Waarom is krimp zo moeilijk? Veeteelt is de kern van onze cultuur
De veehouderij afschaffen, en vervangen door eiwitfabrieken waarin bacteriën waterstof omzetten in vetten en eiwitten. Dat is de droom die de Engelse journalist en milieuactivist George Monbiot beschrijft in zijn nieuwe boek Regenesis. Prikkelend en inspirerend, maar gooit Monbiot onze veehouderscultuur niet íéts te makkelijk overboord?
Elke ochtend loop ik met mijn dochter van bijna drie naar onze kippenren, waarin vijf krielkipjes scharrelen tussen bessenstruiken en een meidoorn. Ze tilt de klep van het hok op, en daar liggen dan meestal een of twee, soms drie eieren. Ze roept verrast uit hoeveel het er zijn en pakt ze voorzichtig op. Zo leert ze niet alleen tellen, maar ook waar ons eten vandaan komt, hoe je voor dieren zorgt en dat het niet altijd feest is (soms zijn er geen eieren).
Dit is de menselijke maat, mijmer ik. Op deze ochtenden draait het niet om spulletjes, maar om ‘echte’ dingen. Niet om kopen, maar om de natuur, die ons eten geeft. Mijn dochter en ik vinden dit waarschijnlijk zo leuk omdat mensen dit leuk hóren te vinden: we doen het al duizenden jaren.
Toen las ik Regenesis, het nieuwste boek van de Engelse journalist, bioloog en activist George Monbiot, waar ik me enorm op had verheugd. En met schrik realiseerde ik me: ik laat mijn dochter niet gewoon zien hoe het leven werkt; ik ben haar ochtend na ochtend aan het indoctrineren.
Zwijmelen bij overalls en kaplaarzen
De westerse cultuur – daar had ik eigenlijk nooit bij stilgestaan – is er een van veehouders. Jezus werd geboren in een voederbak, de Bijbel is doordrenkt van herders, en in hun hart zijn alle Amerikanen cowboys. In Groot-Brittannië kun je de tv niet aanzetten zonder dat er een schaapsherder door het beeld loopt, en ook op de Nederlandse buis wordt opzichtig gezwijmeld bij blauwe overalls op kaplaarzen.
Onze liefde voor koeienmelk (goed voor elk) wordt er met de paplepel ingegoten. En zo gaat het ook met alles daaromheen: al zien kinderen zelden een veebedrijf van dichtbij, we overladen ze met schapenliedjes, boekjes vol vee, kinderboerderijen en speelgoedpaarden. Zo leren we onze kinderen, bewust of onbewust, dat het doodgewoon is – prachtig zelfs – dat we dieren opsluiten, fokken, uitmelken en slachten.
We overladen onze kinderen met schapenliedjes, boekjes vol vee, kinderboerderijen en speelgoedpaarden
George Monbiot komt in zijn boek tot een radicale conclusie: die geromantiseerde veehouderij moet in z’n geheel worden afgeschaft. Omdat die niet diervriendelijk is, maar vooral omdat de productie van veevoer maar liefst 40 procent (!) van het wereldwijde aardoppervlak in beslag neemt. Vrijwel overal gaat dat ten koste van de biodiversiteit; door vervuiling en door het gebruik van schaarse grondstoffen, maar vooral omdat het simpelweg zo veel ruimte inneemt.
Met de veehouderij helpen we onze leefwereld dus naar de knoppen, terwijl er veel efficiëntere manieren zijn om eiwitten en vetten te produceren. Met planten, bijvoorbeeld. Dat bespaart veel ruimte, maar er is veel water voor nodig en een flink deel van de aarde is voor akkerbouw überhaupt niet geschikt. Bovendien wordt op akkers veel geploegd, ontwaterd, met kunstmest gestrooid en met landbouwgif gespoten – allemaal ook heel slecht voor de biodiversiteit. En als de veeteelt eenmaal is afgeschaft, is er ook geen dierlijke mest meer om die gewassen te voorzien van voedingsstoffen.
In zijn boek gaat Monbiot op zoek naar duurzame vormen van akkerbouw. Het kan, ontdekt hij. Zonder dierlijke mest, vrijwel zonder vervuiling en met relatief veel ruimte voor de natuur. Nadeel: het kost minstens twee keer zo veel land als de huidige akkerbouw. Hoe we het ook aanpakken, als we overstappen op een plantaardig dieet hebben we toch weer de halve aarde nodig om iedereen te kunnen voeden – ten koste van noodzakelijke ecosystemen.
Help! Hoe lossen we het dán op?
De oplossing van het voedselprobleem
Als je het Monbiot vraagt: met bacteriën. Hij gaat langs bij wetenschappers die bacteriën in fermentatietanks aan het werk zetten met het produceren van eiwitten en vetten. En wel op basis van waterstof; een goedje dat je met een flinke dot elektriciteit kan maken van water. De wetenschappers hopen in de toekomst alle aminozuren (de bouwstenen voor eiwitten) op deze manier te kunnen maken, vrijwel zonder andere grondstoffen te verbruiken dan lucht, water en zonlicht. Eureka!
Waarom hebben de meeste mensen hier dan nog nooit van gehoord? Monbiot vermoedt dat het te maken heeft met onze principiële afschuw van zo’n ‘kunstmatige’ voedselbron. Maar wat is kunstmatig? Wij, herdersvolk, gebruiken bacteriën net zo goed in productiemethodes die we wel als ‘natuurlijk’ zien: yoghurt en kaas, bijvoorbeeld.
