Hoe Nederland in de staat New York oefende met slavernij
Tot slaaf gemaakte Afrikanen hebben New York helpen opbouwen. Ze waren het bezit van Nederlanders, in de paar decennia dat die de dienst uitmaakten in New Netherland. In het begin hadden ze nog enige vrijheid, valt op tijdens een speciale ‘erfgoedtrip’. Tot de Britten kwamen.
Aan de gevels van de historische panden in de idyllische Huguenot Street in New Paltz (New York) wapperen Hollandse vlaggen. Binnen, in een van de huizen, hangt een oude advertentie in een lijst: 50 dollar beloning voor wie de weggelopen slaaf Caesar terugbrengt. Caesar speelde viool, volgens de beschrijving, en hij sprak nauwelijks Engels. De taal die hij wél beheerste? Nederlands.
Het is een intrigerende advertentie, die in een oogopslag duidelijk maakt waar het de tour van Dutch New York Histories om te doen is, die me hier bracht.
In 2018 ging ik voor de serie Verzwegen Geschiedenis mee op deze heritage tour langs historische Nederlandse plekken in de staat New York. Tussen de verheerlijking van Dutchness en het Amerikaanse verlangen naar een diepgaande culturele geschiedenis, toonde de tour vooral een kant van Nederlands New York die niet vaak aan het licht komt: de rol van Nederlanders als slavenhouders.
Ik wilde een eerder verhaal hierover op De Correspondent uitdiepen, door buiten de stadsgrenzen van New York te kijken. Want ook elders in de staat New York gebruikten de Nederlanders tot slaaf gemaakte Afrikanen. En, verrassing, die woonden in die eerste jaren vaak samen met hun eigenaren en hadden meer vrijheid dan je zou verwachten.
De Nederlandse mentaliteit als basis
Het aantrekkelijke verhaal van de Nederlandse relatie met New York loopt langs de lijnen die de Amerikaanse journalist en historicus Russell Shorto in zijn boek Nieuw Amsterdam uiteenzet: Amerika, waar met hard werken alles bereikbaar zou zijn, dankt die basis aan een uiterst Nederlandse mentaliteit.
New York, laat Shorto zien, is New York omdat het eerst Nieuw-Amsterdam was: een diverse samenleving, gebaseerd op ondernemerschap en tolerantie. Oorzaak was de invloed van de Nederlanders. Europese kolonisten die in New York voor het eerst voet aan Amerikaanse grond zetten, namen die Nederlandse basisprincipes verder mee het land in. De Amerikaanse identiteit is, vanuit deze opvatting, schatplichtig aan de Nederlandse cultuur van aanpakken en gedogen.
Het is een mooi en aansprekend beeld, dat breed wordt gedragen en waar niets op af te dingen is. Maar er valt wel iets aan toe te voegen. Want het fundament dat Nederland legde voor New York, was er nooit gekomen zonder geroofde arbeid.
In het spoor van de kolonisten die Nieuw-Nederland stichtten, voert de heritage tour langs de rivier naar het noorden, richting Albany, dat vroeger Beverwijck heette.* Op noordelijkste puntje van Manhattan, het begin van de tour, staat een oude Nederlandse boerderij te midden van supermarkten en flatgebouwen.
Het ligt in Inwood, een terrein omsloten door de Harlem River aan de noord- en oostkant, en de Hudson in het westen.
Door de aanwezigheid van de rivieren en het heuvelachtige landschap kun je je goed voorstellen waarom Manhattan ooit Manahatta heette:* ‘heuvelachtig eiland’ in de taal van de Lenape, de oorspronkelijke bewoners.
