Mijn veertigste levensjaar vangt aan op Vlieland. Het is koud en ik ben misselijk, vermoedelijk door de oesters die mijn vriend de dag ervoor van het Wad had geraapt en die we samen hadden verorberd, onszelf feliciterend met deze hoorn des overvloeds, gratis en voor niets, recht uit de zee.

Ik krijg mijn kadootjes op bed. Mijn dochter geeft me een paar sokken, mijn zoon een tekening waarop ik eruitzie als een klein, jarig heksje, met een verfrommeld gezichtje en wallen onder haar oogjes. Van mijn vriend krijg ik concertkaartjes en een verjaardagskaart: ‘Gefeliciteerd’, staat erop. ‘Nog even geen midlife.’

Maar als ik niet van middelbare leeftijd ben, wie dan wel?

Ik open Google, tik ‘midlife’ in.

Google: ‘Did you mean midlife crisis?’

We kijken naar de eerste twee afleveringen van waarin hoofdpersoon Toby Fleishman, een arts in de Upper East Side van New York, net weg is bij zijn vrouw Rachel. Hij heeft van die gelegenheid gebruikgemaakt om opnieuw contact te leggen met zijn oude studievrienden Seth en Libby, én om zich te verlustigen aan de hoorn des overvloeds die Tinder heet.

De problemen beginnen wanneer Rachel hun twee kinderen onaangekondigd afzet bij Toby; ze vertrekt naar een yogaretraite, waarna ze spoorloos verdwijnt.

‘Die serie moet je zien’, had een vriendin gezegd. ‘Hij gaat over ons.’

‘Deze serie gaat over ons’, herhaal ik nu tegen mijn vriend. 

‘Niet waar’, zegt hij. ‘Wij zijn niet uit elkaar.’

Ik: ‘Ik bedoel dat het over onze levensfase gaat. Over mensen met kinderen en banen en vrienden die scheiden. Over hoe het is om van middelbare leeftijd te zijn.’

Mijn vriend: ‘Jij bent nog niet van middelbare leeftijd.’

We kijken zwijgend naar Toby, die zich vertwijfeld afvraagt hoe hij hier in vredesnaam terecht is gekomen. Hier: in deze situatie met zijn vermiste ex. Maar ook: hier, in dit leven als gescheiden man. En überhaupt: in dit leven, in plaats van alle andere levens die hij had kunnen leiden, op dit halverwege-punt.

Hoe is hij hier terechtgekomen?

1991. Uit de serie The Family Project door Zed Nelson. Copyright © niet te reproduceren zonder toestemming.

Een paar weken voor Vlieland waren we op een technofestival, overdag, wat handig was qua oppas. We stonden in een tent die donker was en afgeladen vol: duizenden dansende mensen, de meesten jonger dan wij. Dat maakte niet uit, wij dansten óók, op een set die eindeloos leek te duren, tot-ie ineens voorbij was.

Het laatste nummer was van de Bee Gees; geen remix, maar het origineel uit 1977. Vreemd genoeg voelde het niet als een stijlbreuk, wat betekende dat de dj ons zonder dat we het doorhadden naar hier had geleid, naar dit punt, waarop duizenden ravers met grote ogen, strakke kaakspieren en bezwete voorhoofden uit volle borst meezongen met het refrein:

‘Stayin’ aliiiiiiiiiiiiive!’

Hoe waren we hier terechtgekomen?

De hele tijd ben je jong, tot je het ineens niet meer bent. Maar waar ligt het omslagpunt? Niet wanneer je studeert, of stage loopt, of begint met werken. Niet wanneer je kinderen krijgt: dan ben je eerst nog jaren een jonge, want nieuwbakken ouder, met kleine kinderen en alle attributen die daarbij horen – kinderwagens, draagzakken, spuugdoekjes, zitjes op de fiets.

En dan, ineens, zonder waarschuwing, hebben de kinderen allebei een eigen fiets, wil mijn zoon niets liever dan gamen en vraagt mijn dochter (die ik gisteren nog in die draagzak droeg, spuugdoekje paraat, maar dit jaar wordt ze tien) of ik haar wil ‘vertellen over vroeger’.

Ik: ‘Vroeger?’

Mijn dochter: ‘Ja, vroeger, hoe de dingen waren in jouw tijd.’

