekere hoogte. Want efficiëntiebejag voert de werkdruk op, mantelzorgers hebben ook niet eindeloos de tijd, en hoewel technisch veel kan, blijft de meeste zorg uiteindelijk mensenwerk.
Het is dus vooral zaak, schreef de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid vorig jaar in een gezaghebbend rapport, om iets te doen aan de vraag naar zorg. Kort gezegd: die moet kleiner. Een manier om dat voor elkaar te krijgen, is door te investeren in preventie. Als mensen niet ziek worden, hebben ze ook geen zorg nodig, is de niet onlogische gedachte.
Leefstijl is niet het (enige) probleem
Preventie betekent dat mensen zich anders moeten gaan gedragen. Maar hoe krijg je dat voor elkaar? In ieder geval niet, of niet alleen, met voorlichting over de schadelijke gevolgen van roken en alcoholgebruik, of met een moreel appel op ‘gezond leven’, schrijft correspondent Gezondheid Ruben Mersch.
Onze gezondheid wordt namelijk maar voor ongeveer een derde bepaald door onze leefstijl. Andere factoren, waaronder onze genen, onze leefomgeving, pech en geluk, hebben gezamenlijk een groter effect op onze gezondheid – en dus op onze zorgvraag.
Bovendien is het knap lastig om van leefstijl te veranderen: we zijn gewoontedieren. Ook hier maken onze omstandigheden uit. Onderzoek na onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat wie last heeft van stress veel minder goed in staat is ‘gezonde’ keuzes te maken.
Armoede, de grote ziekmaker
Als er iets stressvol is, dan is het wel armoede, schrijft correspondent Samenleven Tim ‘S Jongers. Wie arm is, leeft meestal in een minder goede woning, een minder veilige omgeving, en heeft vaker last van chronische stress. Dat heeft zijn weerslag: Nederlanders ‘bovenaan’ de maatschappelijke ladder leven gemiddeld vier jaar langer dan landgenoten ‘onderaan’ die ladder. En het verschil in goed ervaren gezondheid bedraagt liefst vijftien jaar.
Armoede maakt ziek, en de gevolgen van armoede voor onze gezondheid werken ook nog eens generaties lang door. Zo hebben zwangere vrouwen in achterstandsbuurten een grotere kans op babysterfte, vroeggeboorte én op een baby met een laag geboortegewicht. De stress die moeders tijdens de zwangerschap ervaren, heeft effect op het DNA, en daarmee op de gezondheid, van hun ongeboren kinderen.
En kinderen die opgroeien in armoede hebben een grotere kans op ontwikkelingsstoornissen en, later in hun leven, op hart- en vaatziekten en suikerziekte. Armoede nestelt zich in ons lichaam, schrijft ‘S Jongers, en daarmee ook in de lichamen van onze toekomstige kinderen.
Dat betekent, gaat hij verder, dat preventie ‘zich vooral moet richten op goede levensomstandigheden in de vroegere fases van het leven’. Oftewel: preventie moet zich richten op het bestrijden van armoede, het bevorderen van gelijke kansen voor de allerkleinsten en het terugdringen van sociale ongelijkheid.
Dat is een project van de lange adem: onze collectieve vraag naar zorg zal er niet per 2023 van krimpen. Maar preventie in de vorm van armoedebestrijding en kansenbevordering kan er wel voor zorgen dat die kloof niet nodeloos groter wordt.
En belangrijker nog: dankzij preventie in deze vorm zullen toekomstige Nederlanders veiliger, fijner én gezonder opgroeien dan anders het geval was geweest. Dat is een vorm van zorg – en van voorzorg – waar uiteindelijk iedereen beter van wordt.
Fijne jaarwisseling,
Lynn