Op de kleinkinderen passen komt oma duur te staan
Dat het inkomen van vrouwen keldert wanneer ze moeder worden, is inmiddels bekend. Maar nu blijkt dit ook te gelden voor grootouders die op de kleinkinderen passen.
Kinderen zijn kostbare wezens: als Holle Bolle Gijsjes verslinden ze tijd, geld en energie.
Vooral van hun ouders, die daar – zoals bekend – heel veel voor terugkrijgen. En ook de samenleving betaalt mee, onder meer via verlofregelingen, kinderbijslag, kinderopvangtoeslag, onderwijs, jeugdzorg, openbare speeltuinen en allerhande subsidies.
Maar er is nóg een partij die direct in toekomstige generaties investeert: grootouders. Opa’s en oma’s geven hun kleinkinderen cadeautjes, geld en snoep. En vooral geven ze hun kleinkinderen hun tijd: 60 procent van de Nederlandse grootouders past geregeld op een kleinkind.*
Grootouders vormen zo een belangrijke pijler onder menig gezin: vier op de tien* gezinnen combineren de ‘formele opvang’ (crèche, oppas, gastouder) met ‘informele opvang’ – oftewel, met opa of oma die één of meerdere dagen in de week komt oppassen – en voor 20 procent van de gezinnen zijn grootouders de enige* extra bron van zorg.
De meeste grootouders doen dat met liefde en plezier, want net als ouders krijgen zij er veel voor terug.
Maar: het kost hun ook wat.
Maak kennis met de 'kleinkindboete'
Wanneer een vrouw een kind krijgt, keldert haar inkomen met gemiddeld 46 procent.*
Die ‘babyboete’ ontstaat doordat vrouwen, wanneer ze eenmaal moeder zijn, hun betaalde werk terugschroeven om te kunnen zorgen. Nieuwbakken vaders doen dat nauwelijks; hun inkomen blijft dan ook nagenoeg gelijk. Deze ongelijke verdeling van betaald en onbetaald werk is de belangrijkste oorzaak van de financiële ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, de kleinere financiële zelfstandigheid van vrouwen, en de grotere kans van vrouwen om onder de armoedegrens te belanden.
Recent internationaal onderzoek laat zien dat niet alleen moeders, maar ook grootmoeders een babyboete betalen – of beter gezegd, een ‘kleinkindboete’.
Grootmoeders zijn een drijvende kracht achter de arbeidsparticipatie van moeders
Dat zit zo: de meeste kleinkinderen worden geboren wanneer hun grootouders de pensioenleeftijd nog niet hebben bereikt. Gaat de kersverse moeder na haar verlof weer aan het werk, dan komen oma en opa vaak één of meer dagen in de week oppassen. Vooral oma, want net als ouders blijken ook grootouders deze zorg zelden gelijk te verdelen.
Gevolg: in de Canadese provincie Quebec daalt het inkomen van vrouwen met gemiddeld 16 procent wanneer ze grootmoeder worden. Ook grootvaders gaan in deze provincie minder betaald werken: hun inkomen daalt minder snel, maar uiteindelijk ook met 15 procent.*
In Denemarken, waar de rol van grootouders in de zorg voor kinderen relatief klein is, daalt het inkomen van grootmoeders met bijna 9 procent; daarmee is de kleinkindboete voor grootmoeders ongeveer vier keer zo groot als voor grootvaders.*
En in Oostenrijk stijgt de kans dat een vrouw de arbeidsmarkt verlaat met gemiddeld 9 procent op het moment dat zij een kleinkind krijgt.*
Hoe lager de boete voor moeder, hoe hoger voor grootmoeder
Generaties, zo blijkt, zijn communicerende vaten van zorg en tijd. Hoe lager de babyboete in Quebec bijvoorbeeld uitviel voor moeder, hoe hoger ze was voor grootmoeder.
Grootmoeders zijn dus een drijvende kracht achter de arbeidsparticipatie van moeders – het is alleen niet alsof ze daar niet iets anders voor moeten laten. Al helemaal niet nu steeds meer vrouwen van vijftig en zestig plus deelnemen aan de arbeidsmarkt.
