Niet te geloven: hoe te veel aandacht voor nepnieuws het échte nieuws ondermijnt
Er is in media en politiek veel aandacht voor nepnieuws en desinformatie. Al die aandacht heeft negatieve gevolgen, ontdekten Amsterdamse onderzoekers: mensen kunnen het echte nieuws er minder door gaan geloven.
Er is weinig waar mensen zich drukker over maken dan over online misinformatie. Om precies te zijn: alleen de opwarming van de aarde baart ons meer zorgen. We zien misinformatie als een zeer grote bedreiging – groter dan een ontwrichtende cyberaanval, dodelijke epidemie of ontsporende economie.
Dat bleek vorig jaar uit een enquête van Pew Research Center onder 24.525 volwassenen uit negentien landen. In Nederland beschouwt 77 procent de opwarming als een major threat; 75 procent vreest voor het effect van nepnieuws en desinformatie.
Tegelijkertijd blijkt uit veel ander onderzoek dat misinformatie – de parapluterm voor nepnieuws en desinformatie – niet zo heel veel voorkomt. Het maakt slechts een klein onderdeel uit van het gemiddelde mediadieet. De doorsnee mediagebruiker krijgt er niet zo veel van mee.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat misinformatie onschadelijk is, maar deze disbalans tussen angst en empirie roept wel vragen op. Zoals: wordt het gevaar van misinformatie niet te groot gemaakt door media en politiek? En wat betekent het als we bang zijn voor iets dat minder invloed heeft dan we denken?
Of, zoals drie communicatiewetenschappers van de Universiteit van Amsterdam stellen in een recent paper:* kan de vele media-aandacht voor misinformatie ook negatieve neveneffecten hebben? En in het bijzonder: kan het idee dat misinformatie een groot maatschappelijk gevaar is ervoor zorgen dat mensen aan de geloofwaardigheid van informatie in het algemeen gaan twijfelen?
Veel media-aandacht? Dan lijken gevaren groter dan ze zijn
‘Misinformatie is van alle tijden’, legt eerste auteur Toni van der Meer uit. ‘Maar de afgelopen jaren staan onderwerpen als nepnieuws en desinformatie heel hoog op de media-agenda. En we weten uit veel onderzoek dat bovenmatig veel media-aandacht voor een bepaald gevaar dit gevaar groter kan doen lijken dan het in werkelijkheid is.’ Denk: vliegtuigrampen.
Van der Meer en zijn collega’s vroegen zich af of nieuwsmedia zichzelf met al die aandacht niet onbewust in de vingers snijden en hun eigen geloofwaardigheid ondermijnen. ‘Want als je continu wordt gewaarschuwd om op je hoede te zijn voor misinformatie, word je ook bovenmatig kritisch op informatie die wél deugt, die daarmee automatisch minder betrouwbaar lijkt.’
De onderzoekers lieten 1.305 mensen de accuraatheid van nieuwsberichten beoordelen. Eerst kregen verschillende groepen verschillende informatie te zien. Eén groep kreeg misinformatie te zien, een andere misinformatie én een factcheck van die misinformatie. Weer een andere groep kreeg een bericht te zien waarin stond dat misinformatie veel voorkomt, en weer een andere kreeg een uitleg over hoe je misinformatie kunt herkennen.
Als je mensen waarschuwt voor misinformatie, beïnvloedt dat hun vertrouwen in authentiek nieuws
Vervolgens kregen álle groepen verschillende authentieke nieuwsberichten voorgeschoteld met de vraag: klopt dit? De voornaamste bevinding: als je mensen waarschuwt voor misinformatie – ‘het komt veel voor’ – dan heeft dat een vergelijkbaar negatief effect als het zien van alleen de misinformatie; de proefpersonen gaven nieuwsberichten dezelfde negatieve geloofwaardigheidsscore.
Dat lijkt er dus op te wijzen dat het waarschuwen voor de dreiging van misinformatie kan leiden tot algemeen wantrouwen in authentiek nieuws.
Het onderzoek was experimenteel en relatief kleinschalig. Je kunt er dus niet al te grote conclusies aan verbinden. De onderzoekers voerden het bovendien uit in de Verenigde Staten, waardoor de resultaten niet een-op-een toe te passen zijn op de Nederlandse context.
Maar de resultaten sluiten wel aan bij een groeiend aantal onderzoeken die laten zien dat de aandacht en angst voor misinformatie uit de pas lijken te lopen met de daadwerkelijke omvang ervan. De Amsterdamse communicatiewetenschappers voegen daar een mogelijk zorgelijk neveneffect aan toe: dat al die aandacht en angst kan leiden tot een onterecht wantrouwen in betrouwbaar nieuws.
