De klok regeert ons leven. Kan dat anders?
De tijd is zo vanzelfsprekend dat die een ijzeren natuurwet lijkt. Maar Jenny Odell laat in Saving Time zien: onze klok is ook maar een uitvinding – een die is gebruikt om mensen en de planeet uit te buiten. Tijd om anders naar de tijd te kijken.
Meten is beïnvloeden. Dát iets wordt gemeten, en hóé iets vervolgens wordt gemeten, kan de wereld veranderen. Kijk maar naar het bruto binnenlands product, dé graadmeter van onze economie. Die maatstaf heeft concrete gevolgen: je kunt er je baan door verliezen, meer belasting door moeten betalen of juist subsidie door krijgen. Het vormt je dagelijks leven, en de wereld.
Het verraderlijke van zo’n maatstaf is dat het een ijzeren natuurwet lijkt. Terwijl het bbp een uitvinding is en die is allesbehalve objectief. Zo kan vervuilende industrie wel bijdragen aan het bbp, maar kunnen onbetaalde zorgtaken dat niet. Dat heeft niets met een natuurwet te maken, en alles met ideeën en overtuigingen.
Dat proces zie je keer op keer in de geschiedenis: een maatstaf wordt bedacht, wordt dominant, en vervolgens vergeten we dat-ie ooit bedacht is. Denk ook maar aan het IQ, dat synoniem is geworden voor intelligentie. Wat er dan gebeurt heet reïficatie, van het Latijnse woord res voor ‘ding’. Verdinging, dus. Het ís gewoon zo.
In haar nieuwe boek Saving Time richt schrijver en kunstenaar Jenny Odell zich op misschien wel de meest vanzelfsprekende maatstaf van ons leven: tijd. Onze agenda’s, de wekker, de schooltijden van onze kinderen – ons leven is ervan doordrongen.
Maar, laat Odell zien in een overtuigend pleidooi, ook onze klok is bedacht. Dat we tijd meten, en hoe we die meten, heeft een verregaande invloed op ons leven en op de wereld.
Tijd = 24 gelijke uren
Het is lastig voor te stellen, maar ooit was er geen tijd. Tenminste, niet de kloktijd zoals we nu gewend zijn, waarmee we afspraken kunnen inplannen, zelfs met mensen aan de andere kant van de wereld. Heel lang was er simpelweg geen behoefte aan zulke gestandaardiseerde tijd.
De geschiedenis is bezaaid met instrumenten die de tijd op een of andere manier meten: zonnewijzers, waterklokken, wierook. Maar dat waren geen methodes die de dag – ongeacht het seizoen – indeelden in gelijke uren, of die het mogelijk maakten om het precieze tijdstip op de dag te weten. Toen Italiaanse jezuïeten de mechanische klok in China probeerden te introduceren,* werd die een ‘rariteit’ genoemd die ‘geen basisbehoefte’ vervulde.
Al gebruikten astronomen in het oude Griekenland al vierentwintig uren van dezelfde lengte in een dag,* het duurde tot de late middeleeuwen voordat zulke gestandaardiseerde tijd ook gebruikt werd door andere mensen. Dat begon bij monniken, die hun bel begonnen te gebruiken om aan te geven dat het tijd was voor gebed.
Na verloop van tijd gingen ook anderen het nut inzien: de kerkklok hielp de middenklasse in Europa om handel te coördineren, maar ook om het begin en het eind van de werkdag van de arbeiders te markeren. In heel Europa werden klokkentorens opgetuigd die mechanisch werkten, met de dag verdeeld in gelijke uren.
Maar al die klokken gaven wel verschillende tijdstippen aan. Pas toen de Britse postkoets en later de spoorwegen belangrijker werden in de negentiende eeuw, was het ook nodig dat de tijd tússen plaatsen gestandaardiseerd werd. Je moest immers weten hoe laat je op de trein moest stappen. Vanaf het midden van de negentiende eeuw werd Greenwich Mean Time (GMT) gebruikt – Greenwich was eerder al gekozen als locatie van de nulmeridiaan – en ingevoerd op andere plekken in het Verenigd Koninkrijk.
In 1879 stelde Sandford Fleming, die werkte bij het Canadese spoor, iets revolutionairs voor: vierentwintig internationale tijdzones, met Greenwich als centrum.* Het duurde even, maar uiteindelijk werd het systeem wereldwijd geadopteerd. Onze moderne tijd was geboren.
Tijd = geld
Nu de dag was ingedeeld in nette, uniforme tijdseenheden, kon ook de volgende stap worden gezet: het timen van werk. Want tijd was niet alleen wat de klok aangaf, tijd was geld. En door tijd te meten, kon je er grip op krijgen.
