Vorig schooljaar haalde Britta (14) geen onvoldoendes. Dat was zeg maar ook echt haar streven. Maar ze had ook veel faalangst en zat elk weekend de hele dag te leren.

Toen, in het nieuwe schooljaar, kwam ze in de 3-vwo-plusklas en kreeg ze meneer Lamberts voor economie. Die stapte de eerste les de klas binnen en zei: ‘Jullie krijgen van mij geen cijfers dit jaar.’

De klas juichen, en Britta keek haar vriendinnen echt aan zo van: wat?! Ze wist dat er sommige kinderen in haar klas waren die dat een beetje zouden misbruiken, omdat hun discipline niet zo goed was soms. Maar zelf had ze zoiets van: oké, ik hoef dus niet meer bang te zijn iedere keer dat ik een toets krijg, niet meer zo van: o ja shit, ik kan een onvoldoende halen en ik heb nog vijf toetsen deze week en ik moet nog dit en ik moet nog dat. Daar was ze gewoon heel erg blij mee.

Ik spreek Britta en haar klasgenoot Matthijs (13) op het Griftland College in Soest – waar ik een week eerder Van hem wilde ik weten hoe dat in de praktijk werkt wanneer een leraar besluit geen cijfers meer te geven – zoals hij in een van zijn klassen doet.

‘Hoe ik mij voel bij het leren – dat is gewoon fijner bij meneer Lamberts’

Een van de grote voordelen daarvan, vertelde Lamberts, is dat zijn leerlingen in de klas-zonder-cijfers nieuwsgieriger zijn, waardoor de focus meer op leren ligt dan op presteren. Maar er was ook een nadeel: het kostte hem veel meer tijd om zijn lessen voor te bereiden.

Wanneer ik Britta en Matthijs vraag wat er zo anders is bij meneer Lamberts, beginnen ze niet over dat hij geen cijfers meer geeft. Ze beginnen over zijn lesmethode.

Wat is die lesmethode dan?

Britta: ‘Meneer Lamberts laat ons kiezen wanneer we een toets willen maken. Dat is fijn, aangezien we soms vier toetsen in een week hebben! Als je de keuze hebt en verantwoordelijk genoeg bent, dan is het fijn om zelf te kunnen bedenken: ik ben er nu wel klaar voor om een toets te maken, want ik snap het nu. En als je er niet klaar voor bent, dan kun je altijd nog extra uitleg aan meneer Lamberts vragen.’

Matthijs: ‘Elke les doet hij één onderwerp, maar je mag ook vooruit werken. Je kunt ook na een week zeggen: ‘Ik heb alle opdrachten af, mag ik toetsen?’

Maar jullie krijgen geen cijfer voor die toetsen?

M: ‘We krijgen een onvoldoende, voldoende of goed. Nadat je een toets hebt gemaakt, zegt hij: “Je hebt 17 van de 25 goed. Vind jij dit goed, voldoende of onvoldoende?” En dan zeg je bijvoorbeeld: “Ik vind het voldoende.” Dan is hij het ermee eens, of hij zegt dat hij het onvoldoende of goed vindt. Zo kom je samen tot een beoordeling. Stel dat je een onvoldoende haalt, dan is ‘t het beste om eerlijk te zijn en te zeggen: “Ik heb dit niet goed geleerd.” Dan zegt hij vaak: “Oké, dan toetsen we het een andere keer nog eens.” Je zit daar voor jezelf.’

Wat is het grootste verschil met andere vakken?

M: ‘Van leerlingen in andere klassen hoor ik dat economie heel saai is. Maar bij ons is het superinteressant, omdat we op een leuke manier les krijgen. Die vrijheid zorgt ook voor een veel betere stemming in de klas. Met normale lessen is het zo van: o, gaan we dit weer doen. Op een gegeven moment ken je het patroon: dan begint zo’n les met een praatje en dan moet je tien minuten opdrachten maken. Dat is heel eentonig, en heel uitputtend.’

B: ‘En in andere lessen plaatst de leraar zich vaak boven de leerlingen. Zo van: jullie zijn leerlingen, jullie moeten dit doen. Ik weet dat economie niet mijn sterkste kant is, maar ik vind het nog steeds het leukst. Dat komt doordat ik zelf een keuze heb.’

Leerlingen vragen vaak: ‘Is het voor een cijfer?’

M: ‘Dat is inderdaad zo. Is het niet voor een cijfer, dan doen ze niks.’

‘Ze’?

M: ‘De bijdehandjes. Die zo min mogelijk doen. Gewoon ultrapuber, eigenlijk.’

Maar dat gebeurt bij jullie in de klas bij economie niet?

B: ‘Nee, bij ons niet.’

M: ‘Een beetje. Maar stel je voor dat je dit met een klas zou doen die compleet geen zin heeft in school, dan zou het niet werken.’

B: ‘Maar als je het bij leerlingen doet van wie je denkt: deze hebben verantwoordelijkheid, deze kunnen dit wel, dan denk ik wel dat het kan. We zijn ook de vwo-plusklas, en…’

M: ‘Maar we zijn niet beter. We zijn niet beter.’

Doen jullie voor economie meer of minder dan voor vakken die je voor een cijfer doet?

M: ‘Ik heb het gevoel dat ik thuis minder doe.’ 

B: ‘Ik doe minder. Als ik bijvoorbeeld bij scheikunde paragraaf 1 niet begrijp dan is het vaak moeilijker om paragraaf 2 ook te gaan begrijpen, terwijl we de volgende les wel gewoon naar paragraaf 2 moeten. En dan kost het alleen maar meer moeite.’

M: ‘Áls je het al begrijpt. Want ik begrijp er echt geen ene reet van.’

B: ‘En als je het bij economie niet begrijpt, dan is het prima. Dan mag je het nog een les doornemen. En als je het dan niet begrijpt, dan mag je het nog een les doornemen. Dat zorgt voor rust, minder stress. Het is een stuk minder moeite voor mij.’ 

Je hebt minder stress bij economie. Maar heb je het gevoel dat je meer leert, minder leert… anders leert?

M: ‘Sowieso anders, want ik leer bij economie nu niet stampend. Ik leer door die teksten te lezen. En aangezien het zo duidelijk is uitgelegd, ken ik het gewoon en kan ik een “goed” halen op zo’n toets.’

B: ‘Meer. Uiteindelijk leer je het allemaal wel, maar hoe ik het leer en hoe ik mij voel bij het leren – dat is gewoon fijner bij meneer Lamberts. Hij geeft jou de tijd om iets te leren begrijpen.’

Deze leraar geeft geen cijfers meer Leraar Jeroen Lamberts (33) was er klaar mee dat leerlingen bij elke opdracht vroegen of het voor een cijfer was. Dus in één van zijn klassen besloot hij: geen cijfers meer. Wat gebeurt er dan? Lees het interview hier Hoe cijfers de motivatie van leerlingen om zeep helpen Naarmate kinderen langer naar school gaan, verliezen ze hun nieuwsgierigheid en plezier om te leren. Niet zo gek, als je weet hoeveel cijfers een leerling per schooljaar krijgt. Ga naar dit artikel