De Delfts blauwe tegels rond de haard, die verdacht nieuw ogen, zijn daar later aangebracht ‘to Dutch-up the place’
Het Dyckman-huis, zoals de boerderij heet, is populair onder toeristen met interesse voor de Nederlandse geschiedenis van de stad. Het museum springt daar graag op in. Zo zijn de Delfts blauwe tegels rond de haard, die er verdacht nieuw uitzien voor een boerderij uit de achttiende eeuw, daar later aangebracht – ‘to Dutch-up the place’, hoor ik, als ik ernaar vraag. Hetzelfde geldt voor de antieke Nederlandse bijbel die er open ligt.
Onze gids laat tijdens de rondleiding zien: hier sliepen de ouders, hier de kinderen, hier aten ze en deze gewassen verbouwden ze. En hier, in de keuken, sliepen drie tot slaaf gemaakte mensen, zodat er in de koude winters altijd iemand was die het vuur kon bewaken waarmee het hele huis werd verwarmd.
Slavenarbeid was een belangrijk onderdeel van de vroege Nieuw-Nederlandse samenleving in Amerika. Het maakte het overleven in die vreemde omgeving mogelijk. Dienke Hondius, universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit en samen met Jennifer Tosch, Nancy Jouwe en Dineke Stam een van de initiatiefnemers van de tour en gids: ‘De Dyckman-boerderij laat goed zien hoe noodzakelijk slavernij was voor de Nederlandse kolonisten. Het stuk grond waarop de familie Dyckman boerde, was ontzettend groot: het strekte zich uit over de volle breedte van Manhattan. Dat konden ze nooit bewerken zonder hulp.’
Slaven werkten zij aan zij met de Nederlanders
Die hulp kwam van tot slaaf gemaakte Afrikanen die zij aan zij met de kolonisten de grond bewerkten, inzaaiden en oogstten, en huishoudelijk werk deden. Ook de wegen op Manhattan zijn aangelegd door slaven.*
Wall Street, zo wordt gezegd, heet zo omdat de Nederlanders er een muur bouwden uit angst voor een aanval van de Engelsen.* Minder bekend is dat het tot slaaf gemaakte Afrikanen waren die de palen van die muur in de grond sloegen.
En die vervolgens niet binnen de beschermende omheining mochten wonen toen de muur af was, maar alleen in het gebied erbuiten.* Mannen, vrouwen en kinderen die een soort menselijk schild vormden, als extra buffer tegen eventuele vijandige aanvallen.
Hoe het Nederlandse avontuur begon
De Nederlanders gingen naar Amerika uit winstbejag, als altijd de drijvende kracht van het kolonialisme. De Engelse ontdekkingsreiziger Henry Hudson, onder contract van een Nederlandse maatschappij, vaart daarom in 1609 de baai van New York binnen* – een tussenstop, hoopt hij, op de route naar de lucratieve specerijenmarkten van Azië.
Hij stuit op iets anders: een gebied met talloze natuurlijke bronnen, rijk aan vis en gewassen. En vooral rijk aan bont in de vorm van bevers. Er ontstaat een levendige handel met de lokale bevolking, vooral met de Munsee, die de dan in Europa populaire bevervellen leveren.*
De West-Indische Compagnie wil de handelskolonie professionaliseren: het moet winstgevender en efficiënter. Bevervellen blijven echter belangrijk. Dat blijkt uit de eerste stadswapens die de compagnie laat ontwerpen: steeds staat de bever op een centrale plek. Je ziet het ook nu nog terug in het stadswapen van New York: een windmolen verwijst naar de Nederlandse wortels, en wie goed kijkt, ziet twee kleine bevers staan tussen de wieken van de molen.
Het tekort aan migranten dwingt de WIC mensen toe te laten met een andere religie dan het calvinisme
In 1623 stuurt de WIC Europese handelaren en kolonisten naar wat inmiddels Nieuw-Nederland heet,* met als belangrijkste haven Nieuw-Amsterdam. Om meer grip op het gebied te krijgen, besluit de WIC het land van de lokale bevolking te kopen. De aankoop gaat de Amerikaanse geschiedenis in als het verhaal hoe Nederland Manhattan heeft gekocht voor 24 dollar (60 gulden).*
Een grote uitdaging is dat elke kolonie, hoe klein ook, kolonisten nodig heeft. Maar halverwege de zeventiende eeuw, in de hoogtijdagen van de Gouden Eeuw, zien weinig Nederlanders het zitten om hun comfortabele leven in te ruilen voor een onzeker bestaan in een onbekende wereld.
