Laat ze gewoon met een wc-rol spelen (en meer dingen die je moet weten als kersverse ouder)
Opvoedboeken, het consultatiebureau, vrienden – met een baby krijg je van alle kanten advies. Om onzeker van te worden. Hoe doe je het écht goed? Hoogleraar pedagogiek Maartje Luijk stelt ouders gerust: ‘Je hoeft het niet perfect te doen als ouder, goed genoeg werkt veel beter.’
Kersverse ouders zijn op zoek naar zekerheid. Ineens ben je verantwoordelijk voor een piepklein, kwetsbaar wezentje. Hoe je daar het beste voor kunt zorgen? Weet jij veel.
Anderen weten daarentegen dondersgoed wat jij zou moeten doen. Opvoedboeken, consultatiebureaumedewerkers, vrienden, collega’s – iedereen heeft wel een advies paraat: je moet kinderen vooral laten huilen als ze niet willen slapen, je moet kinderen zo lang mogelijk borstvoeding geven, je moet een speelgoedabonnement nemen, zodat je altijd speelgoed in huis hebt dat je kind genoeg ‘uitdaagt’.
En dan spreken die adviezen elkaar ook nog regelmatig tegen. (Dat gaat er soms hard aan toe: de stikstofcrisis lijkt een gezellig poldergesprek vergeleken met menig discussie over borstvoeding of huilen.)
Voor je het weet ben je na al die adviezen vooral onzekerder geworden.
Wat weten we nou echt van de ontwikkeling in het eerste jaar? Als hoogleraar pedagogiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam doet Maartje Luijk onderzoek naar alledaagse opvoedproblemen. Haar belangrijkste conclusie: er is geen absolute waarheid over opvoeding en ontwikkeling van die kleintjes. (Dat lucht op.) Maar over deze vier inzichten is ze zeker.
(1) Elk kind ontwikkelt zich anders
Luijk is duidelijk: ‘Er is niet één manier waarop kinderen slapen, er is niet één manier waarop ze leren vast voedsel te eten, er is niet één manier waarop ze communiceren door te huilen.’
Ze haalt er een grafiek bij:* sommige baby’s slapen maar negen uur per dag, is te zien, andere negentien. Vooral in het eerste levensjaar is de variatie enorm.
‘Er zijn ouders die de ontwikkeling van hun kind willen bijhouden. Daar heb je allerlei apps voor. Ik snap dat: ze willen leren begrijpen hoe hun kind werkt.’ Maar het is vaak tevergeefs. Ze laat nog een grafiek zien,* van een ouder die in Excel heeft bijgehouden hoe hun kind de eerste zeventien maanden sliep. ‘In het begin zijn de slaapmomenten helemaal verspreid; er is geen peil op te trekken.’
In de grafiek kun je wel zien dat er op een gegeven moment een vast slaapritme ontstaat. Er is heus wel iets te zeggen over hoe baby’s slapen, zegt Luijk. ‘Over het algemeen zie je dat er na vijf maanden een herkenbaar slaappatroon komt, dat het kind bij zeven maanden langere stukken aaneengesloten slaapt, en dat tegen de één jaar een “normaal” slaapritme in zicht is. Maar nogmaals: dit zijn gemiddelden.’
Dat is goed om als jonge ouder te onthouden, voor wanneer je bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) – ‘consultatiebureau’, in de volksmond – met gemiddelden om de oren wordt geslagen. ‘Dan zie je op een grafiek precies hoe het gaat met, zeg, de hoofdomtrek van je kind. Dat je bijvoorbeeld één standaarddeviatie boven het gemiddelde zit. Maak je dan niet direct zorgen. Variatie is oké.’
Kunstenaar Seung Lee, die het slaappatroon van zijn kind in een app bijhield, besloot die variatie zelfs te vieren, vertelt Luijk. Hij breide dat patroon in een deken voor zijn zoon.
(2) De ontwikkeling verloopt niet lineair
Een baby ontwikkelt zich niet in nette stapjes. ‘Het verloopt niet lineair, je ziet horten en stoten. Je denkt bijvoorbeeld: wanneer kan mijn kind nou eens omrollen? En als je het eigenlijk al hebt opgegeven, is je kind ineens toch omgerold. Of je denkt: mijn kind gaat nooit doorslapen – en ineens lukt het. Soms is er duidelijk iets gebeurd, maar soms is er ook geen aanwijsbare reden voor waarom het kind opeens een stap zet.’
Misschien komt er wel een tand aan, of wordt hij ziek, of er is niks. Dat is normaal; jij hebt zelf ook weleens een slechte dag
In de ouderschapshoek op Instagram gaat het veel over slaapregressies, zegt Luijk: het idee dat kinderen met slapen een stap terug zetten in hun ontwikkeling voordat ze een stap vooruit gaan. ‘Maar het is niet zo dat de ontwikkeling dan achteruit gaat. Zie het als een pauze in de fascinerend snelle ontwikkelingen die jonge kinderen doormaken. Het kan zeker voelen als een stap terug; als je kind bijvoorbeeld ineens weer vaker wakker wordt in de nacht. Maar misschien komt er dan wel een tand aan, of wordt hij ziek, of er is niks. Dat is normaal; jij hebt zelf ook weleens een slechte dag.’
(3) Er is niet één opvoedwaarheid
Als je veel opvoedboeken mag geloven, bestaat er een heilige graal voor het opvoeden. Neem deze populaire opvoedboeken uit de twintigste eeuw: volgens Feeding And Care Of Baby van chirurg Truby King moeten baby’s een strikte routine hebben en elke dag urenlang buiten zijn; volgens The Common Sense Book of Baby and Child Care van kinderarts Benjamin ‘Dr.’ Spock moet je als ouders geen regels stellen, maar je instinct volgen; en volgens The Continuum Concept van antropoloog Jean Liedloff moet je je kind constant bij je dragen, als inheemse stammen.
