Hoe onze risicomijdende cultuur de solidariteit ondermijnt
Het is dé trend in de verzekeringsbranche: met behulp van Big Data het gedrag van individuen in kaart brengen en korting geven aan hen die ‘gezond’ of ‘veilig’ leven. Maar het resultaat van deze ‘sociale natuurkunde’ is dat de middelmaat wordt beloond en avontuurlijkheid bestraft. Wie is er nog solidair met de excentriekelingen onder ons?
‘Het aantal stappen dat ik per dag zet, wordt exact gemeten. De calorieën die ik dagelijks verbrand, worden nauwkeurig bijgehouden. Mijn bloeddruk en hartslag continu gemeten. Een kleine armband om mijn pols geeft alle informatie door aan een fitness-app op mijn computer.’
Aan het woord is Jan Driessen, voormalig directeur communicatie van verzekeraar Aegon en tegenwoordig veelgevraagd adviseur binnen diezelfde branche.
‘De fitness-app’, concludeert hij, ‘weet of ik me gezond gedraag of niet. En ik zou die gegevens best willen delen met mijn verzekeringsbedrijf, indien daar een flinke korting op de premie tegenover staat. Want waarom zou ik evenveel betalen voor een ziektekosten- of een arbeidsongeschiktheidsverzekering als iemand die de hele dag niet beweegt en ongezond eet?’
Waarom zou ik evenveel betalen voor een ziektekostenverzekering als iemand die de hele dag niet beweegt en ongezond eet?
Het kan met recht dé ontwikkeling van deze tijd worden genoemd, bij overheden, het bedrijfsleven, en in het bijzonder de verzekeringsbranche: het verzamelen van enorme hoeveelheden data teneinde deze commercieel te benutten. Door consumentenvoorkeuren te meten en daar gepersonaliseerde advertenties op te verkopen bijvoorbeeld. Of in dit geval: door levensstijlen in kaart te brengen en daar de verzekeringspremie aan aan te passen.
In wetenschappelijke kringen heeft de ontwikkeling al een passende naam gekregen: social physics, oftewel sociale natuurkunde – een tak van wetenschappelijke sport gestoeld op de premisse dat niet alleen de natuur, maar ook de mens, zijn gedrag, zijn sociale interacties en de samenleving als geheel uiteindelijk zijn te reduceren tot ‘wetmatigheden’ en zeer precieze risico-inschattingen, mits je maar genoeg data verzamelt waaruit die wetten en risico’s te destilleren zijn.
Rapport na rapport voorspelt als gevolg van deze sociale natuurkunde een gouden toekomst voor de financiële sector en de verzekeringsbranche. Of beter gezegd: een gouden heden. Verzekeraar Menzis experimenteert al met een premie die afhankelijk is van een ‘gezonde levensstijl’ en nieuwkomer Fairzekering biedt sinds kort een autoverzekering waarbij de premie afhankelijk is van je rijstijl, gemeten door een elektronisch kastje in de auto.
De bedriegelijke schijn van een win-win
En eerlijk is eerlijk, niet alleen klinkt de belofte van sociale natuurkunde commercieel interessant. Het klinkt ook nog rechtvaardig: waarom zou jij, hardlopende, niet-rokende vegetariër, net zo veel premie voor je zorgverzekering moeten betalen als je bankhangende, kettingrokende Big Mac-verslaafde buurman?
Sociale natuurkunde lijkt een win-win: de verzekeraar kan door Big Data de risico’s van zijn klantenbestand beter inschatten, en de klant krijgt er een eerlijkere premie voor terug. Bovendien, misschien zet die premiekorting je ongezonde buurman ook nog wel op een gezonder levenspad.
De helft van alle Nederlandse consumenten is ‘bereid is gegevens over bijvoorbeeld gezondheid en leefstijl af te staan in ruil voor een goedkopere polis’
Geen wonder dat uit recent onderzoek van accountantsfirma PWC is gebleken dat wereldwijd maar liefst twee derde, en in Nederland de helft van alle consumenten, ‘bereid is persoonlijke gegevens over bijvoorbeeld gezondheid en leefstijl af te staan in ruil voor een goedkopere polis’. Onderzoek van consultancygigant Accenture liet al eens vergelijkbare resultaten zien.
Maar de win-win is bedrieglijke schijn. Naast privacybezwaren, die geregeld tegen de dataverzamelwoede worden ingebracht, is er nog een aantal fundamentele bezwaren in te brengen tegen de sociale natuurkunde die nu furore maakt.