Het tekort aan migranten dwingt de WIC haar beleid aan te passen en mensen toe te laten met een andere religie dan het calvinisme, op dat moment ‘staatsgodsdienst’ van Nieuw-Nederland.* Door het tekort van arbeidskrachten ontstaat in Nieuw-Amsterdam de zo geroemde ‘typisch Nederlandse’ tolerantie – en begint tegelijkertijd het tijdperk van de slavernij op Amerikaanse bodem.
Gestolen mensen en piraterij
Het Museum of the City of New York gaat uitgebreid in op de Nederlandse periode. Wanneer ik lees hoe de eerste slaven rond 1625 naar Nieuw-Nederland worden gebracht,* krijg ik het gevoel op verschillende manieren te worden aangesproken.
Het gaat in het begin om kleine aantallen, afkomstig van Nederlandse of Franse piraten die Portugese slavenschepen hadden overvallen.* Ze kwamen hun ‘koopwaar’ slijten in Nieuw-Amsterdam. Andere tot slaaf gemaakten komen direct van de Afrikaanse westkust, waar Nederlandse koopmannen handelsrelaties zijn aangegaan. Of de WIC voerde ze aan vanuit de Nederlandse Caraïbische wateren naar Nieuw-Amsterdam.
Op een digitale kaart zie je de handelsroutes in gestileerde stippellijnen de halve wereld over gaan. Ze ‘vertrekken’ vanuit Nederland, en verbinden vervolgens de westkust van Afrika met het Caraïbische gebied.
Vanuit daar waaieren de lijnen uit naar mijn geboorteland Suriname, en naar New York. Ik blijf lang kijken hoe in het filmpje steeds opnieuw de lijnen over de aarde heen worden getrokken. Afkomst, identiteit: de basis daarvoor is voor sommigen van ons met een angstaanjagende willekeur gelegd.
Slavernij in Nieuw-Amsterdam heeft dan nog weinig te maken met plantagearbeid waar het fenomeen bekend mee werd. Het is dan ook een tijd waarin men er, min of meer gezamenlijk, de schouders onder zette.
Terwijl op de latere plantages de slavenvertrekken zich op een apart deel van het erf bevinden, wonen in het nog te ontwikkelen Nieuw-Amsterdam de Nederlandse gezinnen met twee of drie tot slaaf gemaakten samen, in één huis. In de meer landelijke delen van Nieuw-Nederland hebben rijke Nederlandse gezinnen meer slaven, zoals de familie Schuyler die op haar landgoed in Albany dertien tot slaaf gemaakten te werk stelde.*
De kerkelijke weg naar vrijlating
De kerk heeft ook veel invloed op het karakter van de slavernij in Nieuw-Amsterdam. Veel Afrikanen waren, zoals gezegd, geroofd van Portugese schepen. Zij waren gekerstend als katholieken. De Nederlanders staan hun toe hun kinderen te laten dopen in de Nederlandse gereformeerde kerk. Dit leidt tot een aantal verzoeken tot vrijlating, die soms worden ingewilligd.*
Als het vermoeden rijst dat de verzoeken om ‘doping’ niet zozeer uit een vroom geloof voortkomen, maar slechts uit de wens tot vrijlating, leggen de kerkelijke autoriteiten deze praktijken weer aan banden.
Gaandeweg ontstaat een situatie waarin sommige Afrikanen in slavernij blijven leven en anderen ‘voorwaardelijke vrijheid’ genieten.* Dat houdt dan bijvoorbeeld in dat zij zelf vrij zijn, maar hun kinderen niet. Of dat ze vrij komen, op voorwaarde dat ze voor hun oude eigenaar gaan werken zodra hij dat nodig vindt.
