De toetsrevolutie is begonnen. Dit zijn de rebellen (in opleiding)

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustraties door Sophie Smeets (Voor de Correspondent)

Onder de naam ‘Toetsrevolutie’ probeert een groep leraren het onderwijs te veranderen. Het doel: gemotiveerde leerlingen en minder stress.

Tijdens het derde uur vindt in lokaal BINAS 1 op het Amadeus Lyceum in Vleuten een revolutie plaats.

Docent scheikunde Lennart Verton (40) wil dat z’n leerlingen stil zijn. ‘Maak de opgave ALLEEN, geen overleg’, staat op het bord. In die opgave moeten leerlingen berekenen hoeveel gram verbrandingsproduct er ontstaat wanneer 280 gram koolstofmonoxide wordt verbrand. Op de achterkant van het bord heeft Verton drie aanwijzingen gezet. Leerlingen die vastlopen kunnen een kijkje nemen.

Ik loop een dag mee op het Amadeus Lyceum omdat ik meer wil weten over een beweging waar ik al vaker over gehoord heb. Eentje die populair is in het onderwijs, maar waarvan ik nooit echt begrepen heb wat die behelst. Onder de naam probeert een groep (voormalig) leraren het onderwijs te veranderen door ‘formatief handelen’ de klaslokalen in te krijgen. Verton en zijn collega Niels van den Berg (37) volgen een tweejarig traject bij Toetsrevolutie om ‘schoolexpert formatief handelen’ te worden.

‘Toetsrevolutie’. Dat klinkt als iets waar je bij wilt zijn.

‘Formatief handelen’. Dat klinkt als iets waar je halverwege bij in slaap dommelt.

Het kan in ieder geval geen kwaad eens langs te gaan bij twee rebellen in opleiding die de revolutie niet alleen prediken, maar ook in praktijk brengen – dacht ik. Want blijkt dat Nederlandse leerlingen minder gemotiveerd zijn dan hun klasgenoten Ze gaan naar school omdat het moet, niet omdat ze zo graag willen leren. ‘Toch doen scholen nog steeds te weinig om de motivatie van leerlingen te verbeteren’,

Verton en Van den Berg hopen door formatief handelen hun klassen in te brengen iets aan die beroerde motivatie van leerlingen te doen. Ik zit achter in de klas op een krukje. Van den Berg, een enthousiaste muziekdocent met een knotje, zit naast me in het lokaal. Hij duidt wat ik zie.

Van den Berg: ‘Leerlingen zijn heel erg gewend te denken: hoe kan ik ervoor zorgen dat ik nú het goede antwoord geef? Bijvoorbeeld door in een boek te kijken of te overleggen. Maar dan haal je dus dat hele ding weg van zelf nadenken over het antwoord. Terwijl daar de magie gebeurt.’

Collega Verton loopt door de stille klas. ‘Hou vol!’

Van den Berg fluistert: ‘Nu kan niemand ontsnappen. Iedereen moet voor zichzelf met deze opdracht aan de slag, want op de toets hebben ze ook geen boek of klasgenoot met wie ze kunnen overleggen. Hier mogen ze nog op hun snuit gaan.’

Als de leerlingen in stilte aan de opgave hebben gewerkt, neemt Verton weer het woord: ‘Pittig hè, mensen, even zelf denken? Potverdikkie. Maar wat ik wel zag gebeuren, en dat vind ik een hele mooie, is dat mensen zichzelf eigenlijk feedback aan het geven zijn.’

Het stappenplan van de revolutie

Aan het eind van de lesdag spreek ik Verton en Van den Berg, de twee revolutionairen in opleiding, in een lokaal dat uitkijkt op een grote, open ruimte met werkbanken – daar wordt techniek gegeven.

Kort daarvoor heb ik een stukje van Van den Bergs muziekles gezien. Daarin moesten leerlingen aan de hand van drie YouTube-video’s van bandjes die hetzelfde nummer speelden, opschrijven wat ieder bandje goed deed en wat er nog beter kon. Daarna stoven de leerlingen uiteen om in hun eigen bandjes te oefenen.

‘Kwaliteitsbesef’, heet dat. Het gaat erom dat leerlingen nadenken over wat goed is en wat niet, zodat ze weten wat er van hen verwacht wordt. En dat past dus echt bij formatief handelen. Want, leer ik van Verton en Van den Berg, de revolutie bestaat uit een didactisch pakket van drie dingen: kwaliteitsbesef, het formatief handelen zelf, en feedback.

Verton: ‘Ik zou het heel mooi vinden als we duidelijk zouden krijgen – ook naar je lezers – wat het eigenlijk wel en niet is. Er zijn heel veel misvattingen.’

Ze leggen me dan ook graag, héél graag uit waar ze op hun school mee bezig zijn. De revolutie bestaat uit vijf stappen, vertellen ze.

