Een verslaving is vaak een levenslange worsteling. Zorgen is daarom ook accepteren, zegt deze verpleegkundige

Hoe zorg je voor mensen die naast hun verslaving kampen met een persoonlijkheidsstoornis? Door pragmatisch te zijn, zegt sociaal-psychiatrisch verpleegkundige Gerrie van Heck. ‘Genezing is het doel niet. Het doel is stabiliteit.’
‘Wat zie je er goed uit. Je hebt niet veel gedronken, denk ik?’
Sociaal-psychiatrisch verpleegkundige Gerrie van Heck heeft zojuist zijn cliënt opgehaald uit de wachtkamer.
‘Heel weinig’, beaamt die, een veertiger met een getergde en tegelijkertijd geamuseerde blik. We noemen hem Sjors.
Sjors: ‘En ik heb nu ritalin op recept.’
Gerrie: ‘Mooi, dat dat is gelukt. Dat hebben we goed gedaan.’
Het is vrijdagmiddag en alle lampen zijn aan in het vergaderzaaltje van de Brabantse verslavingskliniek waar Gerrie werkt. Systeemplafond, een whiteboard tegen de ene muur en een videoscherm tegen de andere, in het midden een gigantische tafel. Daar gaat Gerrie zitten – niet tegenover Sjors, maar naast hem.
Ik loop een dagje met Gerrie mee, omdat ik benieuwd ben hoe de zorg die hij verleent eruitziet. Gerrie is gespecialiseerd in cliënten die naast hun verslaving ook kampen met psychiatrische problematiek. Waar begin je, als zorgverlener, wanneer een casus zo complex is? En wat heb je nodig om goed voor deze groep te kunnen zorgen?

‘Als het werkt, dan werkt het’
Afgelopen najaar liep Sjors’ drankprobleem zo uit de hand dat hij een auto-ongeluk veroorzaakte op de A2. Een vriend bracht hem naar de kliniek; Gerrie werd verantwoordelijk voor zijn behandeling. Die bestond uit crisismanagement, gevolgd door ‘detoxen’ en sessies met een psycholoog. ‘Een verslaving gaat eigenlijk bijna altijd samen met een ander probleem’, legt Gerrie uit.
Aan de psycholoog de taak om bij Sjors zo’n diagnose te stellen. Dat vergt tijd, maar intussen merkte Sjors dat hij erg goed ging op ritalin: ‘Het geeft rust in mijn hoofd.’ Zijn eerste voorraadje kreeg hij clandestien, van een vriendin; Gerrie stuurde hem naar een psychiater, die het medicijn alvast voorschreef, ook al is er nog geen diagnose.
‘Als het werkt, dan werkt het’, zegt Gerrie nu tegen Sjors. ‘En als jij je niet opgefokt voelt, hoef je ook niet zo veel te drinken. Dan kunnen we daarna rustig achterhalen wat er nog meer speelt.’
Van 'gekkenhuis' naar vergaderzaal
Gerrie van Heck werkt al 45 jaar als sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. Het was een roeping: ‘Als kind had ik een tante in een psychiatrische inrichting. En op mijn twaalfde zag ik One Flew Over the Cuckoo’s Nest. Dat vond ik geweldig: ik wilde ook dat werk doen.’ Muzikant wilde hij óók worden: op zijn zeventiende ging hij in de leer als verpleegkundige, daarnaast werd hij drummer.
Het vak is sinds hij begon flink veranderd: ‘Toen ik begon, had je nog van die grote instituten. Gekkenhuizen, met lange gangen en grote eetzalen, overal hoorde je mensen gillen. Verschrikkelijke plekken, al was ik er binnen een week aan gewend.’
Je bekijkt vooral hoe iemand functioneert in zijn sociale omgeving
Nadat hij drie jaar in de kinder- en jeugdpsychiatrie had gewerkt, nam Gerrie ontslag en ging hij nachtdiensten draaien, op oproepbasis. Daarnaast trad hij veel op. Sinds 2005 werkt hij overdag, in deze instelling voor verslavingszorg. Geen lange gangen en gillende mensen, maar vergaderzaaltjes waar zijn cliënten naartoe komen om met hem te praten. Hij monitort hun behandeltrajecten en geeft daarnaast mindfulnesstrainingen; die kunnen cliënten helpen om minder vanuit angst te handelen, en meer vanuit acceptatie.
Het gesprek tussen Gerrie en Sjors verloopt informeel, alsof ze twee oude kennissen zijn die elkaar al een tijd niet hebben gezien. Sjors voelt zich best goed, vertelt hij: naast Gerrie en de psycholoog ziet hij ook nog een bedrijfsarts, die hem helpt zijn werk weer op te pakken. En, niet onbelangrijk: hij heeft een nieuwe geliefde.

