Het grootste ei dat onze correspondenten dit jaar legden🐣
Wat waren afgelopen jaar stukken waar onze correspondenten maar met moeite uitkwamen? En welk argument of welke gebeurtenis leidde tot een ‘aha’-moment? Deze lastige artikels werden dit jaar uitgebroed.
Een concreet verhaal over de crisis achter alle crises
Mijn grootste ei was ongetwijfeld het essay ‘Tientallen crises en maar één oorzaak: een gebrek aan solidariteit’. Hierin wilde ik aantonen dat alle onze sociale grondrechten – wonen, werken, onderwijs, zorg en bestaanszekerheid – tegelijkertijd in crisis verkeren. De oorzaak? De verschuiving van collectieve solidariteit (verzorgingsstaat) naar eigen verantwoordelijkheid en marktwerking (participatiemaatschappij).
Maar hoe vertel je dit verhaal zonder in totale abstractie te vervallen, zonder het inmiddels bekende riedeltje over BV Nederland, zonder bestuurlijk en beleidsmatig jargon? Na lang worstelen en sparren met de eindredacteur, zag ik ineens: draai de zaak om en begin bij het nu, met een concreet voorbeeld waaruit blijkt dat we verkeerd tegen solidariteit aankijken.
Zoals de ‘historische koopkrachtreparaties’ van 17,2 miljard euro.* Want ook dat is ‘solidariteit’, maar dan van de niet-houdbare soort. (Tim ‘S Jongers, correspondent Samenleven)
Bevraag het systeem achter de scheepvaart
Containers hebben alles te maken met onze moderne wereld: bijna alle spullen om je heen hebben erin gezeten. Zonder containers geen massaconsumptie. Tegelijkertijd is de wereld van de containervaart nagenoeg onzichtbaar. Gek, want het wereldwijde systeem van handel is gebouwd op vervuiling en uitbuiting.
Misschien moeten we de grondstof van het systeem veranderen om het systeem zelf te veranderen
Collega Maite Vermeulen en ik wilden hier een licht op werpen met een serie en de podcast Containerbegrip. Is zo veel scheepvaart wel wat we willen, vroegen we onszelf steeds af. Moeten we niet gewoon minder varen? Op het antwoord op die vragen kwamen we maar niet. Het is makkelijk roepen dat we minder moeten vervoeren per container, maar waar begin je? We belandden steeds in dezelfde groef: minder consumeren. Gaap! Tot we op een boek stuitten dat ons op een compleet nieuw spoor zette.
Zonder al te veel te verklappen (de laatste aflevering van onze podcast komt op 13 april uit): misschien moeten we de grondstof van het systeem veranderen om het systeem zelf te veranderen. En de politiek heeft daarvoor de sleutel in handen. (Maaike Goslinga, adjunct-hoofdredacteur)
Grondbelasting: niet saai, maar verrassend interessant
Ik had een goed idee voor een verhaal, dacht ik. Ik wilde schrijven over het activisme van mijn opa, die had gestreden tegen het privé-eigendom van grond – zonder veel resultaat. Maar dat uitblijven van succes leek me niet zo moeilijk te verklaren: hij had zich vastgebeten in een belastingmaatregel uit de negentiende eeuw. Logisch dat je daar geen brede beweging achter krijgt.
De hoofdredacteuren van dienst veerden echter op toen ik die belastingmaatregel noemde. Dáár moest het verhaal over gaan! Ikzelf was daarentegen niet meteen enthousiast, want ik wist helemaal niks van belastingen. Maar tot mijn eigen verbazing bleek het idee van een grondbelasting niet alleen razend interessant, maar ook opvallend actueel. Een typisch geval van: je gaat het pas zien als je het doorhebt.
En zoals dat vaak met dit soort eyeopeners gaat: ik kan me nu niet meer voorstellen dat ik ooit dacht dat belastingen stoffig en saai zijn. Belastingen zijn hartstikke politiek. (Rinske Bijl, gastcorrespondent Grondbezit)
Beleggers zijn niet de grote boosdoeners op de woningmarkt
‘Huizen voor mensen, niet voor winst!’ was een veelgehoorde slogan bij de verschillende woonprotesten. De achterliggende gedachte: wonen is duur, omdat beleggers er rendement op maken.
Ik wilde weleens weten hoe dat precies zat, en of het klopte. En dus verdiepte ik me het afgelopen jaar in de grootste beleggers op de woningmarkt: bedrijven die woningen financieren met geld van bijvoorbeeld pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Zij zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de nieuwe huurwoningen die in Nederland uit de grond worden gestampt.
Beleggers hebben nooit beweerd dat het hun hoogste prioriteit is wonen betaalbaar te maken
En inderdaad: voor deze beleggers staat het rendement voorop, leerde ik. Het is nu eenmaal hun taak verzekeringsgeld veilig te stellen en bij te dragen aan een goed pensioen voor werknemers. Om dat voor elkaar te krijgen, bouwen ze meer dure huurwoningen dan gemeenten graag zouden willen. En verhogen ze de huren zodra de afspraken met gemeenten verlopen.
