‘Ge kent een paar patse veur oewe kop krijgen agge nou nie van de ding af gaot Wesley! Ge bent net oe vader, die’ne meelpeer luistert ok nooit.’ Bettina, dat staat althans op haar gouden ketting, probeert drie hoogblonde jongetjes in het gareel te houden op de kermis van Best. Eentje daarvan heet blijkbaar Wesley, en zijn vader is een lul. Wesley is op een elektriciteitskastje geklommen en lijkt niet voornemens er weer vanaf te komen. Zijn kleine broertje heeft een zwarte dropmond en zit zo hard op en neer te wippen in zijn buggy dat het ding langzaam naar voren rijdt. Het langste ventje van het stel staat met zijn rug naar zijn moeder toe op haar legging te kloppen. Hij wil in de Mighty Mouse, dat had ze beloofd, hij wil in de Mighty Mouse, hij wil het nu, mama, hij wil in de Mighty Mou-house.

‘Wesley! Etterjong!’ Bettina klauwt met haar goudberingde vingers de hand van haar oudste zoon los van haar legging, klikt de jongste vast in zijn buggy en trapt de rem op het wiel vast. Ze maait naar de zoon op de elektriciteitskast. Hij ontduikt vakkundig de grijpende handen van zijn moeder. Dit heeft hij vaker gedaan. Bettina is zwaar en niet erg wendbaar. Zweet kruipt via haar bakkebaarden richting haar kin. Buggy-zoon laat zijn snotlap op de grond vallen en begint met geweld te krijsen. Bettina bukt moeizaam om de doek op te pakken en terwijl ze beneden is begint haar oudste aan haar platinablonde stekels te trekken. ‘Ma-ha-ha-ma! Je had het beloofd!’

Terwijl Bettina zichzelf omhoog takelt springt Wesley van het kastje af en spurt hij naar de schietkraam verderop. Bettina maakt een bijna-wheelie met de buggy, sleept haar oudste aan de kraag van zijn shirt mee en snelt achter haar etterjong aan. De langste zoon klapt tegen me aan en de buggy rijdt in het voorbijgaan over mijn voet. Bettina heft verontschuldigend haar hand op. Dan begint haar telefoon te rinkelen. Het moet een oude telefoon zijn, want haar ringtone is de crazy frog. Da-did-ing-di-di-dooong ‘WESLEY!’ Dooo-do-do-ding-ding-ding ‘HIER!’ da-dam-ding-ding-dooong ‘KUTJONG!’

Ze neemt haar mobiel op en begint, opeens kalm, zoals alleen een moeder dat op commando kan zijn, een zakelijk gesprek. Iets met cliënten, regelingen en dat ze maandag weer op kantoor is en dan de administratie bij gaat werken. ‘Ja natuurlijk kan dat, absoluut geen probleem. Komt in orde. Ja hoor. Nee ú bedankt.’ Haar woorden volgen elkaar op alsof ze alle tijd van de wereld heeft. Alsof degene aan de andere kant van de lijn de belangrijkste persoon is die ze ooit  gesproken heeft, waarmee ze de belangrijkste afspraak maakt die ze ooit gemaakt heeft. Ze groet de andere kant beleefd en op haar gemak, pakt een bordeauxrood boekje uit haar handtas en krabbelt er wat in. Afgesproken. Dan speurt ze de horizon af, haar ogen tot spleetjes geknepen. ‘Wesley! Verrekte eppo! Hier!’