Alsof je weet waar je mee bezig bent
Het huis waar ik woon staat in een buurt waar veel toeristen komen. Ik woon op de begane grond, en soms word ik, wanneer ik aan de keukentafel zit te werken en even opkijk, aangestaard door een groep Japanse, Russische, of – steeds vaker – Indiase toeristen. Dat wil zeggen: niet de toeristen staren me aan, maar de lenzen van hun camera’s – ouderwetse digitale camera’s, of moderne waarmee je ook kan bellen en muziek beluisteren. Terwijl hun gids iets vertelt over de buurt, staren zij al klikkend en flitsend naar kleine schermpjes waarop hun foto’s verschijnen. Soms zwaai ik, maar meestal richt ik me hoofdschuddend weer tot mijn eigen scherm om, bijvoorbeeld, foto’s te bekijken op Facebook.
Verbazing en opwinding over fotograferende toeristen zijn, net als de fotograferende toeristen zelf, al zo’n 130 jaar oud. De camera-geobsedeerde toerist, zo luidt de kritiek, gaat een échte ervaring uit de weg door een stuk techniek als een soort schild tussen zichzelf en zijn omgeving te plaatsen. En dan maken ze ook nog eens allemaal dezelfde, clichématige foto’s. ( The Leaning Tower of Pisa , een foto van Martin Parr uit 1990, verbeeldt deze neiging het best, maar de voorbeelden zijn talloos.) Met de digitalisering die het oneindig maken en uploaden van foto’s mogelijk maakt is daar bovendien nog het bezwaar bijgekomen dat we met z’n allen veel te veel fotos produceren, waarvan we het merendeel waarschijnlijk nooit meer zullen bekijken. Verspilling en overdosis tegelijk.
Ook ik maak me regelmatig schuldig aan het om zulke redenen mopperen op, of uitlachen van, fotograferende toeristen – wat vooral vanaf mijn eigen keukentafel, met niet alleen hun camera’s maar ook mijn raam tussen ons in, lekker makkelijk en veilig is. Dat ik, wanneer ik zelf op vakantie ben, ook regelmatig een camera tevoorschijn haal, doet er dan even niet toe.
Toch vraag ik me af of de aannames achter die kritiek wel de juiste zijn. De toerist produceert generieke foto’s, klagen we, en het zijn er te veel – en hij gaat een echte ervaring uit de weg. Maar wie zegt dat het de toerist om een origineel plaatje te doen is? En wie zegt dat hij die foto’s later allemaal weer wil bekijken? Je kan een fotocamera inderdaad gebruiken om bijzondere beelden mee vast te leggen die het terugkijken waard zijn. Maar de techniek is, zeker in een tijdperk waarin een foto maken feitelijk gratis is, veelzijdiger dan dat. Net als een telefoon eigenlijk: die kan je gebruiken als communicatiemiddel, maar ook prima als horloge of als fototoestel.
Misschien is een camera ook wel uiterst geschikt om op haast reflexmatige wijze plaatjes te schieten wanneer je wordt geconfronteerd met een hellende toren of een vier eeuwen oud grachtenpand. Om jezelf een houding te geven. Dat je aldus fotograferend een ‘echte’ ervaring uit de weg zou gaan, is misschien wel het hele punt – want wat, in vredesnaam, is een authentieke toeristische belevenis überhaupt? Ik zou het niet weten, en ik denk dat al die Japanners, Russen en Indiërs voor mijn huis vaak ook geen idee hebben. Dan is het eigenlijk alleen maar fijn om zo’n hulpmiddel – een camera – bij je te hebben: FLITS, en het lijkt of je precies weet, waar je mee bezig bent.