Die ideeën hebben nog altijd invloed, maar Luijk nuanceert de stelligheid van zulke adviezen: ‘Onderzoek doen naar opvoeding is ingewikkeld. Het is lastig om een experiment op te zetten. Stel, jij doet samen met je kind mee aan het onderzoek. Dan kan ik moeilijk tegen je zeggen: “Oké, jij zit in de huilgroep. Dus laat jouw kind maar huilen.”’ Al zijn er heus wel interessante studies gedaan, zegt Luijk, bijvoorbeeld naar groepen ouders die zelf kiezen voor een bepaalde aanpak in opvoeden.
Sowieso: als de ontwikkeling van baby’s zo verschillend verloopt, is het logisch dat ze verschillende dingen nodig hebben. ‘Ik zou het ook overzichtelijk vinden als er wetenschappelijk onderzoek was waaruit naar voren kwam: dit is het antwoord – je moet baby’s zo en zo lang laten huilen als ze niet willen slapen, of juist helemaal niet, en dan gaat het perfect. Maar dat is gewoon niet hoe baby’s werken. Je moet de controle loslaten. Luister naar wat je gevoel zegt en kijk naar wat het kind nodig heeft.’
En niet alleen kinderen verschillen van elkaar, ook ouders zijn anders. Luijk vertelt over de richtlijn ‘Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen’,* die gebruikt wordt door het Centrum voor Jeugd en Gezin. ‘In die richtlijn is vooral aandacht voor de aanpak “laat je kind even een poosje huilen”. Dat kan zeker werken, maar dat is echt niet de enige oplossing voor huilen en slaapproblemen.’
‘Je kunt ook zeggen: dat voelt voor mij niet goed, ik ga op een matrasje bij mijn kind in de kamer liggen, of ik neem mijn kind bij mij in bed – op een veilige manier, natuurlijk. Dat is geen advies dat je van het Centrum voor Jeugd en Gezin gaat krijgen. In veel andere landen vinden ze het juist raar dat wij een baby een eigen kamer en een eigen bed geven. Dus laten we ouders ook vragen: wat past bij je?’
(4) Goed genoeg is beter dan perfect
Je hoort steeds vaker over ouders die een burn-out krijgen van het opvoeden. Ze zijn emotioneel of fysiek uitgeput, voelen een afstand tot hun kind en halen geen voldoening uit het ouderschap. Er is een aantal risicofactoren – als je bijvoorbeeld alleenstaand bent of een kind met een beperking hebt, heb je meer kans om opgebrand te raken* – maar Luijk ziet ook maatschappelijke ontwikkelingen die aan het fenomeen bijdragen.
‘Er is een enorme hoeveelheid kennis beschikbaar over opvoeden – opvoedboeken, websites, tv-series, apps – maar al die kennis heeft niet kunnen voorkomen dat ouders het zo zwaar vinden dat ze er een burn-out van krijgen.’ Juist niet, denkt Luijk. ‘Mijn hypothese is dat we eigenlijk te veel kennis hebben en dat de oplossing onderdeel is van het probleem.’
Opvoedboeken haken in op het perfectionisme dat Luijk bij ouders ziet. ‘Zo van: “Als ik maar genoeg boeken lees, dan lukt het me wel.”’ Er heerst het idee dat je alles voor je kind over moet hebben. Neem allerlei speelgoed dat zou moeten helpen bij de ontwikkeling – een speelkleed met vijf ‘sensorische zones’, bijvoorbeeld. ‘Daar hangt een zweem omheen van “als je dat niet koopt, dan gaat het mis”. Maar dat is natuurlijk gewoon een verdienmodel. Als je kind met een wc-rol speelt, dan ontwikkelt hij zich motorisch prima.’
Waarom lukt het jou niet om zulke leuke foto's van je baby op Instagram te plaatsen en een ander wel? Daar kun je heel gestrest van raken
Nederland staat in de top vijf van meest individualistische landen,* vertelt Luijk. Ook dat kan de druk op jonge ouders vergroten. ‘Hier heerst het idee: je moet het zelf oplossen. Opvoeden vindt echt binnen het gezin plaats. Je ziet dat ouders last hebben van “vraagschaamte”: ze durven hun omgeving niet te vragen om hulp.’ Je ziet dat ouders sneller professionele hulp inschakelen,* zegt ze. ‘Ze belanden eerder in de formele jeugdhulp met milde problemen: uitdagingen die onderdeel zijn van de normale ontwikkeling. Dat is problematisch in een jeugdzorglandschap dat al zwaar overbelast is.’
Die twee zaken – perfectionisme en individualisme – vormen volgens Luijk een giftige mix. ‘Je moet het alleen doen en je moet het perfect doen. Waarom lukt het jou niet om zulke leuke foto’s van je baby op Instagram te plaatsen en een ander wel? Daar kun je heel gestrest van raken. Als je dan ook nog heel moe bent... dat kan een recept zijn voor burn-out. Als jij zo gestrest bent, is dat voor jezelf niet goed maar voor je kind ook niet; dat weten we uit veel studies.’
Hoe dan wel? Luijk verwijst naar een concept van psycholoog Donald Winnicott: ‘good enough parenting’. Je hoeft het niet perfect te doen als ouder, ‘goed genoeg’ werkt veel beter. ‘Opvoeden is complex en lastig, en twijfelen en fouten maken hoort erbij. Dat is helemaal oké. Je moet echt af van het idee dat je iedere dag voor de kraamvisite een perfecte baby moet presenteren.’