De tienjarige dochter van een vriendin kwam ontroostbaar thuis van school. Iets met vriendinnen, groepjes, sociale gevoeligheden. Toen mijn vriendin aan de docent vroeg wat er precies gebeurd was, kwam er een gedecideerd antwoord. Dit was een klassiek geval van ‘meidenvenijn’.

Ik had het woord nooit gehoord, maar ik kon me er iets bij voorstellen. Meer dan iets. Toen ik tien was, herinner ik me, werd een groot deel van mijn mentale capaciteit in beslag genomen door het navigeren rond een machiavellistische vriendin, die ieder halfjaar een nieuwe, symbiotische vertrouweling uitkoos. Nooit mij.

Wat ik me ook herinner is dat mijn lieve juf verwoede pogingen deed om de grieven te temperen die aan deze dynamiek ontsproten – de gevoelens van uitsluiting, de jaloezie, de verwijten, de roddels. Eens in de zoveel tijd zaten we met een stel huilende meisjes en de juf in een kring, in een leeg lokaal. ‘Erover’ te praten.

Wat ‘er’ precies betekent laat zich moeilijk vatten. Maar bijna iedereen heeft wel een beeld bij de specifieke, onderhuidse manieren waarop meisjes elkaar het leven zuur kunnen

In het onderwijs heeft dat inmiddels dus een naam. En hoewel het woord ‘meidenvenijn’ me met ongemak vervult – heeft het niet een vaag seksistische ondertoon? Is het geen victim blaming? – blijft het in mijn hoofd hangen. Het raakt aan iets dat in allerlei amorfe vormen terugkeert in Laten we het even samenvatten als: de kwaliteit van hun sociale relaties.

Typisch meisjes, doe je niks aan

De term blijkt een duidelijk herleidbare oorsprong te hebben: ‘meidenvenijn’ werd in 2006 gemunt door voormalig docent Nederlands en onderwijskundige die er verschillende boeken over schreef en er jarenlang lezingen en cursussen over gaf.

Visser is bijna met pensioen, maar ze is nog niet uitgepraat over het onderwerp. ‘Maar ik ben geen wetenschapper, hè?’ benadrukt ze, als ik vraag of we elkaar kunnen spreken. ‘Al mijn ervaring komt uit de praktijk. Er wordt in Nederland weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dit verschijnsel. En ook Amerikaans onderzoek wordt schaarser.’

Hoe komt dat?

‘Er is, ook in het onderwijs, een neiging om meidenvenijn af te doen als “typisch meisjes”. Impliciet zeg je daarmee: hier doe je niks aan. Daarbij gaat het vaak om subtiel gedrag van goed aangepaste leerlingen, dat voor leerkrachten makkelijk te negeren valt – in tegenstelling tot het wangedrag van jongens, dat veel aandacht opeist.’

‘En dat terwijl meidenvenijn wel degelijk diepe sporen kan nalaten. Zelfs als je het ziet, blijft het moeilijk om aan te pakken. Maar om er iets aan te kunnen doen moet je het in de eerste plaats wel herkennen en erkennen. Dat er lange tijd geen woord voor bestond, zegt genoeg.’

Wanneer ben jij het gaan erkennen? 

‘Ik heb tien jaar voor de klas gestaan in de jaren tachtig en ben me daarna gaan bezighouden met sociale veiligheid op school, voor wat nu Ik zag bij mijn eigen dochter wat ze meemaakte met een dodelijke dynamiek binnen een vriendinnengroepje. Maar het kwartje viel toen we in 2004 samen de iconische Amerikaanse film Mean Girls zagen.’

‘Die film bleek gebaseerd op het werk van de Amerikaanse vechtsportleraar Rosalind Wiseman, die in haar bestseller Queen Bees and Wannabes (2002) het gedrag van meisjes op een Amerikaanse high school documenteerde. Ze beschreef een aantal archetypische, giftige dynamieken tussen meisjes en de maatschappelijke context waarin die tot stand komen.’

Meidenvenijn kan blijvend resulteren in een laag zelfbeeld, wantrouwen in sociale relaties en de neiging om in destructieve contacten te blijven hangen

‘Het boek maakte nogal wat los. Oprah Winfrey nodigde Wiseman uit; komiek Tina Fey wilde het boek verfilmen – dat werd De golf van aandacht die in de Verenigde Staten op gang kwam, bleef in Nederland uit. Als ik hier iets mee wilde, dacht ik, moest ik naar Amerika. Ik ben me daar gaan inlezen en met deskundigen gaan praten en heb toen ik terugkwam congressen voor het onderwijs georganiseerd. voor het voortgezet onderwijs en “Venijnige vriendinnen” voor het basisonderwijs. De stoelen waren niet aan te slepen.’

‘Tijdens de congressen en in het dat ik schreef, gebruikte ik het woord meidenvenijn als parapluterm voor de subtiele manieren waarop meisjes elkaar onderuithalen: konkelen, roddelen, stoken, negeren, buitensluiten. Het is een machtsmiddel en een sociaal experiment in populariteit.’

‘Alternatieve agressie’, zo wordt het in de Amerikaanse wetenschappelijke literatuur die er wel is En de gevolgen kunnen desastreus zijn. Meidenvenijn kan blijvend resulteren in een laag zelfbeeld, wantrouwen in sociale relaties en de neiging om in destructieve contacten te blijven hangen.’

Welke patronen begon je te zien, in je contact met scholen en docenten?