Haar beloften zijn namelijk gebaseerd op een fundamenteel filosofisch onbegrip van de sociale werkelijkheid om ons heen en kunnen, wanneer ze maar ver genoeg worden doorgevoerd, leiden tot een door risico’s geobsedeerde samenleving waarin middelmaat de nieuwe norm is en stilstand de nieuwe vooruitgang.
Probleem 1: De oneindige complexiteit van de sociale werkelijkheid
In zijn boek Waarheid en Cultuur constateert de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche dat taal ‘ontstaat door het gelijkstellen van het niet-gelijke’. Ter illustratie noemt hij het woord ‘boom’: geen enkele boom in de wereld is exact hetzelfde als een andere en toch noemen wij ieder exemplaar een ‘boom’. Dergelijke generalisatie is niet meer dan logisch: het is simpelweg onmogelijk alle verschillen – ieder twijgje, ieder blaadje, iedere kleurschakering – in een aparte term te vangen zonder te verdrinken in een bodemloze put.
Met andere woorden, taal is per definitie een fundamentele abstractie van de eindeloos complexe werkelijkheid om ons heen, teneinde haar grijpbaar en bevattelijk te maken. Ze is geen ‘weergave’ of ‘spiegel’ van de realiteit, maar een model, of zoals Nietzsche het zelf formuleerde: een ‘metafoor’.
Wie denkt een ‘gezonde levensstijl’ te kunnen vangen in een eindig aantal criteria voor ‘gezond’, ziet het metaforische karakter van de modellen die data van de werkelijkheid vormen over het hoofd
Iets soortgelijks geldt ook voor de taal die Big Data heet. Wie denkt een ‘gezonde levensstijl’ of ‘veilig rijgedrag’ te kunnen vangen in een eindig aantal criteria voor ‘gezond’ en ‘veilig’, wie er met andere woorden net als verzekeraar Jan Driessen op vertrouwt dat ‘de app weet of ik me gezond gedraag of niet’, ziet het metaforische karakter van de modellen die data – net als taal – van de werkelijkheid vormen over het hoofd. Een begrijpelijke misvatting, want nog meer dan onze woorden wekken data de illusie van exactheid en precisie. Maar de sociale wereld in zijn algemeenheid, en menselijk gedrag in het bijzonder, lenen zich bijzonder slecht voor zulke reductie: het aantal factoren dat een rol speelt in begrippen als, bijvoorbeeld, ‘gezond’ of ‘veilig’ is letterlijk oneindig.
Natuurlijk, je kunt ‘gezond leven’ definiëren door te kijken naar wat je eet, hoeveel je beweegt en of je rookt of drinkt of niet. Je kunt daarnaast nog kijken hoe gestrest je bent en of je goed slaapt. Maar het punt is: daarmee heb je nog niet eens bij benadering afgebakend wat gezondheid precies behelst.
Je genen, je medische geschiedenis, je lichaamsbouw, je opvoeding, je inkomen, je positie op de sociale ladder, je liefdesleven, de plek waar je woont, de sociale kringen waarin je je begeeft, het soort werk dat je doet, de hobby’s die je hebt, enzovoorts enzoverder: al deze op hun beurt oneindig complexe factoren spelen allemaal hun eigen rol in wat je zou kunnen scharen onder ‘gezondheid’.
En het cruciale punt is: het lijstje factoren gaat ons voorstellingsvermogen ver te boven. Iedere factor bestaat weer uit een oneindig aantal complicerende factoren, stuk voor stuk gebaseerd op aannames over wat ‘gezond’ is en hoe dat relateert tot die factor.
Een relatie die na tien jaar op de klippen loopt: is dat ongezond? Het hangt er maar van af. Ben je er gestrest en verdrietig door? Of valt er een last van je af? Ben je bedrogen? Of was het in goed overleg? Ben je emotioneel aangelegd? Of verwerk je zoiets snel? Heb je vrienden waar je op kan terugvallen? Of ben je plots eenzaam en alleen? Afijn, u snapt het punt: je kunt hier tot sint juttemis mee doorgaan zonder ooit tot een risicoinschatting te komen die de complexiteit van de sociale realiteit waarin een mensenleven zich afspeelt zelfs maar kan benaderen.
Nu zult u misschien denken: Dat is een leuke filosofische kanttekening, maar daar gaat het verzekeraars toch niet om? Dat een definitie van ‘gezond’ of ‘veilig’ niet de ‘volledige’ werkelijkheid omvat, betekent toch niet dat ze onbruikbaar is? Als je veel beweegt en weinig snoept, dan is dat toch informatie genoeg voor een verzekeraar om bepaalde risico’s mee in te schatten?