Voor zover ik weet heeft nog niemand de hoogte van de kleinkindboete in Nederland berekend. Mogelijk valt die hier relatief laag uit, omdat het merendeel van de Nederlandse vrouwen van 55 jaar en ouder sowieso al een deeltijdbaan heeft, waardoor ze niet altijd minder hoeven te gaan werken om voor een kleinkind te zorgen.
In die zin hebben de meeste Nederlandse grootmoeders hun kleinkindboete al vooruitbetaald.
Beleid moet ook over de rol van grootouders gaan
Wat het onderzoek naar de kleinkindboete vooral aantoont, naast de hoogte en ongelijke verdeling ervan, is dat de manier waarop de zorg voor kinderen in een land is geregeld meerdere generaties beïnvloedt.
Zo bleek in Oostenrijk dat de kans dat een vrouw na de geboorte van een kleinkind stopt met werken niet alleen afhangt van hoe dicht ze bij haar kleinkind in de buurt woont (hoe dichterbij, hoe groter de kans), maar ook van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van kinderopvang. Hoe lastiger kinderopvang te regelen is, hoe waarschijnlijker het is dat oma (en iets minder vaak opa) doordeweeks bijspringt.
Wat als de effecten van gratis kinderopvang niet alleen bij ouders, maar ook bij grootouders te zien zijn?
In Quebec bleek de stapsgewijze invoering van bijna gratis kinderopvang voor ieder kind een positief effect te hebben op de arbeidsparticipatie van moeders. Dat was natuurlijk de bedoeling, maar het was óók goed voor de arbeidsdeelname van grootmoeders. Voor moeders ging het aantal gewerkte uren met gemiddeld 4 procent omhoog; voor grootmoeders met 2 procent.
Die internationale voorbeelden laten zien dat de Nederlandse discussie over ‘bijna gratis kinderopvang’ niet alleen over kinderen en ouders zou moeten gaan, maar óók over grootouders.
De onlangs met twee jaar uitgestelde ‘stelselherziening kinderopvang’, die bijna gratis kinderopvang mogelijk zou maken, is vooral bedoeld om ouders – en dan met name moeders – méér te laten werken. Het Centraal Planbureau acht de kans groot dat ouders in zo’n nieuw stelsel de oppasdag van opa en oma zullen inruilen voor formele kinderopvang, zonder daarbij meer uren te gaan werken. Het beoogde arbeidsmarkteffect zou dan dus uitblijven. Maar wat als de effecten van gratis kinderopvang niet alleen bij ouders, maar ook en vooral bij grootouders te zien zijn?
Ga maar na: wanneer grootouders worden vrijgespeeld van doordeweeks oppassen, kunnen ze die vrijgekomen tijd besteden aan meer betaald werk, vrijwilligerswerk, of mantelzorg. (Of, wee hun gebeente, aan theedrinken op de bank.) Met een beetje geluk hebben ze dan ook meer energie over voor af en toe een logeerpartij in het weekend: party time for all.
Rekening houden met alle generaties
Net als in andere geïndustrialiseerde landen geldt het kerngezin in Nederland als dé plek waar kinderen worden grootgebracht. Maar de groep die kinderen grootbrengt is veel poreuzer, veelvormiger en wijdlopiger dan dat. Ook de overheid, de crèche, de school, de buren én de grootouders doen mee.
Het is waarschijnlijk lastig voor politici, ambtenaren en planbureaus om al die partijen én de verschillende ‘overloopeffecten’ in het oog te houden wanneer ze beleid maken rondom de zorg voor kinderen. Of rondom andere thema’s: het verhogen van de pensioenleeftijd, zo zagen onderzoekers, kan ervoor zorgen dat grootouders meer betaald werk gaan doen, met minder betaald werk voor moeders tot gevolg.
Maar dat het lastig is, wil niet zeggen dat ze het niet moeten proberen. Als de kleinkindboete ergens toe noopt, dan is het wel tot een bijstelling van het standaardbeeld van het gezin, én van wie er voor de kinderen zorgt.