‘Nepnieuws en desinformatie zijn onderwerpen waarover veel gesproken wordt in de media’, duidt Van der Meer. ‘Als mensen dan niet weten dat het relatief weinig voorkomt, maar wel horen dat er veel overheidsbeleid op gemaakt wordt, en het afgeschilderd wordt als een van de grootste gevaren in onze huidige mediasamenleving, dan kan het resultaat zijn dat mensen minder mediawijs worden. Ze vinden het dan steeds lastiger om nieuws te beoordelen.’
Was je verbaasd over de resultaten?
‘We hadden dit wel een beetje verwacht. We maakten gebruik van de truth default-theorie, die stelt dat mensen automatisch informatie vertrouwen – behalve als zij geprimed worden om dat niet te doen. Als mensen signalen krijgen dat zij misleid worden, zullen zij aan de informatie die volgt gaan twijfelen. Zo werkt communicatie met de mensen om je heen ook grotendeels: je gaat er meestal van uit dat zij jou betrouwbare informatie geven – omdat dit ook zo is. Totdat je een signaal krijgt waardoor je daaraan gaat twijfelen. Dan kan het omslaan.’
Welke conclusie trek jij uit het experiment?
‘Het is inderdaad zo dat misinformatie heel prominent in mensen hun hoofd en gedachten gaat zitten als er zo veel aandacht voor is. Het maakt mensen kritisch of zelfs sceptisch over álle informatie die ze tegenkomen. Het probleem is dat vaak de context over misinformatie ontbreekt – namelijk dat het eigenlijk niet zo veel voorkomt – met als gevaar dat er een tunnelvisie ontstaat en mensen continu bang zijn misinformatie te zien en foutief geïnformeerd te worden.’
Is misinformatie dan helemaal geen probleem?
‘Ik denk dat je de effecten van misinformatie niet volledig weg moet wuiven. Maar de voorbeelden van gevaarlijke effecten zijn relatief beperkt. Neem gebeurtenissen als Pizzagate en de bestorming van het Capitool. Beide zijn gebaseerd op misinformatie. Zij vormen het bewijs dat misinformatie verregaande gevolgen kan hebben.
‘Je moet die mogelijke gevolgen wel contextualiseren en relativeren. Maar dat is niet makkelijk: de informatieomgeving is complex geworden, met sociale media en de hoeveelheid bronnen.’
Wat bedoel je precies met contextualiseren?
‘Als het over misinformatie gaat, moet je blijven aangeven dat het weinig voorkomt en ervoor zorgen dat mensen niet te sceptisch worden. Kritisch zijn is belangrijk, maar mensen hoeven niet continu op hun hoede te zijn, want het meeste nieuws is gewoon te vertrouwen. De meeste nieuwsbronnen hebben niet de intentie jou te misleiden.’
Waarom is die scepsis een probleem?
‘Stel dat 99 van de 100 nieuwsberichten betrouwbaar is, dan ben je die kritische, sceptische blik min of meer continu aan het toepassen op betrouwbaar nieuws. Ik kan mij voorstellen dat nieuwsconsumptie dan heel intensief en verwarrend wordt: is dit misleiding? Waar moet ik mijn nieuws vandaan halen? Moet ik alles factchecken? Je wil wel dat mensen het nieuws blijven consumeren. Het is belangrijk om geïnformeerde kiezers te hebben.’
Moeten we het gevaar van misinformatie dan maar gewoon negeren?
‘Nee, maar we weten nog niet wat de beste manier is om misinformatie te bestrijden. Je moet heel voorzichtig zijn met het geven van aandacht aan iets dat relatief weinig voorkomt en mogelijk negatieve neveneffecten heeft.
‘Veel misinformatie wordt nu bestreden met factchecks en bewustwordingscampagnes, maar minstens zo belangrijk is de vraag hoe het vertrouwen in traditioneel nieuws kan blijven bestaan. Dan moet je misschien niet zozeer op reactieve oplossingen gaan zitten, maar meer op proactieve.’
Zoals?
‘Vormen van mediatraining, idealiter al op scholen, waar meer verteld wordt over hoe media tot stand komen, hoe weinig misinformatie daadwerkelijk voorkomt, hoe je kunt navigeren in het complexe medialandschap, dat kan heel erg helpen.
‘Het vraagt ook om journalistieke zelfreflectie. Clickbait en sensationaliseren hebben de stap van echt naar nepnieuws kleiner gemaakt. Maar media zouden ook kritisch kunnen kijken naar de manier waarop zij over misinformatie berichten, en ervoor waken dat de waarschuwing geen katalysator wordt voor precies hetgeen waarvoor zij waarschuwen.’