Gerrie vraagt naar die nieuwe geliefde, maar wil ook weten hoe het met Sjors’ ex gaat, met zijn drie kinderen, met zijn moeder en zijn zus. Typisch sociaal-psychiatrie, licht hij later toe: ‘Je beoordeelt iemand niet alleen op zijn diagnose, maar bekijkt vooral hoe iemand functioneert in zijn sociale omgeving, in zijn systeem.’
Zijn moeder en zus vonden dat hij te snel een nieuwe vriendin had, vertelt Sjors. ‘Maar ik kan gewoon niet alleen zijn.’ Gerrie: ‘Dat hebben heel veel mensen. Je kan het problematiseren. Maar als je liever met z’n tweeën bent, kun je ook zorgen dat je met z’n tweeën bent. Ik vind dat je het goed doet.’
Het doel is stabiliteit
Genezing is het doel niet, vertelt Gerrie nadat Sjors is vertrokken. Het doel is stabiliteit. ‘Daarvoor hoeft iemand niet helemaal te stoppen met gebruiken. Het gaat erom dat iemand zo goed mogelijk kan functioneren. Als Sjors dat straks kan, met zijn ritalin en therapie, ben ik tevreden.’
Die houding vereist een zekere tolerantie, en de bereidheid mensen te accepteren zoals ze zijn. Inclusief stoornissen en verslavingen. ‘Dat lijkt de samenleving steeds moeilijker te vinden. Iedereen moet presteren. Zodra iets een beetje moeilijk gaat is het een probleem, en elk probleem moet worden opgelost. Ik heb daar niet zo’n last van – als muzikant heb ik ook een avontuurlijk bestaan gehad, en veel mensen ontmoet die afwijken van het gebaande pad.’
Zijn cliënten vormen een ingewikkelde groep. ‘Ze zijn heel vermijdend – een verslaving begint ook vaak met het willen vermijden van een bepaald gevoel of probleem. Regelmatig komen ze niet opdagen. Of ze zeggen dat ze hulp willen, terwijl ze eigenlijk vooral willen doen alsof ze hulp willen. Of ze zijn manipulatief en spelen hulpverleners tegen elkaar uit. Kunnen ze niet veel aan doen, maar je moet wel goed opletten.’

Ongedwongen praten over ernstige zaken
Gerries tweede afspraak komt binnen. Jaap, zo noemen we hem, meldde zich een tijd geleden zelf: hij wilde af van zijn verslaving aan slaapmiddelen. Hij gebruikt ook ‘allerlei andere substanties’, vertelt hij nadat hij naast Gerrie is gaan zitten. Maar van die slaapmiddelen had hij echt last – en hij ging er niet eens beter van slapen.
Van de psychiater heeft hij andere slaapmiddelen gekregen, die wel werken. Daarnaast probeert hij te minderen met alcohol, al drinkt hij zo nu en dan nog wel. Vooral vlak voor sociale situaties: die vindt hij ongemakkelijk, en alcohol helpt.
‘Dat is prima’, zegt Gerrie. ‘Je gebruikt nu minder dan ooit, en je hebt je ingeschreven bij het UWV. Daar was je zenuwachtig over, maar ik heb gesproken met die mevrouw daar, en ze vond jou heel aardig.’
‘Ja’, zegt Jaap, ‘omdat ik xtc had genomen voor ik erheen ging.’
Veel van mijn cliënten blijven hun hele leven verslaafd
Ze lachen – verslaafdenhumor. Ze praten over de nieuwe klus van Jaap – hij helpt een aannemer met het verbouwen van een huis – en over muziek. Het gesprek is ongedwongen. Zó ongedwongen dat je haast niet zou merken dat het ook over ernstige zaken gaat. De cokeverslaving van Jaaps moeder bijvoorbeeld. Een adolescentie op straat. Vanwege die trauma’s, zegt Jaap, zou hij graag EMDR-therapie volgen.
Gerrie: ‘Ik zal een afspraak voor je maken met de verslavingsarts, om dat te onderzoeken. Voor EMDR moet je wel nuchter zijn.’
‘Oei, ook geen slaapmedicatie?’
‘Helemaal nuchter.’
‘Dat wordt lastig’, zegt Jaap.
‘Dat is niet erg’, antwoordt Gerrie.
De kunst van het niet-oordelen
‘Ik vind het leuk als hij komt’, zegt Gerrie wanneer Jaap weer is vertrokken. ‘Hij voelt dat, en ook dat ik niet oordeel.’ Hij probeert zijn cliënten niet te veranderen, en juist daardoor kunnen ze ontspannen. Dat is het voordeel van al langer meelopen: de kunst van het niet-oordelen gaat Gerrie steeds beter af. Omgaan met de ellendige verhalen die hij hoort trouwens ook. De muziek helpt daarbij: drummen is ook stoom afblazen.
‘Een beginnend verpleegkundige zou misschien schrikken van hoe Jaap eraan toe is, hoe hij leeft en hoeveel hij gebruikt’, zegt Gerrie. Hij niet. ‘De kans is groot dat zijn drankgebruik nooit zal stoppen, en over een jaar of vijf komt hij misschien weer een keer terug. Dat is oké, dat moeten we accepteren – veel van mijn cliënten blijven hun hele leven verslaafd. Zolang ze in de tussentijd redelijk stabiel zijn, doen we het goed.’