Het is de ineensheid die me onrustig maakt. Kennelijk bevinden mijn kinderen zich wat betekent dat ik óók in een nieuwe fase zit – maar ik heb de markering gemist.

En als ik zonder het door te hebben ineens hier ben aanbeland, wat kan er dan nog meer ineens gebeuren?

Wat de huisarts zei: ‘Jonge vrouwen kunnen een blaasontsteking nog wel te lijf met cranberrysap. Jou schrijf ik een antibioticakuur voor.’

We kijken naar de derde aflevering van Fleishman Is in Trouble, die in zevenmijlslaarzen door het huwelijk van Toby en Rachel loopt. Verliefde eerste dagen, lange wandelingen door de stad, Rachels depressie na de geboorte van hun eerste kind, haar verlangen naar geld, zijn afkeer van poenerigheid, haar carrièresprongen, zijn meer kabbelende loopbaan, hun steeds verdere verwijdering.

Ik merk dat ik zoek naar een markering, een omslagpunt. Ik zoek hét moment waarop Toby en Rachel elkaar begonnen te verliezen – maar ik vind het niet.

‘Deze serie gaat niet over mensen van middelbare leeftijd’, zegt mijn vriend. ‘Hij gaat over mensen met een fucked-up relatie.’

Maar het één sluit het ander niet uit – integendeel.

1994. Uit de serie The Family Project door Zed Nelson. Copyright © niet te reproduceren zonder toestemming.

De term ‘midlifecrisis’ werd in 1965 geïntroduceerd door de Canadese psychoanalyticus Elliott Jaques, in een essay dat ‘Death and the mid-life crisis’ heette.

Het bereiken van het halverwegeleven was chronologisch gezien een simpele zaak, schreef Jaques, maar psychologisch gezien juist erg ingewikkeld. Hij voerde een man op van halverwege de dertig, die vertelde dat zijn leven tot dan toe een ‘eindeloze klim’ had geleken. Maar nu had hij de top van de heuvel bereikt: vóór hem lag alleen nog heuvelaf, en het einde van de weg zag hij ook al liggen. Hij begreep nu dat één leven niet lang genoeg was om alles te doen en bereiken wat hij wilde; het meeste zou ‘onaf en onvoltooid blijven’.

Volgens Jaques was dit dé paradox van midlife: eindelijk bereikte je de bloei van het leven, maar die bloei was meteen al gedateerd – De dood was niet langer een abstract gegeven, niet langer iets wat alleen anderen overkwam. Dat plotselinge besef van eindigheid leidde onvermijdelijk tot een existentiële crisis. Volgens Jaques kon die crisis heftig verlopen of juist mild, maar hoe dan ook: een crisis was het.

Volgens de psychologen was ‘heftig’ de norm: het halverwegeleven, constateerden zij, was een turbulent gebeuren. Mannen – vrouwen kregen beduidend minder aandacht in de vroege realiseerden zich dat ze afscheid moesten nemen van hun oude doelen en idealen en niet eindeloos de tijd meer hadden.

Vervolgens moesten ze opnieuw koers bepalen, waarbij ze vaak ‘experimenterend’ te werk gingen. Lees: ze veranderden tijdelijk in destructieve, potsierlijke of diep ongelukkige wezens, met alle attributen die daarbij horen. De sportauto, het leren jack, de zeilboot, de veel te dure gitaar. Of, minder materieel:

Dat inzicht sloeg aan. Mensen herkenden zichzelf in de midlifecrisis of grepen haar aan om het gedrag van de mensen om hen heen te verklaren. Dit ging snel: in minder dan twee decennia groeide de midlifecrisis uit tot een wijdverbreid

Vermoedelijk heeft mijn onrust ook hiermee te maken: het enige script dat de cultuur voor deze levensfase voorhanden lijkt te hebben, is het script van crisis. Van irrationele oprispingen, ongemakkelijke kledingkeuzes, radicale koerswijzigingen. En vooral: van schade en verlies, van dingen die kapot- en voorbijgaan, van verval en doodsangst en spijt. Is dat echt het enige dat het halverwegeleven te bieden heeft? Wie heeft daar nou zin in?