Toch voer ik met mijn dochter veel liever kippen, scharrelend tussen de bessenstruiken in de tuin, dan bacteriën in een tank in een schuur. Maar stel je eens voor dat de veeteelt nu pas zou worden uitgevonden, schrijft Monbiot: ‘Ik heb een fantastisch idee, laten we een paar wilde dieren vangen – oerossen, everzwijnen, kamhoenders en wat wolharige herkauwers uit Mesopotamië. Die gaan we drastisch aanpassen en vervolgens in waanzinnige aantallen fokken. We zullen 75 miljard dieren per jaar moeten slachten.’*
Zou ik dan ook voor kippen kiezen?
De sociale kwestie is ingewikkelder
Bacteriën dus. Het zou fantastisch zijn als er voor het maken van bewerkte producten in de supermarkt geen vlees, melkpoeder of palmolie meer nodig is. Vol voor gaan, lijkt me.
Toch wringt er iets. Ik twijfel er niet aan dat overheden steeds meer gaan investeren in technologie zoals de eiwitfabrieken die Monbiot schetst. En ook niet dat bedrijven die investeringen verveelvoudigen zodra dat commercieel interessant wordt. Maar ik betwijfel of de wereld er vervolgens daadwerkelijk op vooruitgaat.
Want: wie gaat ervoor zorgen dat bacterie-eiwit uit de fabriek in de plaats komt van veeteelt en akkerbouw, en niet erbij? Wie gaat er profiteren van land dat vrijkomt als de behoefte aan dierlijk en plantaardig voedsel afneemt? En wat gebeurt er dan met de miljarden boeren in arme gebieden, die nu met kleinschalige akkerbouw en veeteelt zichzelf én de wereldmarkt bedienen?
Monbiot erkent het belang van deze vragen. Zijn argument om tóch te pleiten voor eiwitfabrieken is dat een betere voedselverdeling niet begint bij de productie. Hoe we die ook vormgeven, het politieke systeem zal moeten veranderen. Maar dat overtuigt mij niet helemaal. Want nieuwe productietechnieken kunnen die politieke verandering ook nog moeilijker maken.
Het voedselsysteem is failliet
Dat weet Monbiot ook. In Regenesis zet hij uiteen hoe het mondiale dieet versimpelt: de vier meest verbouwde plantensoorten tellen nu op tot bijna 60 procent* van alle calorieën die boeren wereldwijd produceren. En deze bulkproducten zijn in handen van een paar megalomane handelsbedrijven, zoals Cargill.
Dit maakt dat het voedselsysteem tegenslagen – zoals de oorlog in Oekraïne en de coronapandemie – steeds minder goed kan opvangen. Het voedsel gaat dan naar de mensen die er het meest voor betalen, in plaats van naar wie het op zo’n moment hard nodig hebben. Hierdoor stijgt het percentage ondervoede mensen sinds 2016 steeds harder, terwijl er meer voedsel is dan ooit.
Met alleen bacteriën lossen we deze voedselcrisis dus niet op. Ze kunnen het zelfs erger maken: hoewel de bacteriefabrieken in theorie ook op kleine schaal, in afgelegen gebieden functioneren, is het maar de vraag of dat in de praktijk ook het geval is.
Ook al neemt de technologie een vlucht, dan nog zullen fabrieken die zonne-energie omzetten in waterstof en dan via bacteriën in voedsel een enorme investering blijven. En ze concurreren straks met andere sectoren die naar alle waarschijnlijkheid óók hun zinnen op waterstof zetten, zoals de staalindustrie en de transportsector. Overheden en grote bedrijven zoals Shell investeren niet voor niets tientallen miljarden in het spul.
De eerste eiwitfabrieken (op basis van schimmels, vooralsnog) laten zien waar het mis kan gaan. ’s Werelds grootste wordt nu in Zeeland gebouwd met een berg overheidssubsidie. Pal tegenover een biobrandstoffabriek van… Cargill. Niet toevallig, want deze voedselmultinational werkt innig samen met de eiwitfabriek. Cargill levert de grondstoffen en verwerkt de restproducten. Niemand kan dat beter dan dit bedrijf.
De eiwitfabriek in Zeeland zorgt niet voor een betere verdeling van de overdaad aan voedsel die er al is. Integendeel: als het politieke systeem niet fundamenteel verandert, dan zullen dergelijke fabrieken de positie van Cargill en consorten alleen maar verstevigen, en zo het mondiale voedselsysteem verder verzwakken.
Toekomstdroom
Het gedegen werk van George Monbiot, met zijn combinatie van natuurkennis, politieke voelsprieten en sociaal engagement, zie ik als een voorbeeld voor mijn eigen werk als ecoloog en journalist. En met Regenesis heeft hij me meer dan ooit aan het denken gezet. Niet omdat ik het overal mee eens ben, maar juist omdat ik niet weet wat ik ervan moet vinden.
Ik stoor me eraan dat Monbiot een technologisch toekomstvisioen vol haken en ogen centraal stelt als oplossing, in plaats van het veranderen van een politiek systeem waarin een overvloed aan voedsel samengaat met honderden miljoenen ondervoede mensen. Want zoals hij zelf zegt: dat systeem moet sowieso veranderen.
Is mijn kritiek terecht, of ben ik succesvol geïndoctrineerd en probeer ik mijn tegenstrijdige gedachtes recht te praten?
Wat moet ik nu vinden van de weilanden achter mijn huis waar ik zo van geniet? En moet ik mijn kippen nu vaarwel zeggen, om zo mijn kinderen te bevrijden van een achterhaalde cultuur? Maar George, kijk die hoenders eens aan komen stuiven als mijn dochter verschijnt met voer. Ik ben meer dan die sleurende gang tussen werk, huis en supermarkt. Ik ben een herder!