‘Op basis van de categorisering van Rosalind Wiseman ben ik voor de Nederlandse situatie – die echt anders is – een aantal terugkerende rollen gaan onderscheiden in meidenkliekjes. In de hiërarchie die Wiseman beschrijft is er een “queen bee”, die om verschillende redenen de meeste aandacht trekt in een klas.’

‘Zo’n queen bee heeft haar hofdame, die er alles aan doet om haar positie als hartsvriendin te behouden. Daaronder bungelen wannabes en omstanders, en vaak is er ook een “mikpuntmeisje” tegen wie de kliek zich afzet omdat ze als bedreiging wordt gezien of een buitenbeentje is.’

‘Maar in de jaren dat ik me met de aanpak van meidenvenijn op school bezighield, viel mij op dat dit hiërarchische model niet altijd van toepassing is. Net zo vaak wisselen de machtsverhoudingen binnen vriendinnenclubjes. Als een soort amoebe verandert de samenstelling in duo’s, trio’s en andere kongsi’s met steeds nieuwe slachtoffers.’

‘Daarnaast zijn er nog de valse vriendinnen, of frenemies: groepjes van twee of drie meisjes, wier vriendschap onbreekbaar lijkt, maar in werkelijkheid wispelturig is, door onderlinge kritiek, jaloezie en concurrentie. Vriendschappen, kortom, waar je niet zonder wilt, maar die je ook gek maken.’

Hoe verschilt dit soort gedrag van pesten?

‘Het wordt vaak op één hoop gegooid met pesten, maar dat klopt niet. Het doet geen recht aan de sleutelrol die vriendschap juist speelt in meidenvenijn. Dat is ook precies wat het subtieler en onzichtbaarder maakt dan pesten. Tegen pesten hebben veel scholen protocollen, maar dit blijft regelmatig onder de radar, waardoor het kan woekeren.’

Iets aan de term meidenvenijn zit me dwars. Is het geen selffulfilling prophecy om dit gedrag altijd maar alleen aan meisjes toe te schrijven? Geven we ze zo niet de schuld van iets maatschappelijks?

‘Je kunt er simpelweg niet omheen dat dit zich voornamelijk voordoet onder meisjes. Ik kom vrouwen tegen die glashard ontkennen dat ze hiermee ooit te maken hebben (gehad), maar dat geloof ik niet.’

‘En natuurlijk is het maatschappelijk, dat liet Mean Girls al goed zien. Meidenvenijn ontstaat nog altijd in een context waarin meisjes druk ervaren van verwachtingen, dat ze bijvoorbeeld aardig en welgevallig zijn. Een context ook waarin ze geseksualiseerd worden en voortdurend blootstaan aan mediaboodschappen die de dubbele standaarden die er nog altijd zijn weerspiegelen.’

Toen je met dit onderwerp begon waren sociale media lang niet zo groot als nu. Inmiddels wordt duidelijk dat die een grote rol spelen bij de verminderde geestelijke gezondheid van meisjes. Hoe kijk jij daarnaar?

‘Ik denk dat sociale media een tool zijn, die uitvergroten wat er al speelt. Maar wel een tool die tieners volledig in hun dagelijks leven hebben geïntegreerd – 24 uur per dag. Sociale media en acties als slutshamen en exposen van je vrienden brengen volgens mij nu aan de oppervlakte wat we al die tijd hebben gerelativeerd: meisjes kunnen vreselijk voor elkaar zijn. En natuurlijk is het giftig, die dictatuur van sharen, liken en taggen. Het brengt nieuwe codes met zich mee voor dezelfde machtsspelletjes. En het werkt allemaal veel meer door.’

Je boeken richten zich uitsluitend op het onderwijs. Wat kunnen docenten doen?

‘Nogmaals, ik ben geen wetenschapper, veel van wat ik aanreik is niet evidencebased. Ik heb in de loop der jaren theoretisch onderbouwde interventies verzameld die zich in de praktijk bewezen hebben, in combinatie met eigen creatieve acties van leerkrachten.’

‘En ook wat níét helpt schreef ik op. Vooral vrouwelijke leerkrachten hebben een voorkeur voor praten met de meisjes, over ieders gevoelens. Terwijl ze tegelijkertijd aangeven dat de gesprekjes veel tijd kosten en weinig verandering brengen. In veel gevallen bestendig je de dynamiek er juist mee.’

‘Ik ben er wel van overtuigd geraakt dat je de macht moet doorbreken en het wangedrag van machtige meisjes gewoon niet moet tolereren. In het Nederlandse onderwijs overheerst steeds sterker een hulpverlenersmentaliteit, waardoor de nadruk altijd op het empoweren van de mikpunten ligt. Daarmee zeg je eigenlijk: jíj doet iets niet goed.’

‘Soms wordt ook van queen bees wel uitgezocht waar hun gedrag vandaan komt. Maar het is uiteindelijk een structureel probleem, niet iets van individuele leerlingen. Alle betrokkenen moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor de sociale relaties in een klas. En natuurlijk ook hun leerkracht.’

‘En dat is wél evidencebased. Onderzoek van van de en van de laat zien dat er bij pesten en andere negatieve patronen altijd meer relevante spelers zijn dan pester en slachtoffer – in het geval van meidenvenijn: mikpunt en queen bee. Hofdames, wannabe’s en verscheurde omstanders hebben ook deel aan het negatieve sociale proces.’

‘Ik vind het nog steeds vreemd en spijtig dat er niet meer onderzoek gedaan wordt. Al moet ik wel zeggen: áls er dan een keer een studie verschijnt, is het vaak een bevestiging van wat we al wisten, uit de praktijk.’

Meer lezen?