Misschien blijft mijn vriend daarom bezweren dat ik nog niet van middelbare leeftijd ben. En misschien hanteer ik daarom de tegenovergestelde strategie – ik omarm het. Ik zoek naar boeken en artikelen over midlife, kijk naar series die erover gaan, stuur elk gesprek met leeftijdgenoten richting het halverwegeleven. Ik som de tekenen op waaruit blijkt dat het heus al lang is begonnen:

De vriendin die ik hielp verhuizen na haar scheiding, de halve inboedel die meeging, het half onttakelde huis dat ze achterliet: midlife.

Dat ik geen idee had hoe druk het eigenlijk is bij het pontje richting stad, op zaterdagnacht rond een uur of drie: midlife.

De vergaderingen van de ondernemingsraad, de mobiliteitswerkgroep, de groencommissie: midlife, midlife, midlife!

Ook dit zijn bezweringen, profylactische pogingen: hoe drukker ik mij er nu over maak, hoe meer het uiteindelijk misschien wel meevalt.

En dus vertel ik mijn vriend over de scenario’s die ik soms uitwerk in mijn hoofd, alle manieren waarop ik hoop dat ons leven samen zich níét zal ontvouwen. ‘Wat mij het ergste lijkt’, zeg ik, ‘is dat we uit elkaar zijn, en dan ergens afspreken om koffie te drinken.’

1997. Uit de serie The Family Project door Zed Nelson. Copyright © niet te reproduceren zonder toestemming.

In de krant: een interview met een schrijver van begin dertig. Hij verbaast zich over de mensen om zich heen, hoe ze ‘moedwillig een leven in tuimelen waar ze tien jaar geleden nog op foeterden’ – een gezin, een huis met tuin buiten de stad, een baan die zekerheid biedt (nee: líjkt te bieden).

Veel mensen beginnen met het idee ‘dat ze er iets van gaan maken’, zegt hij, dat het groots en meeslepend zal worden, om uiteindelijk toch te kiezen voor het platgetreden pad, het cliché, het burgerlijke bestaan. Midlife!

Wat een vriendin zei: ‘Het wordt óf een nieuwe baan, óf een derde kind, óf een affaire.’

In Fleishman Is in Trouble blijkt Rachel inderdaad een affaire te hebben, het vreemdgaan een symptoom, geen oorzaak, van haar falende huwelijk met Toby.

Mijn vriend, tijdens een scène van weer een echtelijke ruzie: ‘Maar wat heeft dit nou precies te maken met midlife?’

Misschien alleen dit: je hebt een bepaalde hoeveelheid tijd nodig om een spel uit te spelen. Het wederzijdse onbegrip lag altijd al in de relatie tussen Toby en Rachel besloten. In het begin faciliteerde dat onbegrip hun liefde, want op wie je nog niet door en door kent kun je een heleboel projecteren; op het eind maakt het hen kapot. En dat gaat zoals de dingen wel vaker gaan: niet met een omslagpunt, maar geleidelijk, en min of meer vanzelf.

Wie wél op tamelijk klassieke wijze worstelt met het halverwegeleven, daar zijn mijn vriend en ik het over eens, is Toby’s vriendin Libby. Als twintiger was ze een ambitieus schrijver bij een mannentijdschrift – ze ging er iets van maken. Als veertiger realiseert ze zich dat de kaarten allang zijn geschud, dat zij als vrouw in een mannenwereld nooit hetzelfde zal bereiken als mannen. Ze neemt ontslag om een boek te schrijven, maar dat komt niet van de grond.

Toby’s echtscheiding en seksuele escapades fascineren haar mateloos – niet omdat ze zelf ook weg zou willen bij haar echtgenoot, maar door de belofte die ervan uitgaat: de belofte van een nieuw begin, een ander leven, herwonnen vrijheid.

Want dat is wat Libby het meeste mist, nu ze zichzelf onverhoopt terugvindt als thuisblijfmoeder in New Jersey: de vrijheid van haar vroegere zelf. De vrijheid waar iemand zonder kinderen en al te grote verplichtingen rijkelijk over beschikt, vaak zonder het zelf door te hebben. In Toby’s nieuwe vrijgezellenbestaan weerklinken echo’s van die vrijheid. En dus verliest Libby zich in het wel en wee van de arts; haar eigen gezin verdwijnt hoe langer hoe meer naar de achtergrond.