Stap één gebeurt helemaal in je koppie: checken wat leerlingen moeten weten voor ze de les binnenstappen

Van den Berg: ‘Stap één gebeurt helemaal in je koppie: checken wat leerlingen moeten weten voor ze de les binnenstappen.’ In stap twee bedenkt de leraar vervolgens een eenvoudige opdracht om dat te toetsen. In stap drie bepaalt de leraar op basis van de antwoorden hoe hij verder zal gaan met z’n les.

Verton: ‘Vandaag wilde ik eerst checken of leerlingen weten welke verbrandingsproducten er ontstaan bij de verbranding van koolstofmonoxide. Als ze dat niet weten, gaan ze verderop nat.’

Van den Berg: ‘En wat voor product moesten leerlingen maken om jou dat te laten zien?’

Verton: ‘Een meerkeuzevraag waar alle misvattingen over verbrandingsproducten in zaten. De ene helft van de klas had de vraag goed, de andere helft gaf een antwoord met een misvatting. Toen heb ik de beslissing genomen die misvatting te benoemen en door te gaan. Dat is dus echt een beslismoment.’

Van den Berg: ‘Interpreteren, beslissen en kijken wat je vervolgstap is.’

Stap vier van de revolutie heet de ‘landingsplek’, vertelt Van den Berg verder. Daar moeten leerlingen iets doen met de feedback die de leraar in stap drie heeft gegeven. En in stap vijf, ‘die misschien nog wel veel belangrijker is’, gaat de leraar na of stap één tot en met vier nut hebben gehad.

Van den Berg: ‘En hoe vaak die wel niet wordt vergeten!’

Verton: ‘En die was heel leuk, want hij zat er stiekem wel in vandaag. Mijn eerste opdracht was een verbrandingsreactie. In die opdracht vergaten mensen een En in een vervolgopdracht zat dat O’tje er weer in.’

Van den Berg: ‘Dan zit-ie dus in een toepassingsding, in iets nieuws, waardoor-ie veel waardevoller is! Dus dat is echt top. Vet.’

Wat voor revolutie is de Toetsrevolutie?

Maar met wat voor revolutie hebben we hier dan te maken? In ieder geval niet een van het soort waarbij de revolutionairen met hooivorken de troon bestormen en de machthebbers onder de guillotine belanden.

Misschien dat de geschiedenis van de revolutie een antwoord biedt.

Want formatief handelen heette eerst ‘formatief toetsen’ en stond tegenover ‘summatief toetsen’. Een summatieve toets is een beoordeling aan het eind van een leerproces, die bepaalt wat voor cijfer een leerling krijgt, of dat een leerling zakt of slaagt. Een formatieve toets is geen beoordeling, maar is gericht op groei. Een leraar kan met zo’n formatieve toets zien wat een leerling al wel en niet weet en geeft feedback, waardoor een leerling inzicht krijgt in wat hij nog moet leren.

In het onderwijs, menen de formatief handelaars, lopen die twee te veel door elkaar. Leerlingen ervaren al tijdens de lessen in aanloop naar een toets dat ze beoordeeld worden. Gevolg is dat ze ook tijdens het leren al geen fouten durven maken.

Dus, zeggen Verton en Van den Berg, eigenlijk is dat formatief toetsen geen manier van toetsen, maar een ‘didactiek’: een manier om leerlingen iets te leren. De Formatief Handelaar is voortdurend bezig te achterhalen wat er in het hoofd van z’n leerlingen gebeurt, om op basis daarvan te beslissen wat de beste vervolgstap is.

Voilà, dat is het dus. Toetsrevolutie gaat niet zozeer over toetsen, en is ook geen revolutie van het bloederige soort. Misschien dat er daarom nogal wat misvattingen over bestaan.

De Toetsrevolutie is eerder een paleisrevolutie, waarbij niets omver wordt geworpen, maar de poppetjes veranderen. Want wat anders is ‘formatief handelen’ dan gewoon goed lesgeven, zoals leraren al tig jaar proberen te doen? Dat er een revolutie nodig is om goed les te geven, zegt iets over de staat van het onderwijs.

Verton en Van den Berg zien dat hun leerlingen gemotiveerder zijn sinds ze zijn begonnen met formatief handelen. Omdat ze tijdens de lessen fouten mogen maken en beter voorbereid zijn op de – summatieve – toets aan het eind.

Van den Berg: ‘Eerst gooide ik altijd informatie over het hek, deed ik m’n vingers gekruist en hoopte ik bij de toets dat het goed ging komen. Dan zei ik: “Jongens, veel oefenen, hè!”’

Verton: ‘Als ik leerlingen nu vraag hoe de toets ging, zeggen ze: “Nou, dat was geen verrassing.”’

Van den Berg: ‘Dat is wat je wilt.’

Hij kijkt naar de smartphone waarmee ik ons gesprek opneem. ‘En dan nu, lieve luisteraar: wat waren ook alweer stap één en stap twee van het model? Je krijgt even een paar seconden om erover na te denken.’

Meer lezen?