Maar wat ik gaandeweg ook ging beseffen: dat is niet de schuld van de beleggers. Zij hebben nooit beweerd dat het hun hoogste prioriteit is wonen betaalbaar te maken. Het is de overheid die heeft besloten een belangrijk deel van de woningbouw aan hen over te laten. En die dus verantwoordelijk is als dat het tekort aan betaalbare huizen vergroot in plaats van oplost.
Er schiet me nog niet zo snel een passende slogan te binnen. Maar als jij die wel hebt, hoor ik hem graag! (Josta van Bockxmeer, correspondent Wonen)
Transgenderzorg is een complex doolhof
Een ei leggen is één ding. Maar het broeden dat erop volgt is vaak net zo ingewikkeld.
Zo wilde ik al een tijd aan de slag met een artikel over transgenderzorg. Daar stapelen de problemen zich al jaren op. De vraag naar deze zorg groeide explosief, met ellenlange wachtlijsten tot gevolg.* Bovendien voelen veel trans mensen zich binnen genderklinieken onvoldoende gehoord of serieus genomen.
En tegelijkertijd groeide ook de kritiek: de vergrote zichtbaarheid van trans personen in media en online zou met name bij kwetsbare jongeren leiden tot ongegronde twijfels over hun genderidentiteit. En vervolgens zouden zij in een fuik van verregaande medische behandelingen terechtkomen, waarvan de langetermijneffecten groot en soms niet voldoende bekend zijn.
Grote problemen, met mijns inziens complexe oplossingen. Na lang persen legde ik toch het eerste ei: een essay over de verantwoordelijkheid van de maatschappij in het maken van plek aan álle transgender personen – ook als ze niet voor medische ingrepen kiezen.
Maar met één ei is het nest nog lang niet vol. En zo begon het diepe broeden. Hoe nu verder? Waar te beginnen? Welke vragen het eerst beantwoorden? En hoe een genuanceerde bijdrage te leveren aan een debat dat tot op het bot gepolariseerd is?
Er begint schot in te komen. De afgelopen weken sprak ik met zorgverleners, en volgde ik een onderzoeksteam dat de groeiende vraag naar genderzorg onderzocht. Het blijkt niet mee te vallen, om adequate genderzorg in te richten terwijl heersende gendernormen maatschappijbreed op drift zijn. Maar het bewustzijn van dit probleem is groot, net als de wil om het op te lossen.
Dat ei komt dus binnenkort. Gelukkig maakt de lente aan elke broedverlamming een eind. (Valentijn De Hingh, correspondent Identiteit)
Je achternaam gaat ook over (on)gelijkheid
Mijn grootste ei komt nog, want eind mei verwacht ik mijn eerste kind. Mijn man Floris en ik waren het over de meeste dingen gauw eens – de voornaam, het behang van de kinderkamer, welke rare verkleedpakken we voor ons kind zouden gaan kopen. Maar één dossier zat ons maandenlang in de maag: de achternaam.
Allebei wilden we graag dat ons kind onze achternaam zou krijgen. Maar hoe beslis je dan wat het wordt? Dat het automatisch de naam van de vader zou moeten zijn, vonden we ouderwetse onzin. Dat het dan mijn naam zou moeten worden, omdat ik toch die hele zwangerschap en bevalling moest doormaken, vonden we ook niet overtuigend: het was niet alsof we in goed overleg hadden besloten dat ik dat klusje wel op zou knappen. Ook had geen van ons een gênante of een suffe achternaam; en allebei de namen klonken goed met de voornaam die we hadden bedacht.
We wilden ons een eenheid voelen met zijn drietjes; nu zou het toch een beetje twee tegen één zijn
Er stond voor mij best wat op het spel: ik had Floris al aangeboden dat hij voor altijd in de lekkerste stoel van ons huishouden mocht zitten. Maar, dacht ik ook: als we écht geloven in gelijkheid tussen ons tweeën, dan zouden we moeten loten. Muntje opgooien en klaar is Kees.
Floris hakte uiteindelijk de knoop door. Als we dan toch één achternaam moesten kiezen, vond hij, dan maar die van mij. Eeuwenlang hadden de mannen voorrang gekregen en nog steeds zagen we in onze omgeving dat kinderen vaak de naam van papa kregen. Het is een mooi statement, zei hij, om de achternaam van de vrouw te kiezen.
Ik had verwacht dat ik euforisch zou zijn, maar zo voelde het niet. Als we mijn naam als statement kozen, dan ageerden we tegen het systeem zoals het nu is. Wilden we niet een keuze maken die uitging van de ideale omstandigheden, van gelijkheid? En even los van het idealisme: nu trok toch een van ons aan het kortste eind. We wilden ons een eenheid voelen met zijn drietjes; nu zou het toch een beetje twee tegen één zijn.