Pas aan het eind van de serie beseft Libby dat ze met vluchten haar jongere, vrije zelf niet terugkrijgt: ‘Je kunt het toch niet winnen van de tijd.’

Je kunt het een crisis noemen. Of gewoon: voortschrijdend inzicht.

De oppas vraagt naar welk concert we gaan. 

‘Die ken ik niet’, zegt ze, wanneer ik de naam noem van de artiest.

‘Oudemensenmuziek’, verklaart mijn vriend.

Ze zit op een kruk, de artiest, ze schudt na elk nummer haar lange haren naar achter en herschikt de schouderband van haar gitaar. Die kruk begint eindelijk te wennen, vertelt ze: ‘I’m in my sitting era, now that I’m in my mid-thirties.

Ze heeft lang genoeg gestaan. Nu is haar zit-tijdperk aangebroken.

1998. Uit de serie The Family Project door Zed Nelson. Copyright © niet te reproduceren zonder toestemming.

In de jaren negentig besloot een groep Amerikaanse psychologen te onderzoeken hoe wijdverbreid de midlifecrisis nu werkelijk was. Ze interviewden ruim zevenduizend mensen, en wat bleek: de meesten van hen maakten helemaal geen crisis door. Sterker: hoe ouder mensen werden, hoe minder ze werden geplaagd door allerhande psychische

Ook andere onderzoekers gingen in de jaren daarna op zoek naar de midlifecrisis en konden haar bijna niet vinden, rapporteert wetenschapsjournalist Barbara Bradley Hagerty in haar boek Meta-analyses en langlopende studies lieten zien dat een crisis allesbehalve onvermijdelijk is. Niet de overgrote meerderheid, maar hooguit zo’n 10 procent van de onderzochte midlifers voldeed aan het beeld dat Jaques had geschetst.

Wat onderzoekers wel ontdekten, is dat ‘geluk’ gedurende de levensloop We zijn relatief gelukkig als we jong en oud zijn; halverwege is ons geluksniveau het laagst. Niet zozeer een midlifecrisis dus, maar wel een midlifedip.

Daar zijn verschillende verklaringen voor. Halverwege het leven realiseren we ons dat de doelen die we als tieners of twintigers hadden gesteld niet haalbaar zijn (dus toch!). Dat maakt ons sip, maar het goede nieuws is: wanneer we na verloop van tijd nieuwe, beter te bereiken doelen omarmen, gaat ons geluksniveau alweer omhoog.

Ook is het halverwegeleven vaak erg vol. Vol verantwoordelijkheden, verplichtingen, zorgen en verlies – gemiste carrièrekansen, kwakkelende ouders, zieke of gescheiden vrienden, hi Libby! – en dus vol mogelijke redenen voor verdriet en stress.

Maar, schrijft Hagerty, die volheid is tegelijkertijd ‘het bewijs van een rijk leven’. Alleen wie veel heeft, kan veel verliezen. Tegenover de midlifedip in geluk, ontdekte zij, staat dan ook een piek aan betekenis.

Het script van de midlifecrisis is dus vooral dat: een script. Eén verhaal. Een mythe die we aan elkaar doorvertellen, in gesprekken en boeken, in en in series. Om er vervolgens overdreven op te anticiperen of juist van weg te rennen: Gefeliciteerd, nog even geen midlife.

We kunnen andere verhalen vertellen.

In The New York Times: een publicatie over hoe midlife niet meer is De oudste millennials bereiken nu de middelbare leeftijd, aldus de krant, maar hun – onze – levens zijn vaak nog veel te onzeker en instabiel voor een crisis.

Of nou ja, aan externe crises geen gebrek: huizen zijn onbetaalbaar, de combinatie van werk en gezin is de aarde warmt op en iedereen is boos op elkaar. Maar een midlifecrisis? Dát is een privilege. Rijke mensen zoals Toby en Rachel en Libby kunnen zich er misschien nog een veroorloven, maar de meesten van ons zijn nog steeds druk aan het klimmen, met geen idee wanneer – óf – we de top van de heuvel zullen bereiken.

Het is alsof de tijdgeest, die nog altijd weinig anders biedt dan het script van de crisis, volledig uit de pas loopt met de tijd, waarin zo’n crisis voor bijna niemand meer is weggelegd.

