Bij de all-inclusive op Rhodos krijg je glijerigheid er gratis bij

Vera Mulder
Correspondent Gezelligheid

Beate heeft veel gerookt, veel gezond en veel gelachen. Haar bovenlip is geplooid als een cupcakepapiertje. Ze is in februari 72 geworden. Beate komt uit Beieren en gaat elk jaar naar Rhodos met haar twee beste vriendinnen. We verblijven in hetzelfde hotel, ik zie haar aan het zwembad. Ze is feest in een bandeaubadpak. Ze doet mee aan de aquatrim en krijgt zo de slappe lach dat ze door de badmeester naar het ondiepe wordt gestuurd.

Ze drinkt spa rood tot het middaguur en stapt dan over op halve liters. Daar gaat ze hard van praten; daarom weet ik nu veel over Beate. Ze heeft altijd in de zorg gewerkt. Haar zoon heet Helmut, ze noemt hem haar hartje. Helmut gaat op vakantie naar Kuşadası, maar Beate blijft Rhodos trouw.

Gelijk heeft ze. Rhodos heeft alles om van te houden: een geitenstoofpot met komijn, die vertaald ‘the long smell’ heet. Roze Engelsen in witte kleding. Strandjes waar niemand anders is. Onze taxichauffeur, die wijst naar toeristen die zenuwachtig oversteken tussen het kolkende verkeer en joelt: ‘Extreme sports!’ Het geautomatiseerde omroepsysteem in de stadsbus, dat bij de halte ‘Pegasos’ zegt: ‘Pig asses.’

Een hoge rots aan de oostkust herbergt de Akropolis van Lindos; achter een rood fluwelen koordje staat een halve pilaar uit de Griekse oudheid. De rest van de Akropolis bestaat uit lege sokkels met gegraveerde gouden plaatjes. ‘Hier stond ooit een standbeeld van Zeus.’

Beate hoeft er niet heen. Ze heeft genoeg aan dit niervormige zwembad, aan haar vriendinnen, aan een pakje Pall Mall, dat hier maar vier euro kost. En aan Giorgos de barman. Ze tilt haar bril even een stukje op om hem beter te kunnen zien.

Een visioen van borsthaar, tanden en Paco Rabanne 1 Million

Giorgos is een visioen van borsthaar, tanden en Paco Rabanne 1 Million. Hij bemant ’s middags de zwembadbar, waar hij pornstar martini’s serveert in plastic bekers. Ben je vrouw, jong en alleen? Dan streelt hij even je hand bij het aannemen van je creditcard.

In de ochtend werkt Giorgos in de massa-is-kassa-ontbijtzaal. Daar heeft hij één taak: in de gaten houden of de lepels in de warmhoudbakken vol spiegeleieren, witte bonen in tomatensaus en vis van het dinerbuffet van de dag ervoor (extreme sports!) niet in andere bakken

Tussen de reddingsacties door vindt Giorgio tijd voor wat extracurriculaire glijerigheid

Not on Giorgos’s watch. Die loopt, handen op de rug gevouwen, achtjes tussen de buffetbars en onderschept elke opscheplepel die misplaatst dreigt te worden. Tussen de reddingsacties door vindt hij desondanks tijd voor wat extracurriculaire glijerigheid. Jonge vrouwen die in hun eentje aan tafel zitten omdat hun gezelschap is gaan plassen/vapen/een derde portie ontbijtfriet haalt, kunnen rekenen op een bezoekje.

Zodra het gezelschap gevlogen is, staat Giorgos bij hun tafeltje met een glas koud sap, een glinsterende moot watermeloen of een piepklein stukje Grieks gebak op een papieren bordje. ‘Kaliméra’, zegt hij dan, ‘my sweetheart.’ Afhankelijk van hoe warm de respons is, loopt hij door, schuift hij aan of wrijft hij de dame over haar roodbruine schouders en zegt: ‘Goed insmeren hoor, vandaag.’

Mij komt hij, als mijn moeder koffie haalt, vragen of ik een lepel nodig heb. Ik eet toast. ‘Oké, dan niet’, knipoogt Giorgos, en hij loopt terug richting het buffet. Misschien is het die kokette blik over zijn schouder, misschien die vorstelijke lichaamsbeharing, maar ik krijg toch even, heel even, het gevoel dat ik wat misloop. Misschien heb ik toch een lepel nodig? Om de boter mee uit te smeren?

Het was weer wunderbar

Het is dag vijf van onze vakantie en wij blijven nog een paar dagen. Beate, uitgerust en geroosterd, gaat vandaag naar huis. Ze maakt een rondje langs het personeel, noemt ze ‘haar tweede familie’, bedankt voor alles en belooft volgend jaar terug te keren.

Iemand zoeft achter me langs. Het is Giorgos. Beate wil hem groeten. Ze roept. Hij snelwandelt via de bacon en de worstjes, grist een tang van de plaat, die plots nódig moet worden afgewassen, en haast zich richting de klapdeuren van de keuken. Hij hoort haar niet. Hij hóórt haar niet, TRALALALALA.

Dan is daar zijn collega, Giuli. ‘Gior-gos!’ roept zij, zo dwingend dat de hele rechterkant van de zaal opkijkt van zijn bord. ‘Giooorgos!’ roept Beate, haar stem slaat ervan over. Even staat hij stil. Hij is twee stappen verwijderd van de keukendeuren. So close.

Hij laat de tang zakken, dan zijn schouders, draait zich langzaam om en staat oog in oog met Beate. Ze steekt haar armen naar hem uit, alsof ze wil dat hij haar oppakt. Hij probeert nog te gebaren naar de tang – hij heeft even zijn handen vol, sorry – maar Beate is niet snel ontmoedigd.

‘Bedankt’, zegt ze, terwijl ze haar armen strak om zijn middel slaat. ‘Het was weer’, ze kust hem op beide wangen, ‘wunderbar.’ De kussen zijn hard en nat. ‘Heb zo genoten hier.’ Dan strijkt ze met een vinger over zijn bicep. ‘Tot volgend jaar.’

Beate draait zich om en loopt de ontbijtzaal uit, er staat een touringcar op haar te wachten. Giorgos staat nog steeds voor de keukendeuren, met die vleestang in zijn hand. Een paar meter verderop zakt geruisloos een ketchuplepel in een bak met roerei.

Meer lezen?