Dit heeft leraar Johannes zelf geleerd dit schooljaar
Het schooljaar is inmiddels teneinde. Een schooljaar dat mij, als leraar Nederlands én als correspondent Onderwijs, voerde langs PISA-rapporten, Steve Jobsscholen en vele interessante discussies over de toekomst van het onderwijs onder mijn stukken. Wat heb ík van dit schooljaar geleerd? Een terugblik.
‘En wat vind je van Ken Robinson?’, vroeg Rob me. Het was juli 2013 en ik zat met Rob (Wijnberg, red.) en Maurits (Martijn, red.) op een terras in Amsterdam-Oost. Onderwerp van gesprek was mijn mogelijke correspondentschap. Twee weken eerder was ik in kennelijke toestand Rob tegen het lijf gelopen, en had ik tegen hem gebrald dat er een Correspondent Onderwijs zou móéten komen die zélf leraar was.
‘Ik moet plassen. Stuur maar een mail,’ reageerde Rob.
Ik stuurde een mail en nu zaten we hier, onder de bomen van het Oosterpark terwijl de kiezels van het terras mijn zenuwachtige heen-en-weergeschuif op m’n stoel verraadden. En hoewel er geen gepocheerd ei met spinazie meer op de lunchkaart stond, terwijl Rob juist om die reden dit terras had uitgezocht, toonde hij zich uiterst geïnteresseerd.
Er werd geknikt toen ik zei dat er zo weinig veranderde in het onderwijs, gelachen toen ik vertelde over Dylan, die geen boeken kon lenen omdat hij een algeheel bibliotheekverbod had na een vechtpartij in de openbare bibliotheek van Zaandam.
‘En wat vind je van Ken Robinson?’ herhaalde Rob.
Ik had geen idee wie Ken Robinson was.
Die middag onder de linden was het startschot van mijn zoektocht naar beter onderwijs. Op zoek naar een school waar leerlingen willen leren, waar docenten willen lesgeven en waar het kopieerapparaat het altijd doet .
Een tocht die me dit schooljaar leidde langs PISA-onderzoeken en Steve Jobsscholen, een WRR-rapport en vergaderzalen, langs Ken Robinson, die de grootste onderwijsgoeroe ter wereld bleek, en ook onder mijn stukken vaak genoemd en geroemd werd, en de in mijn ogen te vaak buiten beschouwing gelaten denkwereld van leerlingen.
Negen maanden later
Zo vol bravoure maar onwetend als ik aan het begin van het schooljaar was, zo onzeker ben ik nu, negen maanden later. Maar wel iets wijzer. Schreef ik aan het begin van het jaar nog dat de toekomst van het onderwijs volgens technologiereus IBM ligt bij gepersonaliseerd leren, inmiddels weet ik dat die personalisatiedrang veel wijdverbreider is, en zich lang niet alleen tot het onderwijs beperkt.
Had ik aan het begin van het schooljaar nog de arrogantie te denken dat ik een monopolie had op de ‘stem van de docent’, inmiddels weet ik dat op Twitter, en ook in de bijdragen onder mijn stukken, een groep leraren, onderwijsdenkers en –bloggers actief is van wie men in de lerarenkamer nog nooit heeft gehoord.
Allemaal stellen zij zich vragen over het hoe, het wat en het waarom van ons onderwijs. Willen we leerlingen zo veel mogelijk op maat bedienen, of heeft ook die insteek een keerzijde? Gaat het om kennis, of om vaardigheden? Leiden we leerlingen op tot kritische burgers, of voor een plek op de arbeidsmarkt? Drie vragen waar ook ik volgend schooljaar verder op in zal gaan.
Afgelopen jaar moest zo het hele onderwijssysteem op de schop, het eindexamen moest worden afgeschaft, leerlingen moesten meer verantwoordelijkheden krijgen, de schoolbel moest worden afgeschaft
Komend schooljaar doe ik wel een stap terug. Ik ga iets minder werken (van 0,8fte naar 0,66fte), omdat ik afgelopen jaar merkte dat ik erg veel lesgaf zonder er heel veel beter in te worden. Dat geeft weinig energie. Ook in m’n stukken doe ik een stap terug. Ik heb de neiging mijn stukken betogend te eindigen, omdat ik niet alleen wil constateren maar ook een alternatief wil bieden. Terugkijkend op het jaar, heb ik de nadruk misschien te sterk op die alternatieven gelegd. Afgelopen jaar moest zo het hele onderwijssysteem op de schop, het eindexamen moest worden afgeschaft, er moest meer aandacht komen voor denkvaardigheden, leerlingen moesten meer verantwoordelijkheden krijgen, de schoolbel moest worden afgeschaft, net als het klaslokaal en de vaste klas. Van het hele middelbare onderwijs zoals dat in elkaar zit bleef weinig over. En eigenlijk beschreef ik een school die al bestaat: de universiteit.
Terwijl er in het middelbaar onderwijs nog genoeg is om me over te verwonderen. Scholen bieden bètaplusklassen aan kinderen van twaalf aan (of eigenlijk: aan hun ouders), omdat het ‘marktaandeel’ in de regio anders zal krimpen, zo is de angst. Op mijn school heeft volgend jaar geen enkele leerling uit 4 vwo gekozen voor het vakkenpakket Cultuur&Maatschappij, terwijl ik me niet kan voorstellen dat leerlingen zich en masse niet meer interesseren voor cultuur.
Sowieso blijven leerlingen me verbazen, want hoewel ze veel klagen over toetsdruk en saaie lessen, lijkt het soms wel alsof zij die praktijk zelf mede in stand houden, bijvoorbeeld door alleen hun best voor iets te doen als ze erop beoordeeld worden.
Genoeg om over te schrijven dus, genoeg nog te verbeteren, genoeg om na te streven. Maar eerst ga ik zes weken genieten van een welverdiende vakantie.
En voor wie wil weten hoe het is afgelopen met dat kopieerapparaat: dat is dit jaar nog twee keer stukgegaan.