Het is een pijnlijke diagnose, die op een perverse manier ook bevrijdend is: een ander verhaal.

Wat de jonge schrijver zei in de krant, dat mensen ondanks hun jeugdige idealen kiezen voor het cliché. Zijn die jeugdige idealen, dat geloof dat je er iets van gaat maken, niet óók een cliché? Zijn die niet net zo goed gebaseerd op een tamelijk beperkt script?

Beperkt en onwaarachtig: want hoe vrij was schrijver Libby nou helemaal, als twintiger die zich niets belangrijkers kon voorstellen dan in de voetsporen treden van haar held, een vrouwenhatende, onthechte, over het paard getilde oude journalist?

Wat als we voortdurend veranderen, met de tijd, en onze voorkeuren dus ook? Wat als we in dat proces niet alleen afscheid nemen van wie we vroeger waren of wilden worden, maar ook iets nieuws kunnen omarmen? Nieuwe verlangens, nieuwe – haalbare – doelen, een nieuw soort vrijheid?

De vrijheid van de artiest die geen zin heeft om te staan en daarom nu gaat zitten.

De vrijheid van de vakman die eindelijk zijn vak beheerst, en daarom vrij is om af te wijken van de regels.

De vrijheid van Libby, die uiteindelijk teruggaat naar haar gezin en naar haar huis, waar de koelkastdeur voortdurend openvalt, de buren eeuwig praten over renovaties, en ze altijd school- en zwem- en vakantietassen in en uit moet pakken. Naar een bestaan waar ze ooit op foeterde, ja, maar waar waarschijnlijk meer te halen valt dan ze dacht.

Libby’s keuze om terug te keren is óók een keuze om vooruit te gaan. Om te zien wat er hierna gebeurt.

2002. Uit de serie The Family Project door Zed Nelson. Copyright © niet te reproduceren zonder toestemming.

Een paar weken na Vlieland sta ik in een concertzaaltje in de stad waar ik ben opgegroeid. Op het podium vertolken vier muzikanten rock- en popnummers van een halve eeuw geleden: The Beatles, Dire Straits, Fleetwood Mac. Ze zijn goed, vakkundig, en zeer ervaren – allemaal zijn ze de zestig ruim gepasseerd.

Ik kijk om me heen en realiseer me dat ik de gemiddelde leeftijd van het publiek flink omlaaghaal. Ik denk aan alle zaterdagavonden waarop ik hier als tiener heb gestaan, Smirnoff Ice en Tequila Slammers weghakkend alsof ik onsterfelijk was. Een van de muzikanten op het podium is mijn vader, hij is net zeventig geworden. Dit is zijn afscheidsconcert, heeft hij gezegd: hierna wil hij met pensioen.

Ze spelen een nummer van The Rolling Stones. De zanger zingt hard, met lange uithalen, en het grijze, al lang niet meer van middelbare leeftijd zijnde publiek zingt luidkeels mee:

‘Tiiiiiime is on my side.’

Je bent jong, tot je het ineens niet meer bent. Je gaat lekker op een technobeat, tot je ineens op een discoklassieker blijkt te dansen. Je hebt oesters in overvloed, tot je ineens misselijk wordt. Je bent nog maar net begonnen, en ineens ben je halverwege.

En dan? Dan kun je angstvallig wachten op een crisis. Je kunt proberen het ‘te winnen van de tijd’. Of je kunt je gewoon meteen afvragen waar je nu naartoe wilt. Wat je nu eens zal doen, met de tijd aan je zijde.

Ik denk aan de fietstocht die we maakten, op Vlieland, door de duinen. ‘Als je bergop moet, is het zwaar’, had mijn zoon hijgend vastgesteld. ‘Maar bergwaarts, mama, bergwaarts gaat vanzelf. Dan kun je lekker blijven zitten.’


Over de beelden Eén familie, elk jaar, op dezelfde datum, tegen dezelfde achtergrond en op dezelfde manier belicht. Zo fotografeerde de Britse fotograaf Zed Nelson zijn vrienden Sue en Frank met hun zoon Eddie, vijfentwintig jaar lang. Via zijn beelden zijn wij getuige van de ontwikkeling van Sue en Frank: van kersverse ouders tot mensen van middelbare leeftijd – en daar voorbij. Bekijk hier meer beeld van Zed Nelson

Meer lezen?