De wortels van zulk time management liggen op de slavenplantages in de achttiende en negentiende eeuw.* Odell schrijft over economisch historicus Caitlin Rosenthal, die de boekhoudsystemen van plantages bekeek en concludeerde: ‘[De slavenhouders] probeerden te bepalen hoeveel arbeid hun slaven in een bepaalde tijd konden verrichten, en zij dwongen hen om het maximum te bereiken.’
Die ideeën werden later naar fabrieken geëxporteerd. Frederick Winslow Taylor, een mechanisch ingenieur, ontwikkelde aan het begin van de twintigste eeuw een filosofie waarbij de activiteiten van arbeiders nauwkeurig werden gemeten en vervolgens geoptimaliseerd. Op die manier werd werk, stelt Odell, ‘consequent en uiterst tijdgebonden, waarbij steeds minder wordt overgelaten aan het oordeel van de werknemer, die op zijn beurt makkelijker vervangbaar wordt.’
Taylors ideeën zie je nog altijd terug – van Amazons ‘fulfillment centers’ tot McDonald’s-keukens, van callcenters tot contentmoderators. Daar, geholpen door moderne technologie, worden bewegingen van werknemers tot in detail gemonitord, om ze op die manier zo efficiënt mogelijk te laten werken.
En je ziet ze terug in de zelfhulpbeweging. Een heel genre aan boeken helpt je om jezelf tot in detail te timen. Als ik mijn agenda plan, als ik me voor de zoveelste keer buig over de ideale ochtendroutine, als ik de pomodorotechniek gebruik om mijn werk in te delen – ook ik gebruik de klok om alles uit mijn tijd te halen.
Tijd = het kwartaalrapport
Nergens in haar boek stelt Odell voor om de klok af te schaffen. Maar ze hamert er wel op dat de uniforme kloktijd niet de enige manier is om naar tijd te kijken. Sowieso is het maar een keuze, zoals we twee keer per jaar merken als de klok een uur moet worden verzet. En het is niet altijd de meest natuurlijke keuze, zoals een ouder weet wiens kinderen moeten wennen aan de zomertijd.
Het is ook geen onschuldige keuze, en dat komt vooral door dat idee dat tijd gelijk is aan geld. Niet alleen heeft tijdmeten ervoor gezorgd dat mensen worden uitgebuit, ook de planeet wordt uitgebuit.
Odell beschrijft hoe ze de transcripten van een aandeelhoudersvergadering van BP leest. Op een vraag naar de ontwikkeling van een gasveld verzekert de CEO de aanwezigen dat de uitvoering helemaal ‘op schema’ ligt. Dit was ook een kwestie van de tijdshorizon. Hier regeerde het kwartaalrapport. Logisch, maar het verduistert de langere termijn, waarop de planeet naar de knoppen gaat. En uiteindelijk, schrijft Odell, is het de tijd van het bedrijfsleven die de wereld domineert. ‘Ik leef op hun klok.’
Tijd = meer dan een doortikkende klok
Iedereen die leeft, weet dat tijd meer is dan de alsmaar doortikkende klok. ‘Onder het raster van het tijdschema kennen we allemaal vele andere soorten tijd: de rekbare kwaliteit van wachten en verlangen, de manier waarop het heden plotseling kan aanvoelen als doorregen met jeugdherinneringen, het langzame maar zekere verloop van een zwangerschap, of de tijd die nodig is om te genezen van verwondingen, fysiek of emotioneel.’
Maar wat is dan het alternatief voor de abstracte tijd die de wereld regeert? Het kan helpen om naar volken te kijken die het anders deden of doen. Zoals de Amondawa, een Amazone-stam die tijd niet ziet als iets abstracts.* Maar, stelt Odell, dat is voor iemand met een westerse blik lastig te bevatten.
En zij raakt er zelf te vluchtig aan om zo’n andere visie ook echt te doorvoelen. Gestandaardiseerde tijd is waar ik aan gewend ben, net als veel andere lezers, dus ik heb flink wat hulp nodig om me een andere tijd voor te stellen. (Het hielp niet dat mijn e-reader aangaf hoeveel uur ik nog te lezen had.)
Odell heeft een meanderend, soms ronduit ingewikkeld, boek geschreven waar heel veel ideeën in samenkomen. Maar zoals een goed boek dat kan, greep het me bij vlagen zo dat mijn gevoel van tijd veranderde. Het stond stil, strekte zich dan weer uit. Voor heel even leefde ik op een andere klok.