Huwelijken tussen tot slaaf gemaakten zijn toegestaan, sommigen verdienen een bescheiden loon, anderen krijgen land toegewezen. Er vormen zich min of meer solide, Afrikaanse gemeenschappen, waarin de leden met elkaar mogen trouwen, land mogen bezitten en een gezin mogen stichten. Ook ontstaan wijken waar ‘zwarte slaven en arme witten samen woonden’.
Onder Nederlands bewind geldt in feite een vorm van ‘half-vrijheid’ voor de tot slaaf gemaakten. Deze vreemde situatie is ontstaan omdat de slavernij en de slavenhandel in die tijd nog geen gestroomlijnd geheel vormen.
Volgens Dienke Hondius is er sprake van wat men nu early empire noemt: ‘De grote koloniale machten waren nog een beetje aan het oefenen. Slavernij, plantages, handel – ze probeerden dingen uit, om te zien op welke manier de meeste winst gemaakt kon worden.’
Slaven mogen Nieuw-Nederland niet uit
De paradox van New York als plek van vrijheid en tolerantie in tijden van slavernij, heeft zijn oorsprong in die paar decennia dat Nederland er voet aan de grond heeft. Als de slavenhandel eenmaal ‘goed’ op gang komt, verdwijnt de schijntolerantie tegenover zwarte Amerikanen en Afrikanen.
De meeste slaven zijn in het bezit van de WIC, maar die verkocht ze soms door aan lokale boeren of koopmannen. De veilingen van tot slaaf gemaakten hebben meestal plaats in Nieuw-Amsterdam, maar er is ook bewijs van op zijn minst één veiling in Beverwijck (Albany) in 1659.*
De WIC blijft hoe dan ook controle uitoefenen op ‘het gebruik’ van de tot slaaf gemaakten. Omdat zij als voornaamste doel heeft de kolonie winstgevend te maken, is het van groot belang dat de arbeidskrachten in Nieuw-Nederland blijven.
In de voorwaarden bij een veiling op 29 mei 1664 lezen we dat het de koper vrij staat zijn tot slaaf gemaakte als ‘bondslave’ te gebruiken of door te verkopen. Het document leert ons dat een mens destijds 100 gulden oplevert, afgemeten naar de waarde van bevervellen.
Maar, belangrijker: het laat zien dat de WIC afhankelijk is van slaven om de kolonie Nieuw-Nederland zo snel mogelijk op te bouwen en winstgevend te maken. Gekochte slaven mogen Nieuw-Nederland niet verlaten, staat er namelijk, omdat het WIC als doel heeft ‘de bevolkingsgroei en de landbouw in de provincie te stimuleren’.*
Nieuw-Amsterdam wordt New York
De grootste gedocumenteerde Nederlandse aanvoer van tot slaaf gemaakten naar Nieuw-Amsterdam valt samen met de inname van Manhattan door de Engelsen. Ze komen met het slavenschip Gideon, dat in 1664 uit Amsterdam vertrekt met aan boord, naast allerlei handelswaar, een lading ijzeren pols- en enkelboeien. Het vaart van Amsterdam naar Angola, waar de kapitein zoveel mogelijk slaven zo snel mogelijk moet inladen, zo luiden zijn instructies.
Vanaf Angola vertrekt de Gideon naar de Caraïben, en van daaruit naar Nieuw-Amsterdam. Het meert aan in augustus 1664, met 291 tot slaaf gemaakten aan boord.*
Kort erop zeilt een Engelse vloot de haven binnen, op bevel van de hertog van York, om Nieuw-Amsterdam in te nemen. De Nederlanders zijn niet opgewassen tegen de overmacht. De Engelsen nemen het eiland in zonder dat ze een schot hoeven te lossen.* De Vrede van Breda, die in 1667 wordt gesloten, maakt de overname officieel.