Ineens dachten we: waarom geen dubbele achternaam? Per 1 januari 2024 is dat mogelijk, en kun je kinderen hernoemen die op of na 1 januari 2016 geboren zijn.* Hoe langer we erover nadachten, hoe meer het klopte. Onze zoon krijgt allebei de achternamen. Nu alleen nog uitvechten wie er op de lekkere stoel mag zitten. (Sanne Blauw, correspondent Onzekerheid)
Interviews blijven een ingewikkelde balanceeract
Het blijste ei dat ik het afgelopen jaar heb gelegd is mijn dochter, en het moeilijkste was het verhaal over de boer, boswachter en bestuurder die op mijn verzoek met elkaar in gesprek gingen.
Ik interview bijna altijd mensen die nooit in de media verschijnen, en weet inmiddels hoe nauw het steekt om een persoonlijk verhaal nauwkeurig over te brengen – voor de lezer, maar vooral ook voor de geïnterviewde. Soms raken dingen lost in translation, begrijp ik iets verkeerd, schrijf ik iets raar op, of schrikt de geïnterviewde als die zichzelf terugleest.
Maar nooit eerder maakte ik mee dat angst zo’n grote rol speelde in het redactieproces. De angst van de gespreksdeelnemers, om verkeerd begrepen te worden in een arena waarin elk woord momenteel door alles en iedereen wordt gewogen. Mijn eigen angst, om dit debat onder hoogspanning verder te polariseren.
Toch wezen de boer en boswachter me er tussen schrijven en publiceren op dat ik in het stuk af en toe precies dat deed. En moest ik op mijn beurt navigeren door de huiver die zij zelf voelden bij bepaalde dingen die ze in het gesprek hadden gezegd. Slaap verloren, les geleerd. (Vera Mulder, correspondent Emotie)
Europees beleid over migratie vertalen naar journalistiek over lokale problemen: valt niet mee
Als huis- en straatarts heb ik (dankzij De Correspondent) best een ontwikkeling doorgemaakt in mijn schrijfwerk, waardoor het steeds makkelijker wordt. Het stuk waar ik het langste aan heb gewerkt was het stuk over Europese arbeidsmigranten, van wie ik er steeds meer zie in de winteropvang. Hoe kan dat, vroeg ik me af.
Er is veel verschenen in de media over arbeidsmigranten, maar de meeste artikelen focusten op één aspect van het probleem, zoals de problemen met huisvesting of hun kwetsbare positie op de arbeidsmarkt.* Ik wilde me juist richten op de oorzaken van het probleem, op het waarom.
Ik zag steeds meer arbeidsmigranten op straat belanden, maar ik vond het moeilijk om de exacte oorzaak te ontdekken
Als ik schrijf neem ik altijd de ervaringen van mijn patiënten als startpunt, om deze te koppelen aan maatschappelijke ontwikkelingen. Zo ook voor dit stuk: ik zag steeds meer arbeidsmigranten op straat belanden, maar ik vond het moeilijk om de exacte oorzaak te ontdekken. Dus sprak ik eerst met de mensen over wie het gaat: wat gebeurde er met jou de afgelopen maanden?
Vervolgens vroeg ik mijn collega-veldwerkers: zien jullie ook een trend? En ik praatte met diverse mensen die het onderwerp vanuit verschillende kanten bezien: juristen, politici en beleidsmedewerkers. Allerlei perspectieven, om beter te snappen wat nu de angel in het probleem is.
In eerste instantie verdwaalde ik in mijn hoofd, omdat de materie heel complex was. Toen zag ik ineens: er is allerlei Europese regelgeving die moet worden vertaald naar landelijk en gemeentelijk beleid – maar dit is precies de bron van het probleem. Dit verwerkte ik in mijn stuk, zonder af te dwalen van de verhalen van mijn patiënten, waardoor lezers kunnen voelen hoe het is om als arbeidsmigrant in de winteropvang te belanden. (Michelle van Tongerloo, huisarts)
Klimaatrechtvaardigheid: te veel voor één artikel
Mijn artikelen over hoe Caribisch Nederland worden geraakt door klimaatverandering voelden als een hele bevalling. Klimaatverandering an sich is al een enorm (en) interessant onderwerp.
Het is een probleem met grote gevolgen voor de toekomst van de aarde. Een probleem met diepe, dikke wortels in het koloniale verleden, dat nù oplossingen vergt. Juist dat historische, koloniale aspect ervan vind ik interessant om te onderzoeken. Want hoe zorgen koloniale machtsverhoudingen er in het hier en nu voor dat Caribische Nederlanders vandaag de dag nauwelijks beschermd zijn tegen de gevolgen van klimaatverandering.
De afgelopen maanden leerde ik dat je al die dimensies onmogelijk in één artikel geperst krijgt. En dus knipte ik de artikelen op: in het eerste stuk richt ik me op de klimaatramp die zich op Bonaire voltrekt zonder dat we daar iets van afweten; in het tweede stuk interview ik onderzoeker Daphina Misiedjan, die uitlegt waarom er nauwelijks actie wordt ondernomen en hoe rechtvaardig klimaatbeleid eruit zou kunnen zien. (Phaedra Haringsma, gastcorrespondent Koloniaal heden)