Deze leraar geeft geen cijfers meer

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustratie door Mart Veldhuis (voor De Correspondent)

Leraar Jeroen Lamberts (33) was er klaar mee dat leerlingen bij elke opdracht vroegen of het voor een cijfer was. Dus in een van zijn klassen besloot hij: geen cijfers meer. Wat gebeurt er dan?

Op de eerste dag van een nieuw schooljaar stapte Jeroen Lamberts (33), docent economie, zijn klas binnen en zei: ‘Jullie krijgen van mij geen cijfers dit jaar.’

Z’n klas, 3 vwo, barstte in juichen uit.

‘Gaan we dan niks doen, meneer?!’

En Lamberts zei: ‘Ik denk dat je nog spijt gaat krijgen van die opmerking.’

Vorige maand schreef ik over het Ze kunnen maken dat leerlingen het plezier en de nieuwsgierigheid verliezen om te leren, en vooral dingen gaan doen omdat ze er een cijfer voor krijgen. Ik wilde daarom weleens weten wat er gebeurt als een leraar stopt met cijfers geven.

In een van zijn klassen geeft Lamberts dus geen cijfers meer. Leerlingen krijgen wel toetsen, maar pas wanneer ze zelf aangeven dat ze daar klaar voor zijn. Met iedere leerling bespreekt Lamberts die toets dan na. Kon een leerling een vraag niet beantwoorden door een black-out en weet hij mondeling wel het goede antwoord te geven? Of moet hij toch nog even studeren? Zo bepaalt hij of een leerling door kan naar een volgend hoofdstuk. 

Lamberts geeft sinds 2019 les op het Griftland College in Soest, na zeven jaar op een andere school te hebben gewerkt. In een vergaderkamer vertelt hij me over die eerste lesdag zonder cijfers.

Waarom ben je gestopt met het geven van cijfers?

‘Ik gaf een opdracht en de eerste vraag was: “Is het voor een cijfer?” En dus niet: “Goh, wat leuk om dit te leren.” Toen zag ik dat het leerlingen alleen maar om dat cijfer gaat en niet om wat dat cijfer betekent, niet om de kennis die nodig is om dat cijfer te halen. Ze raffelden hun werk af, schreven huiswerk van elkaar over, en als de bel ging en ze hun werk nog niet af hadden, dan maakten ze het thuis niet af. Waarom niet? Omdat het toch niet voor een cijfer is.’

‘Dus moest ik m’n leerlingen op een andere manier duidelijk maken dat iets zinvol is. En ik denk dat de grootste blokkade daarvoor dat cijfer was. Je kunt op je kop gaan staan, maar als er uiteindelijk een cijfer moet worden gegeven dan is dat het belangrijkste. Dat komt op het rapport, daarvoor krijg je een tientje van je oma, daardoor word je al dan niet besproken op de rapportvergadering en daardoor moeten je ouders op gesprek komen. Dus zeggen leerlingen: straks is Frans – ik gebruik altijd de talen als voorbeeld want daar hebben ze ongeveer elk kwartier een toets – en dat is belangrijker, want dan word ik weer beoordeeld.’

Je besloot voortaan geen cijfers meer te geven. En toen? Wat deed je na dat besluit als eerst?

‘M’n boek openslaan en kijken: wat wil ik nu eigenlijk dat ze hiervan weten? Toen heb ik 40 procent van de lesstof geschrapt.’

Wat bleef er over?

‘Het eerste hoofdstuk ging over wat economie eigenlijk is, wat echt een vét grote vraag is. Vier paragrafen, dertig opgaven, dertig verdiepingsopgaven en nog zo’n twintig rekenopgaven. Maar wat ze eigenlijk moeten weten: economie gaat over het spanningsveld tussen je beperkte middelen en je onbeperkte behoeften. Zo heb ik het hele lesboek opgedeeld in leerdoelen, en vervolgens weggelegd.

‘En toen tegen de klas: we moeten even weten wat het vak economie is, schrijf eens in 250 woorden op wat jij denkt dat economie is. Ze hebben allemaal een ander beeld van wat economie is, dus toen moesten we dat met elkaar gaan definiëren. Dan is het definiëren van begrippen zinvoller dan wanneer je zegt: op pagina 10 staat het begrip middelen en je moet het leren omdat je volgende week een toets hebt waarbij je die definitie op moet kunnen schrijven.’

En toen gingen ze allemaal braaf aan het werk zonder er een cijfer voor te krijgen?