Er is geen punt waarop ‘het gebied’ dat ‘gezonde levensstijl’ heet in kaart is gebracht, want er is geen ‘gebied’
Natuurlijk, zoals de ‘onvolledigheid’ van onze taal in principe vooral een kentheoretisch en niet zozeer een praktisch probleem is (we begrijpen elkaar doorgaans prima), zo geldt ook voor data: als deze ‘onvolledig’ zijn, maakt dat ze nog niet betekenisloos of onbruikbaar. Het probleem is ook niet zozeer de onvolledigheid an sich, maar de consequenties ervan.
De problematische consequentie is namelijk dat er geen grens zit aan hoe ‘groot’ Big Data moet worden om de doelen die men ermee voor ogen heeft te bereiken. Simpeler geformuleerd: voor het inschatten van, bijvoorbeeld, de gezondsrisico’s die kleven aan een bepaalde levensstijl, kan een verzekeraar gegevens verzamelen ad infinitum. Er is geen punt waarop ‘het gebied’ dat ‘gezonde levensstijl’ heet in kaart is gebracht, want er is geen ‘gebied’.
Dat betekent dat wat begint met het bijhouden van het aantal calorieën, stappen en uren slaap per dag, al snel wordt uitgebreid met gegevens over je seksleven en rijgedrag, om vervolgens te worden uitgebreid met informatie over je sociale netwerk en inkomen, om vervolgens te worden uitgebreid met je familiegeschiedenis en hobby’s, om uiteindelijk eindeloos zo door te gaan.
Sociale natuurkunde, kortom, zet er enerzijds toe aan de oneindig complexe werkelijkheid te reduceren tot een eindig aantal meetbare criteria om daaruit onheuse generalisaties te destilleren, en tegelijkertijd leidt diezelfde oneindige complexiteit ertoe dat de hoeveelheid data die je zou moeten – en bedrijven dus ook zullen – verzamelen om die illusie gestand te doen, oneindig groot wordt.
Probleem 2: Het dictaat van de middelmaat
En die illusie, alle beloftes van ‘personalisering’ en advertenties of premies ‘op maat’, komt op zijn beurt weer voort uit één fundamentele bron: het gemiddelde. Door al mijn persoonlijke gedragingen te meten lijkt het alsof de adverteerder of verzekeraar inzicht verkrijgt in mijn persoonlijke voorkeuren of risico’s.
Maar niets is minder waar: de waarde van Big Data schuilt in de betekenis die wordt ontleend aan de gemiddelden van de grote getallen. Het heet niet voor niet big data: over voorkeuren en risico’s is pas iets te zeggen als de groep groot genoeg is om een doorsnee ‘smaak’ of gemiddeld ‘risico’ uit te destilleren.
Het probleem daarvan is: het gemiddelde wordt de norm. En het gemiddelde is geen geweldige norm. Overal waar de wet van de grote getallen leidraad is, zie je hetzelfde gebeuren. Kijk bijvoorbeeld naar de supermarkt, waar de gemiddelde smaak van de consument, opgetekend uit talloze proeven met smaakpanels, het aanbod bepaalt: in steeds meer producten wordt de smaak afgevlakt naar de voorkeuren van de doorsneeconsument. Dat betekent, kort samengevat: meer zout, meer suiker, meer vet, zodat alles steeds iets meer hetzelfde gaat smaken.
Op vergelijkbare wijze wordt ook de televisie geformatteerder, de popmuziek eentoniger, de winkelstraten eenvormiger. Hele culturen zijn door de centripetale krachten van de gemiddelde smaak steeds meer op elkaar gaan lijken.
De zogenaamd ‘gepersonaliseerde advertenties’ die mij worden voorgeschoteld, of de ‘op mijn levensstijl afgestemde’ premie die ik aangeboden krijg, zijn gemiddelden, verkocht als ‘persoonlijk’ en ‘op maat’
Van precies dat effect is sociale natuurkunde de ultieme katalysator: de zogenaamd ‘gepersonaliseerde advertenties’ die mij worden voorgeschoteld, of de zogenaamd ‘op mijn levensstijl afgestemde’ premie die ik aangeboden krijg, zijn eigenlijk gemiddelden, verkocht als ‘persoonlijk’ en ‘op maat’. ‘Mensen die dit boek leuk vonden, bestelden ook…’, of ‘Mensen die dit eten, lopen minder risico op…’ Het zijn dictaten van het gemiddelde.