Onder Engels bewind mogen de Nederlandse kolonisten op het eiland blijven, mits ze trouw zweren aan de Engelse kroon. Voor de Engelsen zijn ze immers van grote waarde; de kolonie is nog jong, en de Nederlanders, met al hun kennis en ervaring, zijn onmisbaar.
De meeste Nederlanders blijven dan ook. Ze proberen zich waar nodig aan te passen, terwijl ze hun taal en gebruiken zoveel mogelijk intact laten. Zakelijk gezien gaat het ze vaak voor de wind: ze kunnen hun bedrijven verder uitbouwen omdat ze nu deel uitmaken van het British Empire.
New York groeit als handelshaven en de Nederlandse koopmannen groeien mee. Nederlandse schepen gaan met bont, vis en hout naar Europa, en komen terug met Europese goederen en tot slaaf gemaakte Afrikanen. Vanuit New York verhandelen ze die naar andere delen van de kolonie. Nederlands New York heeft over het algemeen dus zeker niet alleen last van de Engelse overheersing.
Voor de zwarte bevolking maakt de komst van de Britten echter een eind aan de relatieve vrijheid die zij genieten onder de Nederlanders. In de jaren na de overname wordt de groeiende zwarte gemeenschap aan steeds strengere banden gelegd.
Het systeem wordt gewelddadiger, en de kans vrijgelaten te worden krimpt en krimpt. In 1740 is een op de vijf New Yorkers een tot slaaf gemaakte Afrikaan of een Afro-Amerikaan. Daarmee is New York de op een na grootste locatie met stedelijke slavernij, na Charleston in South Carolina.*
Het belang van het slavenkerkhof
Tot begin jaren negentig is er relatief weinig aandacht voor de rol van slavernij in de geschiedenis van New York. Onderzoek op dit gebied concentreert zich op de zuidelijke staten, waar slaven op grote schaal zijn ingezet op de plantages.
De toevallige ontdekking in 1991 van een eeuwenoude begraafplaats onder de fundamenten van Lower Manhattan, brengt daar verandering in. Bouwvakkers stuiten dat jaar op menselijke resten diep in de grond. Nader onderzoek leert dat op dit stuk grond in de zeventiende en achttiende eeuw zwarte New Yorkers werden begraven* – de segregatie werd ook tot in het graf doorgetrokken.
Archeologen leggen zo’n vierhonderd graven open en berekenen dat er in totaal tot wel twintigduizend graven van (tot slaaf gemaakte) Afrikanen moeten liggen onder Manhattan.* In een groot deel vinden ze sporen van Afrikaanse gewoontes, zoals kralen of schelpen en tekens op de kisten die lijken te verwijzen naar Ashanti-rituelen.
De ontdekking verbindt zwarte New Yorkers in één klap met het slavernijverleden en hun afkomst. Op de plek van de African Burial Ground staat sinds 2007 een monument, opgedragen aan ‘allen die zijn verloren, allen die zijn gestolen, aan allen die achter zijn gelaten, en aan allen die niet zijn vergeten’.
De kennis over het slavernijverleden van de stad geeft inzicht in een gecompliceerder en pijnlijker verleden dan veel New Yorkers zich konden voorstellen. Het vrije, tolerante New York heeft evengoed een rauw slavernijverleden, waarmee het in het reine moet proberen te komen.
Met het monument voor de African Burial Ground tracht New York de omvang van de Afrikaanse diaspora en het aandeel van de Afrikanen in de vorming van de stad in beeld te brengen.
De strijd voor vrijheid – maar niet voor slaven
Daarbuiten, in upstate New York, wordt nog steeds vooral aandacht besteed aan de Europese kant van de geschiedenis.
Het Senate House in Kingston (voorheen Wiltwijck,* als in: ‘wilde wijk’) is er een voorbeeld van. Hier wordt verteld hoe de Verenigde Staten in het algemeen, en New York in het bijzonder, zich ontwikkelde van Engelse kolonie tot een onafhankelijke natie.