‘Ik zag een schifting ontstaan. Bij een aantal zag ik zo’n verzuchting van: hé, dit wordt misschien wel heel erg leuk. Ik zag ook dat een heleboel leerlingen dachten: ohh, ahh, da’s lekker – we hoeven niets te doen. Ik gaf die eerste opdracht – schrijf 250 woorden over wat jij denkt dat economie is – en een deel van de klas ging daar driftig mee aan de slag. Een ander deel copy-pastete de eerste alinea van Wikipedia en zei: “Ik ben klaar!”’

‘“Maar weet je nu wat economie is?”’

‘“Ja, het staat hier!”’

‘“Leg het mij eens uit dan.”’

‘Ze vielen direct door de mand. Ze lazen allemaal woorden voor die ze helemaal niet snapten. En daar kon ik dan een gesprek over aangaan. Zo van: “Goh, jij laat me nu zien dat je weet hoe Ctrl-C + Ctrl-V werkt, maar dat was het leerdoel niet. Het leerdoel was dat jij mij kan vertellen wat economie is.” Dan heb je de eerste les al een gesprek over iemands leerhouding.’

‘In andere klassen, waar ik wel cijfers geef, heb ik dat helemaal niet zo scherp. Ja, na de eerste toetsweek, als een kwart van het eindcijfer al vaststaat. Dan heb je een gesprek waarin een leerling zegt: “Ja joh, meneertje, ik sta nu een 5,3 maar ik haal op de volgende toets wel een 5,7 en dan komt het allemaal weer goed.” En die leerling heeft daar natuurlijk gewoon gelijk in en gaat die 5,7 ook wel halen, dus daar sta je dan. Einde gesprek.’

Waarom geef je in die andere klassen dan nog wel cijfers?

‘Geen cijfers geven kost verschrikkelijk veel tijd. Boek weg, leerdoelen maken, dat is enorm tijdrovend. Daar komen die cijfers denk ik ook vandaan: ze zijn een heel makkelijke, overzichtelijke manier om een bepaalde rangorde aan te brengen in de totale wirwar die je elke dag voor je neus hebt. Dat is heel handig, maar het zou niet het einddoel moeten zijn.’

Waar loop je verder tegenaan?

‘Twee jaar geleden had ik een overgangsvergadering van m’n 3-vwo-klas, maar ik was er in eerste instantie niet voor uitgenodigd. Waarom niet? Mijn vak stond niet op het rapport. Dus nu moet ik toch een onvoldoende, voldoende of goed in het systeem zetten, zodat m’n vak op het rapport staat. En het systeem maakt daar dan een 4, een 6 of een 8 van. Ik moet ontzettend knokken om leerlingen te laten beseffen: dat cijfer is puur een administratieve waarheid, alsjeblieft, doe niet alsof dat belangrijk is.’

Wat is het grootste verschil tussen de klas waarin je geen en de klassen waarin je wel cijfers geeft?

‘Het inhoudelijke gesprek over m’n vak. We zijn hier om wat te leren over economie. Je moet leerlingen zo proberen te vormen dat ze fouten durven te maken, dat ze dingen beter willen doen dan ze gisteren deden, dat ze – want volgens mij zijn ze dat allemaal wel en stampen wij het eruit. Van een andere klas heb ik nu een tas vol met toetsen die deze week gemaakt zijn, en over twee weken krijgen die leerlingen een keer een cijfer. Aan die feedback hebben ze geen bal meer, dus dan is alleen het cijfer nog enigszins interessant.’

Als ik je zou vragen me te laten zien waarom geen cijfers geven werkt, wat zou je me dan laten zien?

‘Dan zou ik je een video laten zien van een leerling die me uitlegt wat geld is. Die leerling heeft daar uren aan besteed, krijgt daar geen cijfer voor, maar heeft wel geleerd wat geld is en hoe je iets mooi kunt presenteren, en is daar uit zichzelf mee aan de slag gegaan.’

De bel gaat.

Wat ik me niet gerealiseerd had voordat ik Lamberts sprak, is dat stoppen met cijfers geven niet losstaat van het onderwijs dat daaraan voorafgaat. Dat Lamberts dus niet alleen geen cijfers meer geeft, maar om dat te kunnen doen ook een deel van de lesstof heeft moeten schrappen. Dat niet de cijfers, maar de overladenheid die tot die cijfers leidt misschien wel het onderliggende probleem is.

Ook ben ik benieuwd naar de ervaring van Lamberts’ leerlingen. Leren ze nog wel voor Lamberts, ook als het niet voor een cijfer is?

Een week later rijd ik nog eens naar het Griftland College in Soest, en spreek ik twee leerlingen uit Lamberts’ 3-vwo-klas. ‘Is het niet voor een cijfer, dan doen leerlingen niks’, zal een van hen zeggen.

Daarover binnenkort meer.

Meer lezen?