Volgens het kabinet ontwricht desinformatie de samenleving. Volgens de wetenschap valt dat reuze mee
Met allerlei programma’s, subsidies en samenwerkingen gaat het kabinet de strijd aan met desinformatie. Die zou de nationale veiligheid en de democratische rechtsorde bedreigen. Maar waar baseren ze dat op?
Volgens het kabinet staan niets minder dan ‘de nationale veiligheid’ en ‘de democratische rechtsorde’ op het spel. De boosdoener: online desinformatie. Russische trollenlegers, anti-overheidsextremisten, complotdenkers, dat werk.
Want, zegt minister Bruins Slot (CDA) van Binnenlandse Zaken, bewust misleidende informatie kan ontwrichtende gevolgen hebben voor de samenleving. Dus, zegt staatssecretaris Van Huffelen (D66) van Koninkrijksrelaties en digitalisering, dient ‘de impact van desinformatie’ te worden verminderd.
En daarom kondigde het kabinet op 23 december de Rijksbrede strategie effectieve aanpak van desinformatie* aan. Met allerlei programma’s, subsidies en samenwerkingen om het ‘publieke debat te versterken’, de ‘weerbaarheid van burgers’ te vergroten en in te zetten op de ‘verantwoordelijkheid van media en platformen’.
Voor wie zich nu zorgen maakt over een Orwelliaanse vibe shift op het ministerie van Binnenlandse Zaken; het kabinet benadrukt dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid voorop blijven staan. Maar toch: frasen als ‘nationale veiligheid’ en ‘democratische rechtsorde’ vormen vaak het Sesam-open-u voor verdergaande maatregelen. En dan moet je goed opletten.
Want hoe groot is die desinformatiedreiging nu precies?
Het harde bewijs voor het effect van misinformatie ontbreekt
Gelukkig hebben we hier sinds een paar weken een antwoord op. Drie onderzoekers publiceerden een overzichtsstudie* naar online misinformatie: een paraplubegrip voor alle niet-kloppende informatie online, waaronder desinformatie en nepnieuws. Ze zochten naar harde bewijzen en identificeerden zes misverstanden over misinformatie uit media en wetenschap: claims die niet empirisch worden ondersteund.
Zo blijken journalisten en wetenschappers de hoeveelheid misinformatie op sociale media consequent te overschatten en die op ‘traditionele’ media te onderschatten. Bovendien wordt het aandeel ‘online’ in het gemiddelde mediadieet flink overschat.
Mensen consumeren vooral vaak informatie die ze al geloven in plaats van dat ze door die informatie ergens in gaan geloven
Ook schromelijk overschat: het effect van misinformatie. Wij zijn, zo blijkt, geen willoze ontvangers van informatie. Wij geloven niet alles wat we op het internet zien. Sterker nog: we blijken best sceptisch te staan tegenover online informatie. Mensen consumeren vooral vaak informatie die ze al geloven in plaats van dat ze door die informatie ergens in gaan geloven. En ja, soms wordt nepnieuws of desinformatie door veel mensen gezien of aangeklikt, maar dat betekent niet dat het van invloed is op hun mening of gedrag.
Het hardnekkige idee dat online informatie zo machtig is, schrijven de onderzoekers, ‘staat op gespannen voet met wat we weten over de menselijke psychologie en botst met tientallen jaren aan gegevens uit de communicatiewetenschap’.
Er zijn alleen harde data over de zorgen van burgers
Dit is zeker niet de eerste studie* die de vermeende effecten* van sociale media in twijfel trekt. Dat betekent niet dat desinformatie niet bestaat, niets doet en nergens een risico voor vormt, maar als het kabinet ‘desinformatie’ een groot probleem noemt dat ‘de democratische rechtsorde’ kan bedreigen, verwacht je daar wel een stevige onderbouwing bij. Die ontbreekt in de strategiebrief. Een belangrijke bron voor de strategie, een rapport* van het Rathenau Instituut, concludeert zelfs dat uit de (nauwelijks) beschikbare onderzoeken naar Nederland blijkt dat desinformatie weinig voorkomt en weinig effect heeft.
De enige harde data die het kabinet opvoert gaan over de zorgen onder burgers over die desinformatie. Die zijn groot.
47 procent van de respondenten van de ‘Risico-en Crisisbarometer’* maken zich ‘(heel) veel zorgen over de effecten van desinformatie’. Zij vrezen met name ‘verwarring en onrust in de samenleving’, ‘grotere tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen’ en een ‘algemene toename in wantrouwen’.
Vier op de tien vindt dat de overheid onvoldoende doet tegen desinformatie.
Je gaat je toch afvragen waar die zorgen vandaan komen. Door de desinformatie zelf? Of juist door misinformatie over desinformatie?