Hoe meer bedrijven en verzekeraars leunen op Big Data, hoe dominanter de middelmaat dus wordt. De boeken die we lezen, het voedsel dat we eten, ja, zelfs de ‘levensstijl’ die we ambiëren: het gaat allemaal steeds meer op elkaar lijken. Zo verkoopt de sociale natuurkunde precies het omgekeerde van wat het belooft: in plaats van unieke, op het individu afgestemde producten en prikkels, wordt het individu meer en meer gestuurd, gevormd en bepaald door de massa.
Probleem 3: De straf op solidariteit en avontuur
En het is niet alleen de middelmaat die door Big Data zegeviert. Erger nog is dat solidariteit, een kernwaarde in onze samenleving, er evenredig onder lijdt. Of nog straffer geformuleerd: teniet wordt gedaan.
Solidariteit is een manier om kosten en risico’s gelijkmatig over een groep te verdelen. Dat gelijkmatige is daarin cruciaal: de kerngezonde jongere betaalt ongeveer evenveel zorgpremie als de zwakkere oudere uit solidariteit: zo blijft de zorg even betaalbaar voor hen die meer risico’s lopen en kosten maken als voor hen die minder zorg nodig hebben. Verdisconteert de verzekeraar de risico’s in de premie, dan ondergraaft hij daarmee precies dit principe van solidariteit.
Dat is op zich al een slechte ontwikkeling waar het de zwakkeren treft, maar het heeft ook het nadelige gevolg dat er een beloning komt te staan op risicomijdend gedrag. Dat klinkt een verzekeraar wellicht als muziek in de oren, maar voor een samenleving als geheel is dat niet per se een vooruitgang: een cultuur van risicomijding produceert namelijk ook minder uitzonderlijkheid. Juist aan grotere risico’s kleven immers vaak ook grotere vruchten.
De ondernemer die achttien uur per dag werkt om zijn bedrijf tot een succes te maken, de journalist die gevaarlijke reizen onderneemt om oorlogen te verslaan, de sporter die de grenzen van het menselijke lichaam opzoekt: allemaal mensen die volgens de modellen van de verzekeraar meer kans maken op burn-outs, ongelukken of blessures. Maar ook stuk voor stuk mensen die een samenleving kleur geven en in de vaart der volkeren opstuwen. Zoals veel van de grootste muzikanten ook een drankprobleem hebben en de grootste chefkoks zich vermoedelijk niet houden aan het gezondste dieet.
Solidariteit is dan ook niet alleen een principe dat de zwakkere schouders verlicht door de lasten eerlijk te verdelen over de sterkere schouders, het is ook een principe dat ruimte creëert voor de exentriekelingen onder ons. Juist omdat het kosten, risico’s en lasten evenredig verdeelt, stelt het solidariteitsprincipe sommigen van ons in staat meer risico’s te nemen en avontuur aan te gaan dan de doorsneemedemens.
Gechargeerd gezegd: had Columbus een app in zijn broekzak gehad die zijn verzekeringspremie zou hebben aangepast aan zijn ‘risicoprofiel’, dan was hij nooit uitgevaren om De Nieuwe Wereld te ontdekken
Gechargeerd gezegd: had Columbus een app in zijn broekzak gehad die zijn verzekeringspremie zou hebben aangepast aan zijn ‘risicoprofiel’, dan was hij nooit uitgevaren om De Nieuwe Wereld te ontdekken. Dan was hij aan premies failliet gegaan.
Al bedoel ik dat natuurlijk metaforisch, zo onrealistisch is het voorbeeld niet: denk maar eens aan Laura Dekker, het zeilmeisje dat door op haar dertiende de wereld rond wilde zeilen. Hoon en spot vielen haar en haar familie ten deel: zoiets doe je als ‘normaal’ (lees: gemiddeld) kind toch niet? En hoe gek (lees: niet doorsnee) zijn de ouders die hun dochter toelaten zoiets gevaarlijks (lees: risicovols) te doen? Het is de dictatuur van de samenleving die ‘excelleren’ graag met de mond belijdt, maar in de praktijk juist conservatiever en risicomijdender wordt.
Dus, op de vraag van verzekeraar Jan Driessen waarom hij ‘evenveel zou betalen voor een ziektekosten- of een arbeidsongeschiktheidsverzekering als iemand die de hele dag niet beweegt en ongezond eet?’, zou ik willen antwoorden: omdat een ‘eerlijkere’ premie voor het individu nog niet een betere premie is voor de samenleving.
Zonder solidariteit geen gekken en zonder gekken geen kleur - misschien zelfs wel geen vooruitgang.