Het Senate House is een eenvoudig woonhuis, waar ooit in het diepste geheim de eerste gesprekken over een democratische regering zijn gevoerd. Een historisch moment in de geschiedenis van een zich nog vormend Amerika, dat zich nota bene afspeelde in het huis van een Nederlander: Abraham Van Gaasbeek.
De bezoeker voelt al snel mee met de Nederlandse voorouder, wanneer onderschriften in tentoonstellingen in het Senate House hem of haar toespreken: ‘Denk aan de offers die gewone burgers brachten, zoals Abraham van Gaasbeek, die zijn leven, dat van zijn naasten en zijn bezittingen riskeerde toen hij zijn bescheiden stenen huis aanbood als ontmoetingsplaats voor de eerste Senaatsvergadering van de staat New York in 1777.* Zou jij hetzelfde hebben gedaan voor de strijd van Amerika voor de vrijheid?’
Ronkende teksten. Maar dat gevecht voor vrijheid beperkte zich wel tot de vrijheid van witte Amerikanen. In de kamer waarin de geheime vergaderingen plaatshadden, ligt ook een document met een overzicht van geïmporteerde handelswaar. Keurig op alfabetische volgorde, tussen ‘mahoniehout’ en ‘piment’ (peper), staat ‘negroes’: in totaal 2.887 mensen, die 115.040 pond hebben gekost.
De notitie die toelicht dat ‘de import van slaven [...] dit jaar ver onder het gemiddelde’ ligt, bewijst eens te meer dat ‘America’s fight for freedom’ in de tijd van Abraham van Gaasbeek niet voor alle mensen gestreden werd.
Aan het eind van de tour wordt de vaak onzichtbare band tussen de verschillende werelddelen met koloniaal Nederland onverwacht tastbaar als een Amerikaanse gids praat over een voormalige Nederlandse bewoner. Ze wil zijn achternaam uitspreken, maar struikelt over het woord: de Hollandse g-klank blijft in haar keel steken.
Een ander lid van onze groep, een Surinaams-Nederlandse kunstenaar, en ik schieten haar te hulp. ‘Schoenmaker’, zeggen we tegelijkertijd. De gids weet haar verrassing goed te verbergen – daar komt de geroemde en verguisde Amerikaanse politieke correctheid om de hoek kijken – maar ik zie kort in haar gezicht verwondering oplichten: hoe kan het dat een Aziatische vrouw en een zwarte man allebei Nederlands spreken? Het is vergelijkbaar met de verwondering die ik zelf voelde bij de advertentie van de weggelopen slaaf: ‘not very talkative, but speaks Dutch’.
Een persoonlijkere band met New York
Taal is een gevoelige en flirtzieke, maar taaie rakker. Wie de geschiedenis van Nederland in New York zoekt, wordt aangenaam verrast door namen als Dyckman, Harlem, Beverwyck, of Wiltwijck. Je band met New York wordt er persoonlijker door: dat we ergens, in de verte, iets te maken hebben met de schittering van deze metropool, deze dynamische plek vol mogelijkheden, is een onweerstaanbare gedachte.
Andersom heeft New York onmiskenbaar Nederland in zijn hart gesloten. Ik begrijp de behoefte om de band op te poetsen tussen ons kleine land en die grote, verre nakomeling. Het is de hang naar een verbinding die tijd en afstand overstijgt. Ik ben een migrant, ik begrijp dat verlangen als geen ander.
Maar in die omarming van Nederland door New York kan die andere kant niet vergeten worden. Slavernij was een onmisbaar onderdeel van een imperium-in-de-maak. Dat er zoveel mensen waren als Caesar – tot slaaf gemaakt, en Nederlands sprekend, in een negentiende-eeuws Engelstalig Amerika – is lang onzichtbaar geweest. Door hen te vergeten, vergeten we een deel van onze eigen geschiedenis.