Vijf prachtige non-fictieboeken voor op vakantie
De komende week tippen onze correspondenten vakantievoer: boeken, films, series of games voor waar dan ook ter wereld. Voor het gemak onderscheiden we zeven categorieën. Vandaag: non-fictieboeken.
1. The Information − James Gleick
Dit is het enige boek dat ik drie keer heb gelezen, en ook de laatste keer (tijdens mijn recente vakantie) stond ik weer versteld van de rijkdom ervan. Auteur James Gleick behandelt de geschiedenis van informatie: wat is het, hoe hebben we het getemd en hoe worden we er nu door overspoeld?
Gleick leidt je langs Afrikaanse stammen, een negentiende-eeuwse uitvinder, de telegraaf en de grondleggers van de hedendaagse computer
Verwacht in dit boek geen geklets over hypes, maar een rigoureuze uitleg over wat informatie nu precies is. Hoe kan het bijvoorbeeld dat objecten, zoals schakelaars, kunnen rekenen? Gleick leidt je langs Afrikaanse stammen, een negentiende-eeuwse uitvinder, de telegraaf en de grondleggers van de hedendaagse computer, zoals Alan Turing en Claude Shannon. Maar The Information gaat ook over logica, biologie en het groeiende besef in de wetenschap dat informatie misschien het meest elementaire ‘iets’ is van ons universum. In twee woorden: mind blowing.
2. Another Great Day at Sea − Geoff Dyer
Geoff Dyer is een Engelse essayist die onder meer The Ongoing Moment schreef, over fotografie, en de bundel Otherwise Known as the Human Condition. In zijn nieuwste boek, Another Great Day at Sea, schrijft hij over de tijd die hij doorbracht aan boord van de USS George HW Bush.
Dit Amerikaanse supervliegdekschip, met een lengte van ruim driehonderd meter en een bemanning van zo’n vijfduizend mariniers, is als een kleine stad op zich – maar dan wel een stad waar een strikte hiërarchie heerst, iedereen het grootste vertrouwen heeft in technologie, en waar continu helikopters en vliegtuigen landen en weer opstijgen.
Dyer, een slungelige schrijver van over de vijftig, die bovendien erg gesteld is op zijn privacy en ook een kieskeurige eter is, valt ontzettend uit de toon - en maakt daar geen geheim van. De manier waarop hij verslag doet van zijn ontmoetingen met onder meer piloten, ingenieurs, de pastoor en de kok is geestig, vol zelfspot en vol schaamteloze fascinatie. Hoewel Dyer zelf een zeer belangrijk onderdeel is van dit boek, leer je toch ook heel wat bij over de wondere wereld van supervliegdekschepen – wie daar wonen en werken, wat ze willen en wat ze verwachten van dit onwaarschijnlijke staaltje techniek.
3. Tussen het tuig − Bill Buford
Pas toen hij bloedend in een Italiaanse steeg lag, terwijl in de verte zijn reisgenoten ‘England! England!’ scandeerden, en er zo hard op zijn nieren werd ingetrapt dat hij zich afvroeg of hij ooit nog thuis zou komen, besefte Bill Buford wat hij gedaan had. Wat hij geworden was.
Als de Amerikaanse journalist Buford in Engeland gaat wonen, raakt hij gefascineerd door de Britse voetbalhooligancultuur. Het buitensporige geweld, onder het mom van een soort allesoverheersende clubliefde: hoe kan dat ooit gerechtvaardigd zijn? Buford infiltreert de gevaarlijkste harde kernen van Engeland en maakt kennis met een paar van de meest bizarre figuren uit de moderne literatuur.
Buford infiltreert de gevaarlijkste harde kernen van Engeland en maakt kennis met een paar van de meest bizarre figuren uit de moderne literatuur
Hij ontmoet de man die doordeweeks een keurige baan bij de gemeente heeft, maar ’s weekends twintig liter bier per dag drinkt en er middels bedreiging en afpersing voor zorgt dat mensen met een stadionverbod alsnog met hun club mee kunnen reizen. En de man die zijn aartsvijand van een andere harde kern op de grond pinde, zijn mond op zijn oogkas zette, het oog eruit zoog, kapot beet, en uitspuugde. Daarna ging hij naar huis en nam hij zijn vrouw en kinderen mee om bij de Burger King te gaan eten.
Acht jaar lang is Buford vrijwel fulltime bezig met het hooligan-zijn, en de aanvankelijk journalistieke vraag: ‘wat bezielt deze hooligans?’ verandert in de vraag hoe ver Buford zelf kan en wil gaan. Niet meer in de naam van de journalistiek, maar in de naam van de club. Geen ander boek ter wereld heeft de manier waarop ik zelf reportages maak meer beinvloed dan Tussen het tuig;niet observeren, maar meeleven.
4. Africa. Altered States, Ordinary Miracles − Richard Dowden
De titel van dit boek is ongelukkig gekozen. Een boek dat ‘Afrika’ heet gaat het natuurlijk nooit goed doen bij het grote publiek. En dat is jammer, want dit boek is niet alleen interessant voor Afrika-geeks, zoals ik, maar ook voor mensen die Afrika als een grote onbekende vlek op de landkaart beschouwen. Dowden is namelijk een meesterverteller, die vrijwel zijn hele carrière als journalist doorbracht op het continent. Zijn enorme kennis resulteert niet in zware kost, maar in een licht boek vol hilarische anekdotes en thrillerachtige vertellingen.
Hij beschrijft het Afrikaanse continent aan de hand van persoonlijke verhalen, en daarmee haalt hij wat ver weg is, heel dichtbij
In dit boek schetst Dowden de enorme verschillen in Afrika (West-Afrikanen en Oost-Afrikanen verschillen volgens Dowden meer van elkaar dan Turken en Zweden), de geschiedenis, de mythes en de problemen van een continent in opkomst. Hij beschrijft het continent aan de hand van persoonlijke verhalen, en daarmee haalt hij wat ver weg is, heel dichtbij. Laat je dus niet afschrikken door de titel (of de wellicht nog slechtere ondertitel) − dit boek leest als een heerlijke roman. En wie weet wil het grote publiek hierna nóg wel eens iets over Afrika lezen.
5. Ex. Over een land dat zoek is − Peter Vermeersch
Met Ex. Over een land dat zoek is debuteerde de Vlaamse onderzoeker Peter Vermeersch dit najaar ijzersterk in de Nederlandse letteren. Het boek werd overal bejubeld. De Morgen noemde het ‘subliem’, De Correspondent noemde het ‘schitterend’, De Standaard vond het ‘literaire non-fictie op zijn best’, Manon Uphoff (in NRC Handelsblad) sprak van een ‘wervelende, melancholische, dan weer hoopvol stemmende tocht’. Ik zeg het maar, want ik ken de auteur en anders verdenkt u mij van ‘voortrekkerij’.
Peter Vermeersch toogde door het voormalige Joegoslavië (vandaar de ‘ex’ in de titel) en gaat er op zoek − niet naar de resten van de oorlog, maar naar hoe mensen vandaag hun leven weer vormgeven. Hij noemt zich een etnograaf van het alledaagse, hij reist rond, luistert en struint. Zijn methodologie? Het doedelen. Zijn stijl? Puntgaaf. Veel weemoed, veel humor, veel wijsheid.